ECLI:NL:RBZWB:2024:6013

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/417668 / JE RK 23-2315 en C/02/423178 / JE RK 24-1066
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
  • mr. Hurkmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en bekrachtiging schriftelijke aanwijzing in een familiezaken met loyaliteitsconflict

Op 13 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen zich in een loyaliteitsconflict bevinden, waarbij er al geruime tijd geen contact is tussen de moeder en de kinderen. De vader bespreekt volwassenzaken met de kinderen en toont zich halsstarrig richting de hulpverlening. De kinderrechter heeft een bijzondere curator benoemd om de belangen van de kinderen te behartigen, omdat het belang van de kinderen verloren lijkt te gaan. Het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing aan de vader is afgewezen, omdat de juridische basis hiervoor ontbreekt. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 februari 2025, om de GI in staat te stellen toezicht te houden op de situatie van de kinderen en hen te ondersteunen in het contactherstel met de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummers: C/02/417668 / JE RK 23-2315 (verlenging ondertoezichtstelling) en C/02/423178 / JE RK 24-1066 (bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
datum uitspraak: 13 juni 2024
(nadere) beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en bekrachtiging schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Tilburg, hierna te noemen de GI (gecertificeerde instelling),
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. A. Kurt-Gecoglu,
[de vader]
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. D.C.M. Smeulders-Martens.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 16 februari 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van de minderjarige kinderen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] verlengd met ingang van 19 februari 2024 tot 19 juni 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
1.2.
Op 28 mei 2024 heeft de kinderrechter van de GI een schriftelijk verslag ontvangen over het verloop van de ondertoezichtstelling en haar standpunt over het resterende deel van het verzoek.
1.3.
Op 4 juni 2024 heeft de GI de kinderrechter verzocht om de aan de vader gegeven schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen en de vader een dwangsom op te leggen van € 50,= voor iedere dag dat hij de aanwijzing niet opvolgt. Dit verzoek is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer C/02/423178 / JE RK 24-1066.
1.4.
De kinderen zijn bij brief van 4 juni 2024 uitgenodigd om hun mening te geven over de verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderen hebben niet op deze uitnodiging gereageerd.
1.5.
Op 11 juni 2024 heeft mr. Smeulders-Martens namens de vader een e-mailbericht ingediend van de behandelaar van de vader.
1.6.
Op 13 juni 2024 heeft de kinderrechter het resterende deel van het verzoek tot ondertoezichtstelling en het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Op deze mondelinge behandeling zijn verschenen:
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

2.De feiten

2.1.
Zoals blijkt uit de stellingen en ingediende stukken staat het volgende vast:
- het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de ouders gezamenlijk;
- [minderjarige 2] en [minderjarige 1] wonen bij hun vader;
- bij beschikking van 16 februari 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 19 februari 2024 tot 19 juni 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.

3.De verzoeken

In de zaak C/02/417668 / JE RK 23-2315 (verlenging ondertoezichtstelling)
3.1.
Ter beoordeling ligt nog voor het resterende verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen met ingang van 19 juni 2024 tot 19 februari 2025 en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
In de zaak C/02/423178 / JE RK 24-1066 (bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
3.2.
De GI verzoekt om op grond van artikel 1:263 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de gegeven schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen en een dwangmiddel op te leggen, te weten een dwangsom van € 50,=, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, voor iedere dag dat de vader de schriftelijke aanwijzing niet opvolgt. De beschikking dient uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard.

