ECLI:NL:RBZWB:2024:5920

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/425823 / JE RK 24-1528
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Gessel
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in verband met onveiligheid bij de moeder en stiefvader

Op 21 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een spoedbeschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, verzocht om de regie te voeren over de contactregeling tussen [minderjarige] en zijn moeder, vanwege ernstige zorgen over de veiligheid in de thuissituatie. De moeder woont samen met haar stiefvader, met wie zij een onveilige relatie heeft, wat leidt tot conflicten en bedreigingen die ook [minderjarige] raken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sinds juni 2024 grote zorgen zijn over de situatie, waarbij de moeder en [minderjarige] in gevaar zijn door de stiefvader.

De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:265g BW en analoge toepassing van artikel 800 en 809 Rv besloten om met spoed de zorg- en opvoedtaken te wijzigen. De GI heeft verzocht om de regie over de contactregeling, waarbij de moeder en [minderjarige] ten minste 1,5 uur per week contact hebben, met als doel te werken naar een co-ouderschapsregeling. De kinderrechter heeft de zorgen van de GI bevestigd en de wijziging van het ouderschapsplan voorlopig toegewezen voor de duur van twee weken, met de mogelijkheid om het verzoek verder te behandelen in een mondelinge zitting.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van Gessel, kinderrechter, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld door mr. Jansen in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/425823 / JE RK 24-1528
Datum uitspraak: 21 augustus 2024
(spoed)beschikking wijzigen van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken c.q. recht op omgang ex artikel 1:265g BW
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
locatie ‘s-Hertogenbosch
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het spoedverzoek van de GI met bijlagen van 21 augustus 2024, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
[minderjarige] woont bij de vader.
2.3
Bij beschikking van deze rechtbank van 3 april 2024 heeft de rechtbank [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 3 april 2024 tot 3 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt met spoed, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de zorg- en opvoedtaken te wijzigen in de zin dat de GI voortaan de regie voert over de contactregeling tussen [minderjarige] en de moeder, voor wat betreft de locatie, de duur, de frequentie en de mate/vorm van begeleiding, waarbij de moeder en [minderjarige] ten minste voor de duur van 1,5 uur per week contact hebben met elkaar en waarbij het doel is om toe te werken naar een co-ouderschapsregeling.

