ECLI:NL:RBZWB:2024:6121

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
C/02/419013 / HA ZA 24-83 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • mr. Scheffers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetzaak over contractspartijen en schadevergoeding bij exploitatieovereenkomst van een dekhengst

In deze verzetzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vraag centraal wie de contractspartijen zijn bij een exploitatieovereenkomst van een dekhengst, en of er recht bestaat op schadevergoeding. De oorspronkelijke eisende partij, [naam 1], heeft in conventie een schadevergoeding van € 264.000,- gevorderd van de gedaagde partijen, [B.V.] en [bestuurder B.V.], wegens het niet afgeven van diepvries sperma na beëindiging van de overeenkomst. De rechtbank heeft eerder in een verstekvonnis van 3 januari 2024 de vorderingen van [naam 1] toegewezen, maar [B.V. en bestuurder B.V.] hebben verzet aangetekend tegen dit vonnis. Tijdens de procedure is vastgesteld dat de overeenkomst tot exploitatie van de dekhengst is gesloten tussen [naam 1] en [B.V.], en dat [bestuurder B.V.] geen partij was. De rechtbank oordeelt dat [B.V.] niet schadeplichtig is, omdat er geen sprake is van verzuim. De omzetting van de verbintenis tot afgifte in een verbintenis tot schadevergoeding is niet geldig, waardoor [naam 1] geen recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank vernietigt het verstekvonnis en veroordeelt [naam 1] tot terugbetaling van het bedrag dat [B.V. en bestuurder B.V.] aan haar heeft voldaan. De vordering van [B.V. en bestuurder B.V.] in reconventie tot betaling van € 45.437,15 wordt afgewezen, evenals de vordering tot het ophalen van de diepvries sperma.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/419013 / HA ZA 24-83
Vonnis van 28 augustus 2024
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [woonplaats 1] (België),
(oorspronkelijk) eisende partij in conventie (gedaagde in het verzet),
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [naam 1] ,
advocaat: mr. S.A. Wensing,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B.V.],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[bestuurder B.V.],
wonende te [woonplaats 2] ,
(oorspronkelijk) gedaagde partijen in conventie (eisers in het verzet),
eisende partijen in reconventie,
hierna te noemen: [B.V.] en [bestuurder B.V.] en gezamenlijk [B.V. en bestuurder B.V.] ,
advocaat: mr. L.M. Schelstraete.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 13 maart 2024 en de daarin genoemde stukken,
– de conclusie van antwoord in reconventie van [naam 1] ,
– de akte houdende overlegging producties 15 tot en met 27 van [B.V. en bestuurder B.V.] ,
– de mondelinge behandeling van 13 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
– de spreekaantekeningen van mr. S.A. Wensing en mrs. L.M. Schelstraete en
[naam 2] , zoals deze zijn overgelegd en voorgedragen op de mondelinge
behandeling,
– de ter zitting door [B.V. en bestuurder B.V.] overgelegde productie 27.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] is een dressuuramazone, die in 2010 het paard genaamd ‘ [naam paard] ’ heeft gekocht. [naam 1] heeft [naam paard] in de internationale dressuursport
uitgebracht. [naam paard] is een goedgekeurde dekhengst.
2.2.
[B.V.] , die handelt onder de naam ‘ [handelsnaam] ’, houdt zich bezig met het fokken en de handel in paarden en het exploiteren van dekhengsten. [bestuurder B.V.] is enig (indirect) bestuurder van [B.V.] .
2.3.
In februari 2017 heeft [naam 1] [naam paard] ter exploitatie bij [B.V.] gestald. De daaraan ten grondslag liggende overeenkomst luidt als volgt:
“Between:
A [naam 1] , (…) (owner [naam paard] )
And
[bestuurder B.V.] , (…) (owner [handelsnaam] )
Concerning the stallion
C [naam paard] (…)
A and B agreed the following:

C is belonging to A

C is going to stand at stud with B in [woonplaats 2] for the year 2017

B is going to be in charge of the collecting and the selling of the fresh/frozen semen of C

B will give C the best possible care

B is taking all costs for keeping C and B is taking all costs related tot put C at stud. (like advertisement, collecting semen, distributing semen etc.)

