ECLI:NL:RBZWB:2024:6070

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
10748347 \ CV EXPL 23-3085 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Roose
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis over (on)bevoegde vertegenwoordiging en bewijsopdracht in civiele zaak tussen VOF en ENGNR. TECHNICAL B.V.

In deze civiele zaak tussen VOF en ENGNR. TECHNICAL B.V. heeft de kantonrechter op 15 mei 2024 een tussenvonnis uitgesproken. De zaak betreft een geschil over de vraag of ENGNR opdracht heeft gegeven aan VOF voor het maken van een animatievideo en of er sprake is van (on)bevoegde vertegenwoordiging. VOF vordert betaling van € 4.561,70 voor de geleverde diensten, terwijl ENGNR betwist dat er een overeenkomst tot stand is gekomen. ENGNR stelt dat de vertegenwoordiger [naam 2] niet bevoegd was om namens het bedrijf te handelen en dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de levering en betaling. De kantonrechter heeft geoordeeld dat VOF bewijs moet leveren van de gemaakte afspraken en de oplevering van de animatievideo. De rechter heeft drie bewijsopdrachten aan VOF gegeven, waaronder het bewijs dat ENGNR akkoord is gegaan met de animatievideo en dat de video daadwerkelijk is opgeleverd. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen zullen later volgen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10748347 \ CV EXPL 23-3085
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
[eiser] VOF,
gevestigd in [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R. van Dijk,
tegen
ENGNR. TECHNICAL B.V.,
gevestigd in Bosschenhoofd,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ENGNR,
gemachtigde: mr. J.M. de Koning.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 januari 2024 met de daarin genoemde stukken; en
- de mondelinge behandeling van 15 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[eiser] houdt zich bezig met de productie van video’s, waaronder animatievideo’s.
2.2.
ENGNR is een bedrijf dat gespecialiseerd is in arbeidsbemiddeling.
2.3.
Op 8 september 2022 heeft [naam 1] van [eiser] een e-mail gestuurd aan (onder meer) [naam 2] van ENGNR (hierna: [naam 2] ). Daarin schrijft [naam 1] aan [naam 2] :
“(…)
Hier is de derde versie van de animatie: [link]
We horen graag wat je hiervan vindt.
(…)”.
2.4.
De volgende dag, op 9 september 2022, heeft [naam 2] per e-mail gereageerd:
“(…)
Deze is akkoord! Wat zijn nu de vervolg stappen?
(…)”.
2.5.
Op 9 september 2022 heeft [eiser] een factuur gestuurd aan ENGNR voor een totaalbedrag van € 4.561,70 inclusief BTW. In de specificatie zijn de volgende posten opgenomen: ‘Animatievideo pakket Zilver’, ‘Script laten schrijven’, ‘Extra revisieronde’ en ‘Extra seconden’.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ENGNR veroordeelt te betalen:
een bedrag van € 4.561,70 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2022, althans vanaf 13 september 2023;
een bedrag van € 581,17 aan buitengerechtelijke incassokosten;
de kosten van deze procedure, inclusief het salaris van de gemachtigde;
e nakosten.
3.2.
[eiser] stelt dat zij in opdracht van ENGNR een animatievideo gemaakt heeft en deze ook opgeleverd heeft via WeTransfer, maar dat ENGNR tot op heden niet betaald heeft. ENGNR moet haar betalingsverplichting alsnog nakomen. Het gaat om een bedrag van € 4.561,70. Ook heeft [eiser] recht op wettelijke rente vanaf 23 september 2022. Er zijn verschillende incassowerkzaamheden verricht. [eiser] heeft dan ook recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
ENGNR voert verweer. ENGNR concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente als [eiser] de proceskosten niet tijdig betaalt.
3.4.