4.De standpunten van betrokkenen

4.1.
De GI handhaaft haar verzoek om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen tot 19 februari 2025. Onlangs is [minderjarige 2] gestart met verliesbegeleiding vanwege het contactverlies met haar moeder. De speltherapie is niet van de grond gekomen. Ook is het de bedoeling dat een kindbehartiger gaat starten met als doel om samen met de kinderen aan het contactherstel met de moeder te werken. In dat verband zullen ook aparte ouderbijeenkomsten plaatsvinden, waarbij het nog maar de vraag is of de vader hieraan zal meewerken. Gedurende het verloop van de ondertoezichtstelling is telkens benadrukt dat van de vader een actieve houding wordt verwacht, maar die actieve houding is er gewoonweg niet. Als onderdeel van de ondertoezichtstelling moet de vader iedere maand de moeder informeren over de kinderen, meer specifiek over school, gezondheid, activiteiten en dagelijkse dingen. Dit komt moeizaam van de grond.
4.2.
In de beschikking van 16 februari 2024 staat als doel dat de man psycho-educatie moet gaan volgen. Tot op heden is hiermee niet gestart, omdat de vader aangeeft dat dit botst met zijn individuele behandeling bij Fivoor. Ondanks een schriftelijke aanwijzing blijft hij weigeren zijn medewerking hieraan te verlenen. De afgelopen periode heeft wederom laten zien dat de vader in alles wil tegenwerken. Hij weigert gehoor te geven aan verzoeken van de GI en hij blijft de kinderen belasten met volwassenzaken. Ook is het moeizaam om de benodigde hulpverlening van de grond te krijgen. De GI handhaaft daarom haar resterende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling tot 19 februari 2025. Op die manier kan de GI blijven meekijken in het proces richting contactherstel tussen de kinderen en de moeder. Ook heeft de GI aangegeven zich te zullen beraden over vervolgstappen op het moment dat de vader blijft tegenwerken.
4.3.
Voor wat betreft de bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing geeft de GI aan dat de vader blijft weigeren om psycho-educatie te volgen, ondanks dat dit als doel is gesteld in het kader van de ondertoezichtstelling. De GI ziet zich dan ook genoodzaakt om dit verzoek nu voor te leggen aan de kinderrechter.
4.4.
De moeder staat achter het verzoek om de ondertoezichtstelling te verlengen. Zij ervaart veel stress, omdat zij de kinderen al geruime tijd niet heeft gezien. Wat de moeder betreft kan de ondertoezichtstelling voor de duur van vier maanden worden uitgesproken en het resterende deel kan worden aangehouden. Op die manier wordt een vinger aan de pols gehouden. Ook kan de moeder zich vinden in het verzoek om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. Zij geeft ook nog aan dat de vader haar moet informeren over het wel en wee van de kinderen, maar dit gebeurt niet. Om ervoor te zorgen dat de doelen en standpunten van de moeder worden gehaald, verzoekt de advocaat van de moeder op de mondelinge behandeling:
  • een dwangsom te verbinden aan de bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing;
  • een informatieregeling op te nemen in de beschikking;
  • vast te stellen dat de moeder eenmalig fysiek contact met beide kinderen zal hebben; en
  • een bijzondere curator te benoemen.
4.5.
De vader heeft op de mondelinge behandeling aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de kinderrechter voor wat betreft het resterende deel van de ondertoezichtstelling. De vader geeft aan dat hij doet wat hij kan. Het continue moeten horen dat hij niet meewerkt, komt de samenwerking niet ten goede. Volgens de vader werkt de ondertoezichtstelling niet, maar aan de andere kant is er sprake van twee kinderen die klem zitten. Over de schriftelijke aanwijzing geeft de vader aan dat het daaraan gekoppelde doel niet op de kinderen ziet. Daarnaast kan hij de schriftelijke aanwijzing ook niet opvolgen, omdat dit botst met zijn behandeling bij Fivoor, hetgeen een verplicht traject betreft vanuit zijn reclasseringstraject. Dit bevestigt zijn behandelaar ook. De gevraagde dwangsom is ook niet helpend daarin. Verder stelt de vader zich op het standpunt dat de mondeling gedane verzoeken van de vrouw in strijd zijn met de goede procesorde. De verzoeken zijn rijkelijk laat en daarnaast is hij het niet eens met de verzoeken van de vrouw

