ECLI:NL:RBZWB:2024:6106

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/385069 FA RK 21-2078
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Haerkens-Wouters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gezamenlijk gezag en aanhouding verzoek omgangsregeling in afwachting van hulpverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende gezag en omgangsregeling. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Andel, verzocht om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind, geboren in 2018, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.A. Boelhouwer, zich tegen dit verzoek verzette. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een mondelinge zitting op 17 juli 2024, waarbij ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. De Raad heeft in zijn rapportage aangegeven dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is, gezien de problematische communicatie tussen de ouders en de voorgeschiedenis van huiselijk geweld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man al bijna drie jaar geen contact heeft gehad met het kind en dat er geen constructieve communicatie tussen de ouders is. Dit maakt het onmogelijk om gezamenlijk het gezag uit te oefenen. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de beslissing over de omgangsregeling aangehouden, in afwachting van verdere hulpverlening en stabiliteit voor de vrouw, voordat contactherstel met de man kan plaatsvinden. De rechtbank heeft ook een informatieregeling vastgesteld, waarbij de vrouw de man eenmaal per kwartaal zal informeren over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot het kind.

De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek tot omgang aangehouden tot 25 februari 2025, om te wachten op een verslag van de advocaat van de vrouw over het verloop van het hulpverleningstraject. De rechtbank benadrukt dat het in het belang van het kind is dat er eerst duidelijkheid komt over de hulpverlening voordat verdere stappen worden gezet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/385069 FA RK 21-2078
datum uitspraak: 28 augustus 2024
nadere beschikking betreffende gezag en contactregeling
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] , [gemeente] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J. van Andel,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. N.A. Boelhouwer.
1. Het verdere procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 27 juli 2021 en alle daarin genoemde stukken;
- de e-mailberichten van De Toegang Tilburg van 8 juni 2022, 2 februari 2023, met als bijlage de UHA-rapportage van 26 januari 2023 en 22 september 2023, met als bijlage de definitieve UHA-rapportage van 1 augustus 2023;
- het e-mailbericht van Sterk Huis van 21 december 2022;
- de brieven van de Raad voor de Kinderbescherming van 6 februari 2023, 8 maart 2023, 7 juni 2023, 25 september 2023, 12 oktober 2023 en 14 februari 2024, met als bijlage het raadsrapport;
- het e-mailbericht van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 mei 2023;
- de F9-formulieren van mr. Van Andel van 20 juli 2023, 8 augustus 2023 en 6 maart 2024;
- de F9-formulieren van mr. Boelhouwer van 9 augustus 2023 en 7 maart 2024.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 17 juli 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Bij voornoemde beschikking zijn partijen verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Midden-Brabant voor een (jeugd)hulpverleningstraject. Het loket is verzocht de rapportage van de in te zetten zorgaanbieder over het verloop en de resultaten van het zorgtraject aan de rechtbank te overleggen. Indien de eindrapportage daartoe aanleiding geeft, is de Raad verzocht de rechter te adviseren over het gezag en de contactregeling. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
2.2.
Aan de rechtbank ligt nog ter beoordeling voor de volgende verzoeken van de man:
  • bepaling dat hij voortaan ook belast zal zijn met het gezag over de minderjarige [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018;
  • vaststelling van een zorgregeling, waarbij [minderjarige] bij hem verblijft ieder weekend van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur en zodra [minderjarige] naar school gaat eenmaal per twee weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, alsook (steeds) de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de vakanties/feestdagen voorgaan op de reguliere omgang, althans een zodanige zorgregeling te bepalen die de rechtbank het meest in het belang van [minderjarige] acht.
2.3.
Op 2 februari 2023 heeft de Toegang Tilburg de eerste Uniform Hulpaanbod (UHA) rapportage aan de rechtbank doen toekomen. Hieruit volgt dat de gestelde resultaten voor het hulpverleningstraject op dat moment niet zijn behaald. Uit de brief van de Raad van 12 oktober 2023 volgt dat het UHA-traject na voornoemde UHA-rapportage weer is opgepakt en dat het verloop van dit traject eerst verder dient te worden afgewacht.