ENGNR betwist dat partijen een overeenkomst gesloten hebben met betrekking tot een animatievideo. Er zijn geen afspraken gemaakt over de door [eiser] te leveren diensten, de te betalen prijs, de wijze en het tijdstip van oplevering en de betalingstermijn. Van oplevering is ook geen sprake geweest. Er is slechts een link gestuurd naar een conceptvideo die geplaatst is op het platform Vimeo, maar dat is onvoldoende. [naam 2] was bovendien niet bevoegd om overeenkomsten te sluiten namens ENGNR. Dat was alleen statutair bestuurder [naam 3] (hierna: [naam 3] ), maar die was hier niet bij betrokken. Verder verweert ENGNR zich met een beroep op dwaling, althans was er volgens haar sprake van bedrog of misbruik van omstandigheden. Als er al een overeenkomst tot stand gekomen is, dan moet deze worden vernietigd. Als ENGNR zou hebben geweten dat zij voor het gevorderde bedrag slechts een link naar een website van een derde (Vimeo) zou krijgen zonder de bijbehorende exclusieve rechten, dan zou zij de overeenkomst niet gesloten hebben. Op dat punt heeft ENGNR gedwaald. Het bedrog en het misbruik van omstandigheden zijn erin gelegen dat [eiser] , terwijl zij wist dat [naam 2] niet vertegenwoordigingsbevoegd was, [naam 2] toch heeft verzocht akkoord te gaan met het concept van de animatievideo. Tot slot mag ENGNR haar (eventuele) betalingsverplichting opschorten, omdat [eiser] nog geen definitieve animatievideo met alle bijbehorende exclusieve rechten opgeleverd heeft. Dat de gestelde incassowerkzaamheden plaatsgevonden hebben, blijkt niet uit de stukken die [eiser] in het geding gebracht heeft. Verder zijn de gevorderde incassokosten in ieder geval te hoog en komen ook de gevorderde rente en kosten niet voor vergoeding in aanmerking.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen verschillen op drie hoofdpunten van mening:
1) Heeft ENGNR opdracht gegeven aan [eiser] om een animatievideo te maken tegen betaling van een bedrag van € 4.561,70?
2) Als deze opdracht gegeven is door ENGNR’s toenmalige werknemer [naam 2] , mag ENGNR zich er dan op beroepen dat zij onbevoegd vertegenwoordigd werd?
3) Is een animatievideo opgeleverd aan ENGNR?
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat het aan [eiser] is om op al deze punten helderheid te verschaffen door middel van bewijs en dat dit bewijs tot nu toe niet geleverd is. Aan het einde van dit vonnis zal de kantonrechter dan ook drie bewijsopdrachten opnemen waaraan [eiser] (allemaal) moet voldoen voordat haar vorderingen kunnen worden toegewezen.
Totstandkoming overeenkomst
4.3.
Toepassing van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) leidt ertoe dat het aan [eiser] is om te stellen, en, bij voldoende betwisting, te bewijzen dat zij in opdracht van ENGNR een animatievideo zou maken en dat ENGNR haar daarvoor € 4.561,70 zou betalen. Om haar standpunt te onderbouwen heeft [eiser] de e-mailwisseling van 8 en 9 september 2022 ingediend. Daarin wordt gesproken over de derde versie van een animatievideo. Uit deze e-mailwisseling kan alleen niet worden afgeleid of partijen daaraan voorafgaand afspraken gemaakt hebben over de animatievideo, een prijs en bijvoorbeeld de wijze van oplevering. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de heer [naam 4] , vennoot van [eiser] (hierna: [naam 4]), aangevoerd dat hij de animatievideo op kantoor bij ENGNR besproken heeft met werknemer [naam 2] en bestuurder [naam 3] . Volgens hem zijn toen verschillende animatiestijlen en servicepakketten besproken, waarna ENGNR via een e-mail een keuze zou hebben gemaakt voor een animatiestijl en het servicepakket ‘Zilver’. Die e-mail is volgens [eiser] nog beschikbaar. De heer [naam 5] , die ENGNR vertegenwoordigde tijdens de mondelinge behandeling (hierna: [naam 5]), heeft deze gang van zaken bij gebrek aan wetenschap betwist. Gezien [eiser] ’ nadere toelichting tijdens de mondelinge behandeling en het door haar gedane bewijsaanbod, krijgt [eiser] de opdracht te bewijzen dat ENGNR per e-mail ingestemd heeft met de animatievideo en het servicepakket ‘Zilver’.
(On) Bevoegde vertegenwoordiging?
4.4.