4.De beoordeling

Wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter gedurende de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedtaken wijzigen of vaststellen indien dat in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
4.2
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en 809 lid 3 Rv kan een beschikking betreffende een voorlopige ondertoezichtstelling, machtiging uithuisplaatsing, voorlopige voogdij alsmede een beschikking als bedoeld in artikel 1:265i, tweede lid BW aanstonds worden afgegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
4.3
Nu bij wet niet is voorzien in de mogelijkheid om met spoed te beslissen op artikel 1:265g lid 1 BW, zal de kinderrechter in deze zaak, gelet op de spoedeisendheid, analoge toepassing geven aan artikel 800 lid 3 en 809 lid 3 Rv.
Inhoudelijke beoordeling
4.4
De kinderrechter overweegt als volgt.
Uit de overgelegde stukken blijft dat er sinds juni 2024 grote zorgen zijn over de relatie tussen de moeder en de stiefvader en het effect daarvan op haar kinderen, onder wie [minderjarige] . In de thuissituatie is er sprake van veel ruzie tussen de moeder en de stiefvader, waarvan [minderjarige] veel meekrijgt. Dit benoemt [minderjarige] bij zijn PMT-therapeut en de jeugdbeschermer. In haar verzoek noemt de GI verschillende voorbeelden waaruit de zorgen blijken. Zo heeft de moeder op 24 juni 2024 contact opgenomen met de GI en meldt zij dat de stiefvader haar op straat dreigt te zetten, heeft er op 29 juni 2024 een escalatie voorgedaan tussen de partner van de moeder en de grootvader (opa moederzijde), bericht de moeder op 1 juli 2024 dat de stiefvader geld steelt van haar kinderen en opnieuw dreigend is en doet de moeder meldingen van doodsbedreigingen door de stiefvader. Hoewel de moeder in eerste instantie bij de GI aangeeft dat de relatie met de stiefvader nu voorbij is, is de moeder angstig voor hem vanwege aanhoudende bedreigingen. Ook [minderjarige] is bang.
4.5
Op 19 juli 2024 zijn de volgende veiligheidsafspraken gemaakt:
- op het moment dat [minderjarige] of de moeder in direct gevaar zijn, gaat de moeder met [minderjarige] naar opa (mz);
- wanneer er fysieke agressie plaatsvindt richting [minderjarige] of de moeder, gaat de moeder direct met [minderjarige] naar opa (mz);
- op het moment dat [minderjarige] of de moeder zich onveilig voelen, gaat de moeder direct met [minderjarige] naar opa (mz).
4.6
Ondanks voormelde veiligheidsafspraken blijft de situatie zorgelijk. De stiefvader heeft op 20 juli 2024 gedreigd de woning van de moeder in brand te steken. Daarnaast wenst de stiefvader de moeder dood. De moeder is daarop met [minderjarige] en zijn halfbroertje naar opa (mz) vertrokken en [minderjarige] de volgende dag naar de vader gebracht.
4.7
Sinds 21 juli 2024 verblijft [minderjarige] bij de vader, waarbij het in eerste instantie de bedoeling zou zijn dat hij 26 augustus 2024 weer naar de moeder zou gaan. Echter, op 1 augustus 2024 verneemt de GI dat de moeder weer samen is met de stiefvader. De moeder heeft de GI te kennen gegeven dat de relatie met de stiefvader nu weer stabiel is. De moeder acht het voldoende veilig bij haar thuis. De GI schat de situatie daarentegen in als onveilig, waarna de stiefvader dreigend is geweest naar de jeugdbeschermer.
4.8
Gelet op al het voorgaande ziet de kinderrechter noodzaak om de zorg- en opvoedtaken met spoed en zonder het horen van belanghebbenden te wijzigen. Gebleken is dat er zich in de afgelopen maanden zorgelijke situaties hebben voorgedaan waarbij het niet veilig was [minderjarige] . Ook op dit moment wordt het voor [minderjarige] bij de moeder en de stiefvader onveilig geacht en kan het contact tussen de moeder en [minderjarige] in de thuissituatie niet veilig worden vormgegeven. Samen met de GI acht de kinderrechter het van belang dat alle betrokkenen de veiligheid voorop blijven stellen. Daar past bij dat er een hernieuwd en veilig contact moet plaatsvinden tussen de moeder en [minderjarige] , onder regie van de GI. De kinderrechter zal het spoedverzoek dan ook toewijzen voor de duur van twee weken. De kinderrechter zal het overige deel van het verzoek aanhouden tot na te melden mondelinge behandeling.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
wijzigt voorlopig het ouderschapsplan van 20 januari 2023 ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en bepaalt dat de moeder en [minderjarige]
voorlopig,voor de duur van twee weken,recht hebben op contact met elkaar onder regie van de GI voor wat betreft de locatie, de duur, de frequentie en de mate/vorm van begeleiding van het contact en waarbij de moeder en [minderjarige] ten minste voor de duur van 1,5 uur per week contact hebben met elkaar en waarbij het doel is om weer toe te werken naar een co-ouderschapsregeling;
5.2
houdt de behandeling van het restende deel van het verzoek van de GI om de verdeling van de zorg- en opvoedtaken te wijzigen aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2024 te [uur], bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda (mr. Van Gessel) Stationslaan 10, 4815 GW;
5.3
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de moeder en de vader;
5.4
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024 door mr. Van Gessel, kinderrechter.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is bij afwezigheid van mr. van Gessel op 22 augustus 2024 vastgesteld door mr. Jansen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.