2.4.
Op 22 september 2023 heeft de Toegang Tilburg de definitieve UHA-rapportage aan de rechtbank doen toekomen. Hieruit volgt dat de gestelde resultaten niet zijn behaald. Sterk Huis denkt dat sprake is van een preverbaal trauma bij [minderjarige] . Na dit trauma in zicht te hebben gebracht dienen partijen [minderjarige] te ontschuldigen zodat hij dit preverbaal trauma kan verwerken. Er moet ook statusvoorlichting worden gegeven zodat [minderjarige] weet wie zijn vader is. In december 2022 heeft een multidisciplinair overleg plaatsgevonden met school, de GGD en Sterk Huis. [minderjarige] is op de wachtlijst gezet bij het Psycho Trauma Centrum van Sterk Huis voor onderzoek naar en behandeling van het mogelijk trauma. De vrouw wil echter eerst aan zichzelf werken voordat aan de behandeling van [minderjarige] wordt gestart. Zij geeft aan op dat moment niet genoeg draagkracht te hebben voor de ondersteuning van [minderjarige] behandeling tegelijkertijd met haar eigen trauma therapie. Sterk Huis ziet dat de inzet van de vrouw onmisbaar is in het traumaverwerkingstraject met [minderjarige] en de statusvoorlichting. Naar inschatting van de GGZ behandelaar van de vrouw zal haar traumatherapie op zijn minst anderhalf jaar in beslag gaan nemen.
2.5.
De Raad heeft in het raadsrapport van 13 februari 2024 aangegeven zorgen te hebben over [minderjarige] . Hij heeft inmiddels al drie jaar zijn vader niet gezien en als er niets verandert heeft de Raad de zorg dat [minderjarige] opgroeit zonder dat hij weet wie zijn vader is en zonder dat hij zijn vader kent. Ook is de Raad bezorgd dat [minderjarige] niet de juiste therapie krijgt of dat het erg lang duurt voor hij therapie krijgt met betrekking tot mogelijk pre-verbaal trauma. Hierdoor kan een stagnatie van zijn ontwikkeling plaatsvinden. Verder heeft de Raad zorgen dat de vrouw niet volledig emotioneel beschikbaar is voor [minderjarige] , omdat zij bezig is met het verwerken van haar eigen trauma, opgedaan in de relatie met de man. Tot slot heeft de Raad zorgen dat partijen, vanwege hun belaste voorgeschiedenis, niet in staat zijn om te communiceren of te overleggen over beslissingen met betrekking tot [minderjarige] .
Gezag
2.6.
De Raad adviseert in het raadsrapport het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag af te wijzen. Ondanks dat het wettelijk uitgangspunt gezamenlijk gezag is, is de Raad in deze situatie van mening dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige] is. De noodzakelijke constructieve communicatie tussen partijen ontbreekt in zijn geheel. Zij hebben elkaar jaren niet gesproken en hebben een belast verleden met huiselijk geweld. Het is niet te verwachten dat op korte termijn verbetering komt in de onderlinge vertrouwensband tussen partijen en hun communicatie. Met de noodzaak van de inzet van de traumatherapie hebben partijen en [minderjarige] nog een lange weg te gaan. Ook is de Raad van mening dat van ouders niet verwacht kan worden dat zij na hun verleden met elkaar, constructief kunnen samenwerken en beslissingen kunnen nemen in gezamenlijkheid in het belang van [minderjarige] . [minderjarige] zal in dat geval klem en verloren raken, omdat samenwerking tussen ouders niet mogelijk is. Daarbij is de man op dit moment niet op de hoogte van wat speelt in het leven van [minderjarige] en hoe het met hem gaat, waardoor het lastig wordt om in zijn belang belangrijke beslissingen te (kunnen) nemen. Tijdens de mondelinge mandeling heeft de Raad aangegeven bij het advies uit het rapport te blijven. Ook als er wel sprake is van contact tussen de man en [minderjarige] maakt dat niet dat sprake is van een situatie waarin partijen gezamenlijk het gezag kunnen uitvoeren. Het diagnostisch onderzoek van [minderjarige] kan verder een beeld geven over wat [minderjarige] nodig heeft, maar een diagnose zegt niets over de samenwerkingsmogelijkheden tussen partijen.