ENGNR heeft aangevoerd dat alleen haar statutair bestuurder [naam 3] bevoegd was om namens ENGNR overeenkomsten te sluiten op het moment dat volgens [eiser] overeenstemming bereikt is over de animatievideo. [eiser] heeft dit niet weersproken. Daarmee staat vast dat áls [naam 2] namens ENGNR akkoord gegeven heeft voor de animatievideo en het pakket ‘Zilver’, [naam 2] daartoe niet bevoegd was.
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] echter aangevoerd dat zij ervan uitging, en ook mocht gaan, dat (ook) [naam 2] bevoegd was om een overeenkomst te sluiten voor de animatievideo. De kantonrechter merkt [eiser] ’ standpunt aan als een beroep op toerekening van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid aan ENGNR. Deze toerekening van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid aan ENGNR als onbevoegd vertegenwoordigde kan alleen plaatsvinden wanneer die schijn direct door statutair bestuurder [naam 3] zou zijn gewekt of wanneer [eiser] heeft vertrouwd op de zelfstandige tekenbevoegdheid van [naam 2] op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van ENGNR komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. [1] Dit risicobeginsel gaat niet zo ver dat voor toepassing daarvan ook ruimte is in gevallen dat het gewekte vertrouwen uitsluitend gebaseerd is op verklaringen of gedragingen van de onbevoegd handelende persoon (in dit geval dus [naam 2] ). [2]
4.6.
[eiser] heeft op dit punt aangevoerd dat zij voorafgaand aan het contact over de animatievideo al eens een opdracht voor ENGNR uitgevoerd had, namelijk het aanpassen van de website. Het ging toen om een nieuwe banner en nieuwe iconen. Dat contact liep ook via [naam 2] en ENGNR heeft [eiser] toen gewoon betaald. Verder wijst [eiser] ook in dit kader op het gesprek dat volgens haar plaatsgevonden heeft op het kantoor van ENGNR met [naam 3] en [naam 2] . Het kan volgens [eiser] dus niet kloppen dat [naam 3] , zoals ENGNR aanvoert, zegt van niets te weten. Tot slot wijst [eiser] er nog op dat alle contacten altijd via [naam 2] verliepen en dat dit zelf door ENGNR bevestigd is op het moment dat [naam 2] uit dienst ging. Toen heeft [eiser] een e-mail ontvangen waarin stond dat vanaf dat moment alle contacten via [naam 3] zouden lopen. Ter zitting heeft [naam 5] bij gebrek aan wetenschap betwist dat [eiser] eerder in opdracht van [naam 2] aanpassingen verricht heeft aan ENGNR’s website. Ook heeft [naam 5] bij gebrek aan wetenschap betwist dat [naam 3] aanwezig is geweest tijdens een gesprek over de animatievideo.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] gerechtvaardigd op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [naam 2] mocht vertrouwen als komt vast te staan dat 1) [eiser] in opdracht van [naam 2] eerder aanpassingen heeft doorgevoerd aan de website en daar ook voor betaald kreeg, en 2) [naam 3] samen met [naam 2] aanwezig was tijdens een gesprek over de animatievideo voordat akkoord gegeven werd voor het maken van de animatievideo. Immers, als dit vast komt te staan dan kan het niet kloppen dat [naam 3] niets wist over de animatievideo en dat [naam 2] op eigen houtje gehandeld heeft. [eiser] mocht er in dat geval op vertrouwen dat [naam 3] de communicatie aan [naam 2] overliet en dat [naam 2] bevoegd was ENGNR te binden. Gezien het bewijsaanbod van [eiser] zal zij ook op dit punt een bewijsopdracht krijgen.
Oplevering animatievideo
4.8.
Tot slot zijn partijen het er niet over eens of [eiser] de animatievideo opgeleverd heeft. De kantonrechter overweegt dat sprake geweest is van oplevering van de animatievideo als [eiser] de animatievideo, zoals zij zelf stelt, via WeTransfer aan ENGNR verzonden heeft. Verzending via WeTransfer bood ENGNR namelijk de mogelijkheid om de animatievideo zelf op te slaan en te gaan gebruiken. Omdat ENGNR de verzending via WeTransfer betwist heeft en [eiser] op dit punt bewijs aangeboden heeft, krijgt [eiser] de opdracht te bewijzen dat zij de definitieve versie van de animatievideo via WeTransfer aan ENGNR verzonden heeft.