5.De beoordeling

In de zaak C/02/417668 / JE RK 23-2315 (verlenging ondertoezichtstelling)
Verzoek tot ondertoezichtstelling
5.1.
Op grond van artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de bovengenoemde wettelijke criteria. De kinderrechter zal daarom het resterende verzoek voor de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] toewijzen en de ondertoezichtstelling verlengen tot 19 februari 2025 en overweegt daartoe als volgt. De kinderrechter zal geen tussentijds toetsmoment bepalen. Dit zorgt voor extra stress en onnodige druk. Het is in het belang van de kinderen dat de GI voor een langere periode ongestoord haar werk kan doen.
5.3.
De zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn nog onverminderd aanwezig. De kinderen blijven gevangen zitten in een loyaliteitsconflict tussen de ouders. [minderjarige 1] heeft zijn moeder sinds 2020 niet meer gezien en [minderjarige 2] sinds de zomer 2023. De kinderen hebben recht op contact met beide ouders en dit recht is ook verankerd in de Nederlandse wet, Europese instrumenten en internationale verdragen. Tot op heden is het niet gelukt om het contact tussen de moeder en de kinderen te herstellen en dit baart de kinderrechter grote zorgen. Het is schadelijk voor de kinderen om geen contact te hebben met een van hun ouders. Ook aan de andere doelen van de ondertoezichtstelling is niet of nauwelijks gewerkt. Op de mondelinge behandeling is ook wederom duidelijk geworden dat de vader volwassenzaken met de kinderen bespreekt en dat hij zich halsstarrig blijft opstellen richting de GI en de hulpverlening. De situatie blijft dan ook onverminderd ernstig. In de beschikkingen van 19 februari 2019 en 16 februari 2024 zijn de doelen opgenomen waarin in het kader van de ondertoezichtstelling moet worden gewerkt. Deze doelen gelden nog altijd. De kinderrechter somt voor de volledigheid de doelen op:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een onbelast contact met beide ouders, met als eerste stap dat [minderjarige 1] een neutraler beeld van zijn moeder zal krijgen;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren emotionele veiligheid bij beide ouders, met als eerste stap dat zij gebeurtenissen uit het verleden kunnen verwerken;
- de ouders verwerken hun conflictueuze relatie;
- de ouders krijgen zicht op het effect van hun gedrag op de kinderen, als het gaat om conflicten, loyaliteit en veiligheid (bijvoorbeeld door deelname psycho-educatie);
- er is sprake van constructief contact tussen de ouders over de minderjarigen;
- de vader ondersteunt en werkt mee aan herstel van het contact tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , waarbij de GI de regie heeft over de concrete invulling van dit proces;
- de vader ondersteunt een traject voor [minderjarige 2] bij een (spel)therapeut, waarbij de GI de regie heeft over de duur, frequentie en vorm van deze hulpverlening.
Informatieregeling
5.4.
Op de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter ook uitvoerig met partijen stil gestaan bij het geven van informatie over de kinderen. Tussen partijen bestaat discussie over of er afspraken gemaakt zijn over het verstrekken van informatie over de kinderen aan de moeder, welke afspraken dit dan zijn en of hieraan op de juiste manier uitvoering wordt gegeven. Op de mondelinge behandeling is voldoende komen vast te staan dat de volgende randvoorwaarden door de GI zijn vastgesteld voor het verstreken van informatie door de man over de kinderen:
  • de vader verstrekt de informatie vóór de vijftiende van iedere maand;
  • de informatie wordt verzonden in een e-mail aan de GI;
  • deze e-mail bevat informatie over de kinderen, meer specifiek hun scholen, gezondheid, (sport)activiteiten en dagelijkse dingen.
  • bij de e-mail moeten recente foto’s van de kinderen worden bijgevoegd; en
  • de GI stuurt de informatie door naar de moeder.
5.5.
De vader heeft drie keer een dergelijke e-mail gestuurd. Met partijen is besproken dat de kinderrechter in deze beschikking geen informatieregeling kan vaststellen, omdat hiertoe geen verzoek is gedaan. De moeder heeft mondeling een dergelijk verzoek gedaan, maar de kinderrechter kan haar verzoek niet in behandeling nemen omdat dit geen aanvulling is op een eerder door haar ingediend verzoek; de moeder is geen verzoekende partij in deze zaak (artikel 5.13 Procesreglement Civiele Jeugd). Als verzoekende partij ligt het op de weg van de GI om een (aanvullend) verzoek tot vaststelling van een informatieregeling in te dienen. Dit is niet gebeurd. De rechtbank zal de moeder in dit verzoek niet-ontvankelijk verklaren. De kinderrechter heeft met partijen besproken om in haar overwegingen de verwachtingen van de GI op te nemen rondom het verstrekken van informatie over de kinderen. Hiermee heeft de vader ingestemd. De rechtbank overweegt dat de vader zich dus dient te houden aan de informatieregeling zoals in rechtsoverweging 5.4. is uiteengezet.
Overige mondelinge verzoeken van de moeder
5.6.
Daarnaast heeft de moeder op de mondelinge behandeling andere mondelinge verzoeken gedaan (zie hiervoor rechtsoverweging 4.4). Met verwijzing naar rechtsoverweging 5.4. kan de kinderrechter deze verzoeken niet in behandeling nemen en zal de moeder niet-ontvankelijk verklaren in deze verzoeken.
