ECLI:NL:RBZWB:2024:5947

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/416360 / FA RK 23/5543
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een minderjarige door de vader zonder gezag

In deze zaak heeft een minderjarige, geboren in 2007, verzocht om erkenning door haar vader zonder dat hij met het gezag wordt belast. De vader stemde in met de erkenning, maar de moeder werkte niet mee aan de verklaring dat de vader geen gezag zou uitoefenen. De kinderrechter heeft in eerdere procedures gesproken met de minderjarige en de betrokken partijen, waaronder de moeder, de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming. Op 16 mei 2024 heeft de rechtbank het gezag van de moeder beëindigd en de GI benoemd als voogd. De minderjarige heeft vervolgens samen met de vader de erkenning geregeld, waarbij de vader geen gezag heeft verkregen vanwege de voogdij van de GI. Op 21 augustus 2024 heeft de kinderrechter besloten geen ambtshalve beslissing te nemen op de erkenningsvraag, aangezien deze al had plaatsgevonden. Het verzoek van de bijzondere curator werd afgewezen en zijn taak werd beëindigd. De kinderrechter wenst de minderjarige veel goeds voor de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens: C/02/416360 / FA RK 23/5543
datum uitspraak: 21 augustus 2024
nadere beschikking over een vraag tot erkenning
in de zaak van
[minderjarige],
hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007,
verblijvende bij [jeugdzorginstelling] te [plaats] ,
in rechte vertegenwoordigd door mr. M. Hofland te Breda als bijzondere curator.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Etten-Leur,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank te adviseren.

1.De vraag van [minderjarige] en het procesverloop

1.1
[minderjarige] heeft in een brief aan de kinderrechter gevraagd of haar vader haar kan erkennen zonder dat hij met het gezag wordt belast.
1.2
De vader wil [minderjarige] erkennen. Aangezien [minderjarige] al ouder is dan zestien jaar heeft [minderjarige] voor de erkenning niet de toestemming van de moeder nodig (artikel 1:204 Burgerlijk Wetboek). Echter, uit de eerder overgelegde stukken is gebleken dat de moeder niet bereid is mee te werken aan een verklaring dat de vader na de erkenning niet het gezag over [minderjarige] zal uitoefenen.
1.3
De kinderrechter heeft op 8 december 2023 met [minderjarige] gesproken.
1.4
Bij beschikking van 12 december 2023 heeft de kinderrechter mr. Hofland (die [minderjarige] al bijstond als advocaat) als bijzondere curator over [minderjarige] benoemd.
1.5
De bijzondere curator heeft vervolgens namens [minderjarige] verzocht:
Primair: de beslissing op de vraag van [minderjarige] aan te houden in afwachting van de beslissing van de rechtbank op het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder (zaaknummer: C/02/420231 / FA RK 24-1260) en/of op de vraag van [minderjarige] tot wijziging van het gezag van de moeder (zaaknummer: C/02/419987 / FA RK 24-1135);
Subsidiair: het vaderschap van de vader over [minderjarige] gerechtelijk vast te stellen.
1.6
Op 14 maart 2024 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De kinderrechter heeft toen gesproken met de moeder, de jeugdbeschermer van de GI, de bijzondere curator, de vader en een vertegenwoordigster namens de Raad.
1.7
Bij beschikking van 22 maart 2024 heeft de kinderrechter de behandeling van de vraag van [minderjarige] aangehouden. [minderjarige] heeft namelijk ook gevraagd het gezag van haar moeder te wijzigen en de Raad heeft daarop verzocht het gezag van de moeder te beëindigen. De beslissing hierop kan van invloed zijn op de vraag van [minderjarige] over de erkenning door haar vader. De kinderrechter heeft daarom besloten deze beslissing eerst af te wachten.
1.8
Op 16 mei 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank (onder zaaknummer C/02/422157 / FA RK 24-2129) het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en de GI benoemd als voogdes over haar. Bij beschikking van 30 mei 2024 is (onder zaaknummer C/02/419987 FA RK 24-1135) de vraag van [minderjarige] over de wijziging van het gezag van haar moeder (vanwege de beslissing van de meervoudige kamer) afgewezen.
1.9
De bijzondere curator heeft per e-mail aan de rechtbank van 16 juli 2024 laten weten dat [minderjarige] samen met de vader de erkenning bij de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft geregeld. [minderjarige] heeft gekozen voor de achternaam van haar vader: ‘ [achternaam vader] ’. Op grond van artikel 1:251b, eerste lid onder a, van het Burgerlijk Wetboek verkrijgt een persoon die een kind erkent niet het gezag indien een voogd met de voogdij over het kind is belast. Aangezien [minderjarige] door voormelde beslissing van de meervoudige kamer onder voogdij van de GI staat, heeft de vader bij de erkenning dus niet het gezag over [minderjarige] verkregen.

2.De beslissing van de kinderrechter

2.1
[minderjarige] heeft geen belang meer bij een beslissing van de kinderrechter op haar vraag, omdat de erkenning van [minderjarige] door haar vader inmiddels heeft plaatsgevonden. De kinderrechter zal daarom geen ambtshalve beslissing nemen op de vraag van [minderjarige] . Daarnaast zal het verzoek van de bijzondere curator worden afgewezen.
2.2
De kinderrechter verzoekt aan de bijzondere curator om aan [minderjarige] uitleg te geven over deze beslissing. De procedures bij de rechtbank over [minderjarige] zijn met deze beslissing afgerond. De kinderrechter wenst [minderjarige] veel goeds voor de toekomst.
2.3
De taak van de bijzondere curator is hiermee afgerond. De kinderrechter zal daarom de taak van de bijzondere curator als beëindigd beschouwen.

3.De beslissing

De kinderrechter:
3.1
neemt geen ambtshalve beslissing op de vraag van [minderjarige] ;
3.2
wijst het verzoek van de bijzondere curator af;
3.3
beschouwt de taak van de bijzondere curator als beëindigd.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024 door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van de rechtbank Breda .