ECLI:NL:RBZWB:2024:5931

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
24 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/425515 / FA RK 24/3704
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 13 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1988. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de cliënt, zijn advocaat en verschillende zorgprofessionals aanwezig waren.

De cliënt heeft in het verleden veel meegemaakt, wat heeft geleid tot psychische problemen en een gebrek aan vertrouwen in de zorginstelling waar hij verblijft. Tijdens de behandeling werd duidelijk dat de cliënt zich niet veilig voelt in de huidige zorgsetting en dat hij behoefte heeft aan meer autonomie. De gedragsdeskundige en de bestuurder van de zorginstelling gaven aan dat de cliënt in de afgelopen jaren vooruitgang heeft geboekt, maar dat er nu sprake is van een situatie die zijn zorgbehoefte overstijgt.

De rechtbank oordeelde dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, wat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk maakt. De cliënt heeft zich onttrokken aan de zorg en vertoonde dreigend gedrag. De rechtbank verleent daarom de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 24 september 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/425515 / FA RK 24/3704
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 13 augustus 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
verblijvende [stichting] , [afdeling] , [adres]
,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. M. Kalle te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 augustus 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Goes van 10 augustus 2024;
de medische verklaring van 10 augustus 2024;
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg dan wel een verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1c Wzd van 5 juni 2013.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [naam 1] , gedragsdeskundige;
- de heer [naam 2] , bestuurder;
- de heer [naam 3] , persoonlijk begeleider.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van cliënt te verlenen.

3.Standpunten

3.1
Cliënt merkt op dat hij in het verleden veel heeft meegemaakt, waardoor hij beschadigd is geraakt. Daardoor heeft hij onder meer moeite met slapen. Ook belemmert dit hem om met anderen een vertrouwensband op te bouwen. Dit ligt anders ten aanzien van zijn persoonlijk begeleider, met wie hij wel een goede klik heeft. Direct voorafgaand aan de inbewaringstelling zat hij vol met emoties. Deze toestand zorgde ervoor dat hij na zijn werk niet is teruggekeerd naar [stichting] , maar in plaats daarvan naar zijn pleegouders in [plaats] is gefietst. Dat de situatie zo uit de hand is gelopen komt omdat hij, ondanks zijn verblijf in [stichting] gedurende inmiddels jaren, nog steeds niet de hulp krijgt die hij nodig heeft. Ook ervaart hij daar niet die veiligheid, zoals hij die kende toen hij bij zijn pleegouders woonde. Daardoor is hij het vertrouwen in [stichting] volledig kwijt geraakt. Hij wil verder komen in het leven, echter daarvoor heeft hij zoals al gezegd veiligheid en vooral ook rust nodig, die hij niet vindt in [stichting] .
3.2
De gedragsdeskundige brengt naar voren dat cliënt de indruk wekt dat hij de afgelopen vijf jaren in [stichting] geen stappen vooruit heeft gemaakt. In dat verband wijst hij er op dat cliënt zich bij zijn komst in de zorginstelling in een zeer zorgwekkende toestand bevond. Cliënt at en dronk onvoldoende, zijn hygiënische verzorging was ondermaats, hij kende een ongezond dag- en nachtritme en had geen dagbesteding. Dit bij elkaar zorgde voor belangrijke gezondheidsrisico’s, met name ook omdat cliënt diabetes heeft. Cliënt heeft de afgelopen jaren met de aan hem geboden zorg aanmerkelijke vooruitgang laten zien. Er is sprake van een betere zelfverzorging, hij heeft een adequaat dag- en nachtritme, zijn diabetes is onder controle en hij heeft een goede klik met de medebewoners. Ook werkt hij vijf dagen per week in een tuincentrum, waar hij een fijn sociaal netwerk heeft opgebouwd. De gedragsdeskundige vermoedt dat dit alles verstoord is geraakt door een aantal factoren die bij elkaar voor cliënt stresserend hebben gewerkt. Dit zijn het niet kunnen accepteren van de beëindigde relatie met zijn vriendin, een aanstaande wijziging van de geslachtsnaam van zijn twee kinderen en recente onrust bij een medebewoner van de zorginstelling. Daarbij komt nog dat cliënt kampt met galstenen. Er is wegens deze omstandigheden een situatie ontstaan, waarin de tot dusver geboden zorg in een vrijwillig kader niet langer volstaat. Op de opmerking van de advocaat dat cliënt laat blijken het liefst naar een andere zorginstelling in Zeeland te willen antwoordt de gedragsdeskundige dat hem niet bekend is of er daar passende zorgplekken beschikbaar zijn. Mocht dit wel het geval zijn, ook dan biedt dit geen garantie dat de situatie die tot de inbewaringstelling heeft geleid zich niet zal herhalen. Daarbij wijst hij erop dat een eerder verblijf van cliënt in een zorginstelling in Zeeland niet goed is verlopen.
3.3
De bestuurder sluit zich aan bij het hetgeen door de gedragsdeskundige naar voren is gebracht. Hij voegt daaraan toe dat cliënt laat blijken dat hij het liefst zelfstandig zou willen wonen. Dit wordt echter wegens de combinatie van een verstandelijke beperking, een autismespectrumstoornis en zijn verleden niet haalbaar geacht. Op de momenten dat cliënt over meer autonomie wil beschikken, is er sprake van een spanningsveld. Ook overziet hij de consequenties van zijn (verbale) acties richting anderen, waaronder ook zijn kinderen die hem zeer aan het hart gaan, niet altijd. Om adequaat te kunnen functioneren heeft cliënt nadrukkelijk behoefte aan de hem intussen vertrouwde structuur en begeleiding zoals die door [stichting] wordt geboden. Een overplaatsing zou betekenen dat alles wat er tot dusver in de behandelrelatie met cliënt is opgebouwd teniet wordt gedaan en dat hij in een geheel andere zorgsetting van voren af aan moet starten.
3.4
De persoonlijke begeleider merkt aanvullend op dat hij wenst te benadrukken dat cliënt veel behoefte heeft aan duidelijkheid en structuur, die hij binnen [stichting] ook geboden krijgt. Wel ervaart hij dat cliënt moeite heeft om duidelijk te maken met welke problematiek hij daadwerkelijk kampt en waar zijn hulpvraag ligt. Dit maakt het lastig om vast te stellen wat hij exact aan zorg en hulpverlening nodig heeft.
3.5
De advocaat voert aan dat zijn cliënt duidelijk is in zijn standpunt. Hij wil niet langer in [stichting] zijn. Indien mocht blijken dat dit voorlopig niet mogelijk is dan wil cliënt in elk geval niet langer in een verplicht kader in [stichting] verblijven. Hij wil verder met zijn leven. De inbewaringstelling zorgt ervoor dat hij te weinig vrijheden heeft en dat hij niet naar de dagbesteding kan. Er is bovendien geen sprake meer van een crisissituatie of van zodanig onmiddellijk dreigend ernstig nadeel dat een voortzetting inbewaringstelling noodzakelijk is. Namens cliënt stelt hij zich daarom op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen. Ten slotte wenst hij op te merken dat cliënt zich wel open stelt voor therapeutische (trauma)hulpverlening, mits die in een vrijwillig kader wordt geboden.