Benoeming bijzondere curator
5.7.
Ten slotte heeft de kinderrechter met partijen de mogelijkheid besproken om op grond van artikel 1:250 BW ambtshalve een bijzondere curator te benoemen. De moeder kan zich hierin vinden. De vader heeft aangegeven dat de kinderen weerstand vertonen om met anderen in gesprek te gaan over de situatie. Aan de andere kant is een bijzondere curator wel iemand die hun belangen vertegenwoordigt.
5.8.
Gelet op de ernst van de situatie benoemt de kinderrechter een bijzondere curator voor de kinderen. De ontwikkelingsbedreiging en het loyaliteitsconflict van de kinderen blijven voortduren en ook de situatie tussen de ouders is nog steeds zorgwekkend. Verder lijkt het belang van de kinderen verloren te gaan. Op de mondelinge behandeling heeft de GI toegelicht dat een kindbehartiger zal gaan starten, maar het is onduidelijk gebleven binnen welke termijn dit gaat gebeuren, op basis van welke frequentie er gesprekken worden gevoerd en of het daadwerkelijk van de grond komt gelet op de vereiste actieve houding van beide ouders. Om verdere schade in de ontwikkeling van de kinderen te voorkomen moeten hun belangen worden vertegenwoordigd door een bijzondere curator die gedurende de ondertoezichtstelling met de kinderen kan praten, in contact kan treden met de GI en de ouders en het belang van de kinderen in en buiten rechte kan vertegenwoordigen.
5.9.
De kinderrechter zal mevrouw mr. [naam] benoemen als bijzondere curator met als opdracht:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in en buiten rechte te vertegenwoordigen;
- onderzoek te doen of er mogelijkheden zijn voor contactherstel tussen de kinderen en de moeder:
 indien deze mogelijkheden er zijn, te onderzoeken welke dit zijn, wat daarvoor nodig is en te bekijken of de ouders en de kinderen dit kunnen/willen organiseren;
 indien deze mogelijkheden er niet zijn, te onderzoeken wat er dan nodig is voor de kinderen;
- al het nodige te doen wat verder in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is.
5.10.
Om de bijzondere curator de benodigde informatie te verschaffen zullen de stukken waarover de kinderrechter beschikt worden toegezonden.
5.11.
De kinderrechter zal de beslissing tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de benoeming van een bijzondere curator uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als daartegen hoger beroep wordt ingesteld.
In de zaak C/02/423178 / JE RK 24-1066 (bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
5.12.
Ten aanzien van het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing overweegt de kinderrechter dat in de beschikking van 16 februari 2024 als doel is opgenomen dat de vader psycho-educatie volgt over het belang voor de identiteitsontwikkeling van kinderen om contact te hebben met hun beide ouders en wat de vader kan doen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te stimuleren en emotioneel te ondersteunen bij het contactherstel met de moeder. Dit doel had door de GI moeten worden beschouwd als een overkoepelend doel in het kader van de ondertoezichtstelling waar de vader zijn medewerking aan had moeten verlenen. Nu vaststaat dat de vader zijn medewerking hieraan niet verleent, had de GI hieraan consequenties kunnen verbinden, maar het afgeven van een schriftelijke aanwijzing behoort niet tot de mogelijkheden. Het doel richt zich namelijk niet op de kinderen, maar enkel en alleen op een traject dat de vader moet volgen. Met andere woorden: het doel waarvoor de schriftelijke aanwijzing is gegeven en waarvoor nu bekrachtiging wordt gevraagd mist een juridische basis. De kinderrechter wijst het verzoek dan ook af. Dit neemt niet weg dat de kinderrechter het belang van psycho-educatie ziet conform het eerder gestelde doel (zie rechtsoverweging 5.3.), mits dit door de behandelaar niet als belemmerend wordt gezien voor de individuele behandeling van de vader.

6.De beslissing

De kinderrechter
In de zaak C/02/417668 / JE RK 23-2315 (verlenging ondertoezichtstelling)
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 19 juni 2024 tot 19 februari 2025;
6.2.
benoemt – met inachtneming van het voorgaande – over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , tot bijzondere curator: mr. [naam] , advocaat-mediator, kantoorhoudende aan [adres] [plaats] ;
6.3.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling en de benoeming van de bijzondere curator;
6.4.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar in rechtsoverweging 4.4. gedane
mondelinge verzoeken;
In de zaak C/02/423178 / JE RK 24-1066 (bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
6.5.
wijst af het verzoek van de GI om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen en de daaraan gekoppelde dwangsommen af;
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2024 door mr. Sumner, en, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans, griffier. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 27 juni 2024
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.