2.7.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij zijn verzoek om te bepalen dat hij voortaan het gezag met de vrouw gezamenlijk uitoefent, handhaaft. De man wordt volgens hem al jaren buiten spel gezet. Hij vindt het ook spijtig dat de vrouw pas tijdens de mondelinge behandeling met informatie over [minderjarige] , zijn hulpverleningstraject en de traumatherapie van de vrouw komt en dat zij hier geen stukken, zoals verslagen, van heeft overgelegd. Hij kan zich voorstellen dat de beslissing op dit verzoek wordt aangehouden zodat eerst helderheid kan komen over de problematiek van [minderjarige] middels diagnostisch onderzoek. De uitslag van het onderzoek kan voor de vrouw tot gevolg hebben dat zij rust vindt en niet meer naar de man hoeft te wijzen. Daarna kan een bepaalde communicatievorm tussen partijen plaatsvinden als ouders van [minderjarige] . Voor de man is het verder van groot belang dat hij informatie krijgt over [minderjarige] . Nu de vrouw hem niet over [minderjarige] informeert is het nog belangrijker dat hij het gezag heeft, zodat hij deze informatie zelf kan opvragen.
2.8.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven zich te kunnen vinden in het advies van de Raad. Het verzoek van de man moet volgens haar worden afgewezen. De vrouw verbaast zich dat de man nu een ander standpunt inneemt dan tijdens het raadsonderzoek. De Raad heeft uitgebreid onderzoek gedaan en daaruit volgt dat gezamenlijk gezag niet in het belang is van [minderjarige] .
2.9.
Ingevolge artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat indien dit verzoek ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met dit gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.10.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken volgt dat [minderjarige] na de zomervakantie naar het speciaal basisonderwijs gaat. Op het regulier basisonderwijs kwam hij vaak overprikkeld thuis. Ook vindt hij het lastig zijn emoties te reguleren waardoor het regulier basisonderwijs niet passend is. Verder is er speltherapie ingezet voor [minderjarige] . Hij heeft tien sessies gehad, waarna dit traject is geëindigd omdat zijn therapeut ermee stopte. Onderdeel van deze speltherapie was (ook) begeleiding van de vrouw. Zij wordt nog wel begeleid door de gezinsbehandelaar van de speltherapie. Binnenkort zal [minderjarige] starten met traumatherapie bij RIOzorg. In dat kader zal ook een diagnostisch onderzoek plaatsvinden. Hieruit zal volgen wat de oorzaak is van onder meer het gedrag van [minderjarige] ; is sprake van een trauma, speelt er ook kindeigen problematiek en wat heeft [minderjarige] nodig aan verdere therapie en/of van zijn ouders. Er zullen eerst twee gesprekken met de vrouw plaatsvinden. Daarna kan de hulpverlening voor [minderjarige] starten. Ook de vrouw zal starten met eigen hulpverlening. Zij heeft een lange tijd op de wachtlijst gestaan voor traumatherapie en is inmiddels tweemaal doorverwezen naar een andere afdeling. In de week na de mondelinge behandeling staat een intakegesprek gepland bij de GGZ. Ook wenst zij de hulpverlening via Novadic Kentron weer op te starten zodat zij een terugval in haar verslaving kan voorkomen. Tot slot is duidelijk geworden dat ook de man een hulpverleningstraject heeft gevolgd. Dit traject is afgesloten. Uit dat hulpverleningstraject volgde volgens hem al snel dat hij geen agressieprobleem heeft, maar toch heeft hij het traject gedurende een jaar voortgezet. De man heeft daar geleerd hoe hij om moet gaan met situaties die voorheen “een trigger” voor hem waren.