4.Beoordeling

4.1
Op 10 augustus 2024 heeft de burgemeester van de gemeente Goes ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
4.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstige vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van een psychische stoornis, te weten verstandelijke beperking dit ernstig nadeel veroorzaakt.
4.3
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige materiële schade, ernstige immateriële schade, maatschappelijke teloorgang, bedreiging van de veiligheid van cliënt al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Cliënt is op
9 augustus 2024 na zijn werk niet teruggekeerd naar [stichting] . In plaats daarvan is hij naar zijn pleegouders gefietst, die hem geen onderdak konden bieden. Cliënt heeft zich vervolgens onttrokken aan de voor hem noodzakelijk geachte zorg door te weigeren terug te keren naar [stichting] . Na het inzetten van de crisismaatregel bedoeld tot voortzetting van zijn verblijf in [stichting] heeft cliënt verbaal en fysiek dreigend gedrag laten zien.
4.4
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.5
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie. Hij geeft aan het vertrouwen in de zorginstelling en zijn gevoel van veiligheid kwijt te zijn geraakt. Daarnaast vindt cliënt dat de huidige zorg in een verplicht kader hem te zeer beperkt in zijn mogelijkheden om zijn leven, waaronder zijn werk, te kunnen oppakken. Zijn behandelaar ziet daarvoor - op termijn - mogelijkheden zodra hij weer voldoende is gestabiliseerd en er tevens duidelijke kaders zijn om die situatie te kunnen vasthouden.
4.6
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats],
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 24 september 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Phillips, rechter en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 22 augustus 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.