Beroep op vernietiging vanwege dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden
4.9.
Om proceseconomische redenen zal de kantonrechter hierna ook alvast ingaan op ENGNR’s subsidiaire beroep op vernietiging in verband met dwaling, bedrog en/of misbruik van omstandigheden. Dit beroep slaagt niet.
4.10.
In ENGNR’s beroep op dwaling ligt besloten dat [eiser] de animatievideo enkel via Vimeo ter beschikking zou hebben gesteld en dat ENGNR niet zou beschikken over de gebruiksrechten. Zoals hiervoor in r.o. 4.8 besproken is, klopt dit volgens [eiser] niet. Zij stelt dat zij de animatievideo via WeTransfer ter beschikking gesteld heeft en daarmee ook de gebruiksrechten aan ENGNR overgedragen heeft. Als dit na bewijslevering vast komt te staan, dan raakt dit de kern van ENGNR’s beroep op dwaling en hoeft dit beroep op dwaling niet verder besproken te worden. Als bewijs op dit punt uitblijft, dan zullen [eiser] ’ vorderingen om die reden worden afgewezen.
4.11.
ENGNR heeft onvoldoende gesteld om tot een geslaagd beroep op bedrog en/of misbruik van omstandigheden te kunnen komen. Volgens ENGNR is sprake van bedrog of misbruik van omstandigheden, omdat [eiser] wist dat [naam 2] niet bevoegd was om ENGNR te vertegenwoordigen en zij hem desondanks verzocht akkoord te gaan met de concept animatievideo. Als dit al juist zou zijn, dan levert dit nog geen geslaagd beroep op bedrog of misbruik van omstandigheden op vanwege de hoge eisen die worden gesteld aan een geslaagd beroep op bedrog of misbruik van omstandigheden. Verder verwijst de kantonrechter naar hetgeen hiervoor overwogen is over de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Beroep op opschorting
4.12.
Tot slot meent ENGNR, meer subsidiair, dat zij haar betalingsverplichting mag opschorten, omdat [eiser] nog geen definitieve animatievideo inclusief alle bijbehorende gebruiksrechten opgeleverd heeft. Als komt vast te staan dat [eiser] de animatievideo via WeTransfer verzonden heeft en daarmee de gebruiksrechten aan ENGNR overgedragen heeft, dan vervalt daarmee de grondslag van ENGNR’s beroep op opschorting. Dat in dat geval kan worden gesproken over een definitieve video, en niet over een concept, volgt uit het akkoord dat [naam 2] in zijn e-mail van 9 september 2022 gegeven heeft op ‘de derde versie’.
Conclusie
4.13.
De conclusie is dat de bal bewijsrechtelijk bij [eiser] ligt en dat het aan [eiser] is om te bewijzen dat 1) een overeenkomt tot stand gekomen is, 2) zij gerechtvaardigd op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [naam 2] mocht vertrouwen,
en3) zij de animatievideo opgeleverd heeft via WeTransfer.
4.14.
Met het oog op de bewijsopdrachten aan [eiser] , houdt de kantonrechter iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
draagt [eiser] op te bewijzen dat:
1) ENGNR per e-mail ingestemd heeft met de animatievideo en het servicepakket ‘Zilver’; en
2) [eiser] in opdracht van [naam 2] eerder aanpassingen doorgevoerd heeft aan de website en daar ook voor betaald kreeg en [naam 3] samen met [naam 2] aanwezig was tijdens een gesprek over de animatievideo voordat akkoord gegeven werd voor het maken van de animatievideo; en
3) [eiser] de definitieve versie van de animatievideo via WeTransfer aan ENGNR verzonden heeft.
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 29 mei 2024voor uitlating door [eiser] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als [eiser] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als [eiser]
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
juni 2024tot en met
oktober 2024dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van een nog aan te wijzen kantonrechter van deze rechtbank, in het gerechtsgebouw
te Bergen op Zoom, Zuid-Oostsingel 41,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Roose en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 19 februari 2010, NJ 2010, 115 [ING/Bera].
2.Hoge Raad 3 februari 2017, JOR 2017/150.