ECLI:NL:RBZWB:2024:6019

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/395119 / FA RK 22-888
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • B. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelbeschikking inzake echtscheiding en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2024 een herstelbeschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De vrouw had op 2 juli 2024 verzocht om verbetering van een eerdere beschikking van 2 april 2024, waarin een fout was gemaakt bij de berekening van de kinderalimentatie. De vrouw stelde dat de rechtbank ten onrechte een draagkracht van € 668,= per maand had vastgesteld, terwijl dit € 688,= per maand moest zijn. Dit had invloed op de uiteindelijke alimentatiebijdrage die de man moest betalen.

De man stemde in met het verzoek van de vrouw om een herstelbeschikking. De rechtbank oordeelde dat er inderdaad sprake was van een kennelijke fout die eenvoudig te herstellen was. In de beslissing werd de eerdere beschikking aangepast, waarbij de juiste bedragen voor de draagkracht en de alimentatie werden vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de man nu € 241,= per maand moest betalen in plaats van de eerder vastgestelde € 168,=.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man met ingang van de datum van de beschikking het nieuwe bedrag aan de vrouw moet betalen voor de verzorging en opvoeding van hun kind. Deze uitspraak is gedaan door mr. Benjaddi en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Hurkmans.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/395119 / FA RK 22-888
verbetering van een nadere beschikking over de echtscheiding met nevenvoorzieningen
in de zaak van
[de man],
wonende in [woonplaats 1],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. Z. Gademan,
en
[de vrouw],
wonende in [woonplaats 2], [gemeente],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. G.V. van Campen.
1. Het verzoek
1.1. Bij brief van 2 juli 2024 heeft de vrouw verzocht om verbetering van de op
2 april 2024 in deze zaak gegeven beschikking. De vrouw meent dat de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de kinderalimentatie een fout heeft gemaakt die zich voor eenvoudig herstel leent. In rechtsoverweging 2.30. heeft de rechtbank overwogen dat zij bij het bepalen van de draagkracht van de man aansluit bij de berekening van de man (productie 17). De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat uit deze berekening een draagkracht volgt van € 668,= per maand. Echter, uit de berekening volgt een bedrag van € 688,= per maand aan draagkracht. Vervolgens heeft de rechtbank in rechtsoverwegingen 2.32. en 2.34. met het foutieve bedrag aan draagkracht (€ 668,=) verder gerekend en in het dictum de door de man te betalen bijdrage vastgesteld op € 168,= per maand. Daarnaast heeft de rechtbank de zorgkorting berekend over het tabelbedrag en de netto kosten kinderopvang. Op grond van de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie moet de zorgkorting alleen worden berekend over het tabelbedrag. Bij hantering van de correcte bedragen bedraagt de door de man te betalen bijdrage in de kosten van de kinderen € 241,= per maand.
1.2. Bij e-mailbericht van 9 juli 2024 heeft de man aangegeven dat hij instemt met het verzoek van de vrouw om een herstelbeschikking af te geven.

2.De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat in de beschikking van 2 april 2024 sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. Het verzoek zal als volgt worden toegewezen.

3.De beslissing

De rechtbank
verbetert genoemde beschikking van 2 april 2024 in die zin dat
- in rechtsoverweging 2.30. in plaats van
“Als productie 17 heeft de man een berekening ingediend met daarin bovenstaande uitgangspunten. De rechtbank zal bij deze berekening aansluiten. Hieruit volgt een netto inkomen van € 3.218,= per maand en een op basis van de formule becijferde draagkracht van € 668,= per maand.”
wordt gelezen:
“Als productie 17 heeft de man een berekening ingediend met daarin bovenstaande uitgangspunten. De rechtbank zal bij deze berekening aansluiten. Hieruit volgt een netto inkomen van € 3.218,= per maand en een op basis van de formule becijferde draagkracht van € 688,= per maand.”
- in rechtsoverweging 2.32. in plaats van
“Wanneer partijen samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kinderen, dan berekent de rechtbank wie welk deel van deze kosten voor zijn rekening moet nemen. Dit wordt ook een ‘draagkrachtvergelijking’ genoemd. Partijen hebben samen genoeg draagkracht (€ 1.695,=) om in de volledige behoefte van [naam] (€ 1.170,=) te voorzien. De berekening luidt dan als volgt:
het aandeel van de man bedraagt: € 668,= / € 1.695,= x € 1.170,= = € 461,=
het aandeel van de vrouw bedraagt: € 1.027,= / € 1.695,= x € 1.170,= = € 709,=”
wordt gelezen:
“Wanneer partijen samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kinderen, dan berekent de rechtbank wie welk deel van deze kosten voor zijn rekening moet nemen. Dit wordt ook een ‘draagkrachtvergelijking’ genoemd. Partijen hebben samen genoeg draagkracht (€ 1.705,=) om in de volledige behoefte van [naam] (€ 1.170,=) te voorzien. De berekening luidt dan als volgt:
het aandeel van de man bedraagt: € 688,= / € 1.705,= x € 1.170,= = € 469,=
het aandeel van de vrouw bedraagt: € 1.027,= / € 1.705,= x € 1.170,= = € 701,=”
- in rechtsoverweging 2.34. in plaats van
“De rechtbank overweegt als volgt. Op basis van de vast te stellen zorgregeling wordt een zorgkorting gehanteerd van 25%, zijnde afgerond € 293,= per maand. Dit betekent dat de man een bedrag van (€ 461,= - € 293,= =) € 168,= per maand moet betalen aan de vrouw in de kosten van [naam] met ingang van de datum van deze beschikking. De rechtbank wijst de verzoeken in zoverre toe.”
wordt gelezen:
“De rechtbank overweegt als volgt. Op basis van de vast te stellen zorgregeling wordt een zorgkorting gehanteerd van 25%, zijnde afgerond € 228,= per maand. Dit betekent dat de man een bedrag van (€ 469,= - € 228,= =) € 241,= per maand moet betalen aan de vrouw in de kosten van [naam] met ingang van de datum van deze beschikking. De rechtbank wijst de verzoeken in zoverre toe.”
- ten slotte in het dictum onder 3.3. in plaats van
“bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man aan de vrouw met ingang van de datum van deze beschikking voor de verzorging en opvoeding van [naam] voldoet een bedrag van € 168,= (honderdachtenzestig euro) per maand, voor de toekomst bij vooruitbetaling;”
wordt gelezen:
“bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man aan de vrouw met ingang van de datum van deze beschikking voor de verzorging en opvoeding van [naam] voldoet een bedrag van € 241,= (tweehonderdeenenveertig euro) per maand, voor de toekomst bij vooruitbetaling;”
Deze beschikking is gegeven door mr. Benjaddi en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans, de griffier, op 16 augustus 2024.