ECLI:NL:RBZWB:2024:6114

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
02-151346-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van benzine met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 2 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 mei 2024 ongeveer 32 liter benzine heeft gestolen. De verdachte, geboren in 1988 en momenteel gedetineerd in P.I. Grave, is niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen en heeft geen bekende woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 19 augustus 2024 heeft de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, de diefstal wettig en overtuigend bewezen geacht, gebaseerd op de aangifte van het benzinestation, camerabeelden en de bekennende verklaring van de verdachte. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft hem een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 58 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en klinische behandeling, om het delictpatroon van de verdachte te doorbreken.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte behandeld moet worden en dat het delictpatroon moet worden doorbroken. De officier van justitie had een voorwaardelijke isd-maatregel geëist, maar de rechtbank oordeelde dat niet aan de wettelijke vereisten voor deze maatregel was voldaan. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte gemotiveerd is voor behandeling en dat een stevige stok achter de deur noodzakelijk is om recidive te voorkomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op 2 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-151346-24
vonnis van de meervoudige kamer van 2 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
niet als ingezetene in de Basisregistratie Personen ingeschreven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland
nu gedetineerd in P.I. Grave
raadsman mr. J. Looman, advocaat te 's-Gravenhage

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 augustus 2024 waarbij de officier van justitie mr. C.M.J.M. van Buul en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ook is [reclasseringswerker] als deskundige ter zitting gehoord.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, primair op neer dat verdachte op 3 mei 2024 32 liter benzine heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde diefstal van 32 liter benzine wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangifte namens [benzinestation] , de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie, registratienummer PL2000-2024110681, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 46.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de aangifte van [aangever] namens [benzinestation] van 4 mei 2024, pagina’s 22 tot en met 24;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 19 augustus 2024.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 3 mei 2024 te [geboorteplaats] ongeveer 32 liter benzine die aan [benzinestation] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: isd-maatregel), geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daaraan dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt aan verdachte geen voorwaardelijke isd-maatregel op te leggen. Het reclasseringsrapport is duidelijk. De reclassering heeft de mogelijkheid van het opleggen van de isd-maatregel onderzocht en heeft bewust een ander traject geadviseerd. Zij adviseert aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. Verzocht wordt dit advies te volgen. Verdachte wil graag worden behandeld en is daar gemotiveerd voor.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van benzine. Benzinediefstal is een vervelend feit, omdat dit voor veel overlast en financiële schade zorgt. Ook getuigt diefstal van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen.
De persoon van verdachte
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat uit zijn strafblad blijkt dat hij in het verleden al veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder meerdere diefstallen. Hij heeft daarvoor al meerdere straffen opgelegd gekregen, maar heeft hiervan kennelijk niet geleerd.
Over verdachte is op 2 augustus 2024 een reclasseringsrapport opgesteld. De reclassering ziet risicofactoren op het gebied van middelengebruik en het psychosociaal functioneren van verdachte. Ook is er sprake van instabiliteit op het gebied van huisvesting en dagbesteding en heeft verdachte een (deels) negatief sociaal netwerk waardoor hij zich negatief laat beïnvloeden. De diefstal past volgens de reclassering in een delictpatroon van vermogensdelicten. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld-hoog. Indien verdachte wordt veroordeeld, wordt geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorgstelling, het volgen van een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole.
Hoewel in eerste instantie de insteek een isd-maatregel leek te zijn heeft de reclassering in het rapport van 2 augustus 2024 niet geadviseerd tot oplegging van deze maatregel. Op de zitting gaf deskundige [reclasseringswerker] aan de isd-maatregel een stap te ver te vinden. Desgevraagd gaf zij ook aan dat een voorwaardelijke isd-maatregel als stok achter de deur wat haar betreft wel een mogelijkheid zou zijn.
Mogelijkheid opleggen isd-maatregel
Een isd-maatregel kan, ook in voorwaardelijke vorm, alleen worden opgelegd indien aan de formele vereisten zoals bedoeld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor het opleggen van de maatregel wordt voldaan. De rechtbank stelt vast dat aan deze vereisten niet is voldaan. Uit het eerste lid, onder 2, van dit artikel volgt namelijk dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf moet zijn veroordeeld én dat het nieuwe feit moet zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregel. Deze eis van tenuitvoerlegging strekt zich naar het oordeel van de Hoge Raad ook uit tot het
voorwaardelijke gedeeltevan een opgelegde straf (ECLI:NL:HR:2020:2028). Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat slechts voor twee van de veroordelingen van verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit geldt dat de opgelegde straf volledig ten uitvoer is gelegd (parketnummers 02-322240-20 en 09-186189-20. Voor de andere veroordelingen geldt dit niet of kan dit niet worden afgeleid uit de justitiële documentatie. Dit betekent dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 38m Sr, zodat een voorwaardelijke isd-maatregel zoals door de officier van justitie geëist alleen al om die reden niet kan worden opgelegd.
De straf
De rechtbank acht het met name van belang dat verdachte wordt behandeld en dat het delictpatroon wordt doorbroken. Hiervoor is een langdurige klinische opname en aansluitend een ambulante behandeling noodzakelijk, alsmede de overige door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft ter zitting ondubbelzinnig te kennen gegeven dat hij het patroon ook wil doorbreken en dat hij gemotiveerd is voor een klinische behandeling. De rechtbank acht daarvoor een stevige stok achter de deur noodzakelijk. Zij zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 58 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank realiseert zich dat zij hiermee een veel hogere straf oplegt dan in de LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt wordt gehanteerd. Zij acht dit echter noodzakelijk in het belang van verdachte om hem tot het uiterste te motiveren om aan zijn drugsverslaving te werken en geen strafbare feiten meer te plegen alsook in het belang van de maatschappij ter voorkoming van recidive.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 Sr zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

primair: diefstal

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de
verslavingsreclassering van Novadic-Kentron op het adres Rooseveltlaan 148, 4624 DE, Bergen op Zoom. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat opnemen bij GGZ WNB of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* verdachte laat zich behandelen door Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en mr. P.B. van Onzenoort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 september 2024.
Mrs. Brouwer en Luijten zijn niet in de gelegenheid om het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij in of omstreeks 3 mei 2024 te Bergen op Zoom, althans in Nederland, ongeveer 32 liter, althans een hoeveelheid benzine/brandstof, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benzinestation] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art. 310 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 3 mei 2024 te Bergen op Zoom, althans in Nederland, opzettelijk ongeveer 32 liter, althans een hoeveelheid liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [benzinestation] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan Rijksweg A58, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(art. 321 Wetboek van Strafrecht)