2.11.
Anders dan de man heeft betoogt acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] dat duidelijkheid komt over het gezag en zal dan ook nu beslissen op het verzoek van de man. De rechtbank constateert dat er al een aantal hulpverleningstrajecten zijn ingezet en afgerond, maar ook dat voor [minderjarige] en de vrouw pas recentelijk een intensief traject is gestart/gaat starten. De rechtbank neemt verder de voorgeschiedenis van partijen, waarbij sprake was van huiselijk geweld zoals volgt uit de UHA-rapportage en het raadsrapport, in aanmerking. Gezamenlijk gezag vereist dat de ouders in staat zijn tot enige vorm van communicatie met elkaar en dat zij beslissingen van enig belang over hun minderjarige kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Naar het oordeel van de rechtbank is het voor partijen op dit moment evenwel niet mogelijk om samen het gezag uit te oefenen over [minderjarige] . Zij hebben namelijk een (te) belast verleden met elkaar, met huiselijk geweld, en vast staat dat er tot op heden geen enkele vorm van communicatie is tussen partijen. Van hen kan ook niet verwacht worden op dit moment dat zij met elkaar communiceren over [minderjarige] . Ook als uit het diagnostisch onderzoek van [minderjarige] volgt dat zijn problematiek niet (mede) het gevolg is van het handelen van de man, is er nog steeds geen situatie waarin partijen (direct) gezamenlijk het gezag kunnen uitoefenen. Daarnaast heeft de man een groot deel van het leven van [minderjarige] gemist. Inmiddels heeft hij al bijna drie jaar geen contact met [minderjarige] . Ook met de vrouw heeft hij geen contact over [minderjarige] . Hij is dus niet op de hoogte van hoe het met [minderjarige] gaat, wat [minderjarige] nodig heeft en wat in zijn belang is. Bovendien heeft nog geen statusvoorlichting aan [minderjarige] plaatsgevonden. Het is daarom voor de man naar het oordeel van de rechtbank niet mogelijk om (samen met de vrouw) beslissingen te nemen in het belang van [minderjarige] . Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank het anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat de vrouw alleen het gezag over hem zal blijven uitoefenen. Het verzoek van de man wordt daarom afgewezen.
Omgangsregeling
2.12.
Uit het raadsrapport volgt dat de Raad nog geen advies kan geven over de invulling van de omgangsregeling en verzoekt de beslissing op dit verzoek voor de duur van zes maanden aan te houden. Het is belangrijk dat de vrouw eerst stabiel is, voordat gewerkt kan worden aan de mogelijkheden voor contactherstel met de man. De vrouw zal hiervoor eerst traumatherapie moeten opstarten en volgen. Op welke termijn dit zal gebeuren is niet (met zekerheid) in te schatten. Er zal in het proces steeds afgewogen moeten worden welke vervolgstap haalbaar is en wat in het belang van [minderjarige] is. Het is niet per definitie een noodzaak om het gehele traject afgerond te hebben, alvorens gekeken kan worden naar de rol van de man in het traject. De Raad geeft in het rapport verder aan dat het nodig is dat [minderjarige] statusvoorlichting krijgt door de vrouw, in afstemming met de traumatherapeut die betrokken is als het traject voor [minderjarige] start. In de traumatherapie zal waarschijnlijk het onderwerp ‘vader’ ook besproken worden. Van daaruit zal Sterk Huis kunnen starten met het traject om het contact te herstellen tussen de man en [minderjarige] en te bezien welke vorm van contact haalbaar en in het belang van [minderjarige] is.
