Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 13 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1988. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de cliënt, zijn advocaat en verschillende zorgprofessionals aanwezig waren.
De cliënt heeft in het verleden veel meegemaakt, wat heeft geleid tot psychische problemen en een gebrek aan vertrouwen in de zorginstelling waar hij verblijft. Tijdens de behandeling werd duidelijk dat de cliënt zich niet veilig voelt in de huidige zorgsetting en dat hij behoefte heeft aan meer autonomie. De gedragsdeskundige en de bestuurder van de zorginstelling gaven aan dat de cliënt in de afgelopen jaren vooruitgang heeft geboekt, maar dat er nu sprake is van een situatie die zijn zorgbehoefte overstijgt.
De rechtbank oordeelde dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, wat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk maakt. De cliënt heeft zich onttrokken aan de zorg en vertoonde dreigend gedrag. De rechtbank verleent daarom de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 24 september 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.