ECLI:NL:RBZWB:2024:5938

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
24 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/425737 / FA RK 24/3817
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Weerkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van crisismaatregel op basis van Wvggz

Op 21 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om verlenging van de crisismaatregel die op 19 augustus 2024 was opgelegd. Betrokkene, geboren in 1992, is dakloos en heeft een geschiedenis van middelengebruik en psychische problemen. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 augustus 2024 werd betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de officier van justitie niet aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene in het verleden agressief gedrag heeft vertoond en dat er een vermoeden is van een psychotische kwetsbaarheid. De verpleegkundig specialist heeft verklaard dat betrokkene tijdens eerdere crisismaatregelen geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakte zodra de middelen die hij gebruikte waren uitgewerkt. De advocaat van betrokkene betoogde dat de wettelijke vereisten voor voortzetting van de crisismaatregel niet meer voldaan zijn, gezien de huidige omstandigheden.

Na beoordeling van de gedingstukken en de mondelinge behandeling concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat betrokkene nog steeds in een psychotische toestand verkeerde die onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakte. De rechtbank wees het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/425737 / FA RK 24/3817
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 21 augustus 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.A. Breewel-Witteveen te Goes.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 augustus 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 19 augustus 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom tot het nemen van de crisismaatregel van 19 augustus 2024;
- de medische verklaring van 19 augustus 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2024 op de locatie Politie Zeeland-West-Brabant, Mijkenbroek 31 te Breda.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam], verpleegkundig specialist, via een telefonische verbinding.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene spreekt onsamenhangend en maakt voortdurend drukke gebaren. Wanneer de behandelend rechter hem vraagt hoe het met hem gaat, geeft hij herhaaldelijk aan “ik heb niets gedaan” en “ik ben niet ziek”.
3.2
De verpleegkundig specialist brengt naar voren dat betrokkene geboren is in [geboorteplaats], alwaar hij in het leger heeft gediend en vervolgens is weggelopen en uiteindelijk
is gevlucht naar Nederland. Betrokkene is dakloos, is vanaf de puberleeftijd bekend met polymiddelengebruik. Er lijkt sprake van een psychotische kwetsbaarheid die samenhangt met middelengebruik. Er is daarnaast een vermoeden van PTSS en van een licht verstandelijke beperking.
Vanaf 16 augustus 2024 was betrokkene vrijwillig opgenomen op de afdeling HIC van de [ggz-instelling] te [plaats]. Gedurende de opname vertoonde betrokkene luidruchtig gedrag met antisociale kenmerken, waarbij hij onsamenhangend sprak en ook schreeuwde. Diezelfde ochtend is betrokkene met ontslag gegaan, waarbij hij zijn geslachtsdelen liet zien. Na zijn ontslag herhaalde betrokkene deze actie in het openbaar, sprak hij voorbijgangers aan op straat en zwaaide hij met een stok. Twee weken eerder had betrokkene enige tijd in detentie doorgebracht wegens het uitdelen van een kopstoot aan een politieagent.
Op 19 augustus 2024 is door de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom een crisismaatregel genomen. Diezelfde dag heeft betrokkene fysiek agressief gedrag laten zien naar zijn behandelaar en naar verpleegkundig personeel. De opname bij [ggz-instelling] kon daardoor niet worden voortgezet. Betrokkene bevindt zich momenteel in voorlopige hechtenis en verblijft daarom op het politiebureau. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft betrokkene een gesprek gehad met een arts over de toediening van medicatie.
Gebleken is ten tijde van eerdere crisismaatregelen, dat bij betrokkene een middelenverslavingsstoornis voorliggend is en dat het in psychotische toestand geraken een direct gevolg is van zijn middelengebruik. Ook heeft de ervaring geleerd dat, zodra de middelen die hij heeft gebruikt, zijn uitgewerkt er van een psychotisch (overschrijdend) toestandsbeeld en van daaruit veroorzaakt onmiddellijk dreigend ernstig nadeel zoals hiervóór beschreven, geen sprake meer is. Hoewel zij op dit moment niet over de mogelijkheid beschikt om zich daarover ter plaatse een oordeel te vormen schat zij in dat ten aanzien van betrokkene een vergelijkbare situatie ook nu aan de orde is. Voortzetting van de crisismaatregel is volgens de verpleegkundig specialist niet nodig.
3.3
De advocaat van betrokkene voert aan dat zij concludeert dat op dit moment niet meer kan worden gesproken van door één of meerdere bij betrokkene vermoedelijk aanwezige psychische stoornis(sen) veroorzaakt onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, zoals in de medische verklaring beschreven. Nu dit betekent dat aan de wettelijke vereisten voor een voortzetting van de crisismaatregel niet wordt voldaan stelt zij zich namens betrokkene op het standpunt dat het daartoe strekkend verzoek dient te worden afgewezen.

4.Beoordeling

4.1
De inhoud van de gedingstukken en de mondelinge behandeling strekken naar het oordeel van de rechtbank in elk geval tot de overtuiging dat sprake is geweest van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakt op een moment dat betrokkene in psychotische toestand verkeerde ten gevolge van middelengebruik. Dit ernstig nadeel deed zich voor in de vorm van het veroorzaken van overlast en gevaar voor anderen in het openbaar. Vervolgens is tijdens de verplichte crisisopname sprake geweest van fysieke agressie van betrokkene naar zijn behandelaar en naar verpleegkundig personeel.
4.2
Op basis van de actuele beschikbare informatie kan naar het oordeel van de rechtbank niet of althans in onvoldoende mate worden geconcludeerd dat een vermoedelijke psychische stoornis van betrokkene nog steeds leidt tot onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Daarbij betrekt de rechtbank meer specifiek de opmerking van de verpleegkundig specialist dat eerdere ervaringen hebben geleerd dat ten aanzien van betrokkene het psychotisch toestandsbeeld verbleekt, zodra de middelen die hij heeft gebruikt zijn uitgewerkt, dat er dan van daaruit veroorzaakt onmiddellijk dreigend ernstig nadeel geen sprake meer is en dat naar haar inschatting dit ook nu het geval is. Ook zii acht voortzetting van de crisismaatregel niet nodig.
4.3
Uit het vorenstaande volgt dat niet aan de wettelijke vereisten voor een voortzetting van de crisismaatregel wordt voldaan. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Weerkamp, rechter en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 23 augustus 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.