2.13.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij zijn verzoek handhaaft. Als het contact tussen hem en [minderjarige] hersteld wordt, zal dit wel moeten gebeuren met een opbouw en startend met begeleide omgang. De man kan zich er in vinden dat de beslissing op dit verzoek wordt aangehouden in afwachting van het diagnostisch onderzoek van [minderjarige] .
2.14.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de beslissing op het verzoek met betrekking tot de omgangsregeling moet worden aangehouden. Eerst dient traumatherapie voor [minderjarige] plaats te vinden, voordat wordt gestart kan worden met contactherstel.
2.15.
Naar het oordeel van de rechtbank dient in beginsel contact plaats te vinden tussen de man en [minderjarige] . Vooralsnog is dit echter niet aan de orde. Er zijn nog veel stappen die gezet moeten worden voordat het contact tussen de man en [minderjarige] kan worden hersteld op een manier die in het belang van [minderjarige] is. Het hulpverleningstraject voor [minderjarige] loopt nog en er dient in dat kader eerst duidelijkheid te komen over waar de problematiek van [minderjarige] vandaan komt en wat hij nodig heeft wat betreft hulpverlening en van zijn ouders. Daarnaast zal ook eerst statusvoorlichting moeten worden gegeven aan [minderjarige] over zijn vader. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hiervoor aandacht zal zijn tijdens de traumatherapie van [minderjarige] . Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de beslissing op het verzoek aanhouden voor de duur van zes maanden in afwachting van bericht van de advocaat van de vrouw over de voortgang van het hulpverleningstraject van haar en [minderjarige] , bij voorkeur met een verslag hiervan, en hoe zij wenst dat deze procedure wordt voortgezet. Daarna zal de advocaat van de man in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren, alsmede aan te geven hoe hij wenst dat deze procedure wordt voortgezet.
Informatieregeling
2.16.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling verzocht, in het kader van zijn verzoek betreffende de omgangsregeling, een informatieregeling vast te leggen.
2.17.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat de vrouw één keer per kwartaal (uiterlijk op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober) aan de man informatie zal verstrekken over [minderjarige] , via de advocaten van partijen. Daarbij zal zij ook een recente duidelijke foto sturen van [minderjarige] . Bij voorkeur worden er geen foto’s op social media geplaatst van [minderjarige] , maar mocht dat wel zo zijn dan gebeurt dit enkel op een afgesloten profiel en worden er geen teksten bij geplaatst over de andere partij. Nu 1 juli net voorbij is, is afgesproken dat de vrouw alsnog zo snel mogelijk de man zal informeren over [minderjarige] en aan hem een recente duidelijke foto toesturen.
2.18.
Nu partijen overeenstemming hebben bereikt over de informatieregeling en de rechtbank deze regeling, net als de Raad, in het belang van [minderjarige] acht, zal de rechtbank deze informatieregeling vastleggen op onderstaande wijze.

3.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag af;
bepaalt dat de vrouw de man eenmaal per kwartaal (uiterlijk op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober) via de advocaten van partijen schriftelijk informeert omtrent belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018, onder overlegging van een goedgelijkende en duidelijke foto van de minderjarige, een en ander met inachtneming van rechtsoverweging 2.17;
houdt de behandeling van het verzoek tot omgang aan tot
25 februari 2025 pro formain afwachting van bericht van de advocaat van de vrouw over het verloop van het hulpverleningstraject van haar en [minderjarige] , bij voorkeur met een verslag hiervan, en hoe zij wenst dat deze procedure wordt voortgezet waarna de advocaat van de man in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren, alsmede aan te geven hoe hij wenst dat deze procedure wordt voortgezet;
houdt iedere verdere beslissing op het verzoek met betrekking tot de omgangsregeling aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Haerkens-Wouters, en, in tegenwoordigheid van mr. Reijerse, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.