B will keep an accurate bookkeeping of all breedings done by C, and all payments that are coming in from selling the fresh/frozen semen of C

All the netto breeding money (this is the breeding money coming in, minus commission to be paid to (inter)national colleagues, or minus discount given to breeders) will be shared on a fifty/fifty base between A and B

As long as B is selling at least 75 breedings in breeding season 2017, A en B continue their cooperation concerning C, and C can stay with B for the next breeding season”.
De overeenkomst is op 24 februari 2017 ondertekend door [naam 1] en [bestuurder B.V.] .
2.4.
Na het dekseizoen in 2017 is de overeenkomst voortgezet.
2.5.
Op 30 december 2019 heeft [bestuurder B.V.] via WhatsApp contact gezocht met [naam 1] . De volgende berichten zijn tussen [bestuurder B.V.] en [naam 1] uitgewisseld:
“Hi [naam 1] . Congrates with your good results yesterday!!! I want to let you know that I stop with [naam paard] . Please let me know what to do. Thanks. Rg [bestuurder B.V.] .
Hi [bestuurder B.V.] , thank you very much. Ok i will let you know today x.
Can I know why?
Hi [naam 1] . I like [naam paard] , but I am not making money with him, and since you’re already contacting other people to find a place for him, we better stop. It is OK with me no problem. Rg [bestuurder B.V.] ”.
2.6.
Op 4 januari 2020 heeft [naam 1] [naam paard] bij [B.V.] opgehaald en bij
een derde ondergebracht.
2.7.
Op 5 februari 2021 stuurt [naam 1] via het e-mailadres van [handelsnaam] aan [naam 3] , met een kopie aan [bestuurder B.V.] , voor zover van belang, het volgende bericht:
“(…)
I’m contacting you because I would like to receive all the details of which mares [naam paard] had breed since 01/01.2017 y until February 2020. I know you have all this in excel
files.
Also I know frozen semen was taken and I would like to know what you have sold from it? And what you sold during 2020? I would also like to get all the frozen semen back”.
2.8.
Bij e-mail van 10 februari 2021 heeft [naam 1] van [naam 3] een excelbestand met de dekkingen van [naam paard] van 2017 tot 2020 ontvangen. Hierop heeft [naam 1] dezelfde dag als volgt gereageerd:
“Thank you very much. What about the frozen semen?”.
2.9.
Op 26 maart 2021 heeft [bestuurder B.V.] [naam 1] te kennen gegeven dat er nog 718 rietjes met diepvries sperma van [naam paard] in voorraad zijn en doet hij
[naam 1] een voorstel om tot afwikkeling van de samenwerking te komen. Kort en zakelijk weergegeven houdt het voorstel in dat een deel van de voorraad rietjes in opslag blijft en het overige deel tussen partijen wordt verdeeld, dan wel dat de voorraad tussen partijen ieder bij helfte wordt verdeeld, dan wel dat [naam 1] de gehele voorraad koopt voor een bedrag van € 70.100,-.
2.10.
Bij e-mail van 8 september 2022 heeft [naam 3] [naam 1] een overzicht toegezonden van de verkoopresultaten van de voorraad diepvries sperma van [naam paard] in de jaren 2020 tot en met 2022.
2.11.
Op 5 oktober 2022 heeft [naam 1] een betaling van € 4.364,42 ontvangen met betrekking tot de verkoop van diepvries sperma over de jaren 2020 tot en met 2022.
2.12.
Bij e-mail van 10 november 2022 bericht mr. Wensing mr. W. Reddingius, de voormalig advocaat van [B.V.] , voor zover van belang, als volgt:
“Bij schrijven van 9 februari 2021 heeft cliënte uw cliënt verzocht om haar een overzicht toe te zenden van alle dekkingen en diepvries sperma. Ook heeft cliënte uw cliënt verzocht om de diepvries sperma naar haar te zenden. Uw cliënt heeft vervolgens een excel sheet naar cliënte verzonden en hieruit zou blijken dat uw cliënt nog een bedrag ad 4.009,85 en 2.709,85 zou moeten betalen aan cliënte. Hierop heeft cliënte uw cliënt verzocht om duidelijkheid te verschaffen over de diepvries sperma. Daarop heeft uw cliënt een aantal voorstellen geformuleerd; er zouden nog 718 rietjes bij uw cliënt zijn.
Deze voorstellen zijn:
(…)
Nu uw cliënt heeft geweigerd om de rietjes die in eigendom aan cliënte toebehoren af te geven zet cliënte deze vordering om in een schadeloosstelling te weten de verkoopprijs van de rietjes. De overeenkomst was immers reeds beëindigd en uw cliënt beschikt niet over een rechtsgeldige titel deze rietjes onder zich te houden en op de markt te brengen”.
2.13.
Bij e-mail van 22 november 2022 heeft mr. Reddingius op het bericht van
mr. Wensing, voor zover van belang, als volgt gereageerd:
“ [naam paard] is tot 30 december 2019 bij cliënte gestald geweest en verzorgd.
Cliënte heeft gedurende die tijd sperma bij [naam paard] afgenomen, laten onderzoeken en controleren, ingevroren en tot op heden dat sperma bewaard en verhandeld.
Ter uitvoering van de overeenkomst heeft cliënte kosten gemaakt, die door de beëindiging van de overeenkomst thans nodeloos blijken en niet meer vergoed kunnen worden uit de opbrengsten van de verkoop van het diepvries sperma.
Zoals te doen gebruikelijk heeft cliënte begin oktober 2022 (einde dekzeizoen) een jaarafrekening gemaakt en aan uw cliënte verzonden.
Op 5 oktober 2022 heeft cliënte het aan uw cliënte toekomende bedrag van € 4.364,42 aan
uw cliënte betaald.
(…)
Hierbij gaat een eindafrekening (alle bedragen excl. BTW) nu uw cliënte de overeenkomst ook wat betreft de bewaring en het verhandelen van het diepvries sperma klaarblijkelijk als beëindigd beschouwd.
Namens cliënte verzoek en voor zover nodig sommeer ik uw cliënte het aan cliënte toekomende bedrag van in totaal € 45.437,15 (incl. BTW) van de eindafrekening binnen 14 dagen na vandaag aan cliënte te betalen en binnen 14 dagen na betaling het totale restant diepvries sperma van [naam paard] bij cliënte op te (laten) halen”.
2.14.
Hierop heeft mr. Wensing bij e-mail van 24 november 2022, voor zover van belang, als volgt gereageerd:
“In geen geval kan uw cliënte aanspraak maken op vergoeding van kosten nu dit contractueel is uitgesloten. Dit is logisch nu aan uw cliënte 50% van de dekopbrengsten toekwam en hiermee de kosten zijn gecompenseerd. Cliënte wijst de vermeende vordering van uw cliënte dan ook van de hand.
Zonder overeenstemming met cliënte heeft uw cliënte zichzelf 718 rietjes toegeëigend die aan cliënte in eigendom toebehoren. De overeenkomst met betrekking tot gezamenlijke verdeling van de dekopbrengsten was reeds beëindigd op initiatief van uw cliënte. Uw cliënte is dan ook aan cliënte verschuldigd een bedrag van 239 x 1.500,00 euro, in totaal ad 358.500,00 euro. Voor zoveel nog nodig sommeer ik uw cliënte om dit verschuldigde bedrag binnen 5 dagen na heden rechtstreeks aan cliënte te voldoen bij gebreke waarvan ik zonder nadere aankondiging uw cliënte in rechte zal betrekken. Ik zeg hierbij de extra rente- en incassokosten aan”.
2.15.
Partijen hebben geprobeerd om hun geschil onderling te regelen, maar zijn daarin niet geslaagd.

3.Het geschil

in (oorspronkelijk) conventie
3.1.
[naam 1] heeft in de verstekprocedure (zaak- / rolnummer 02/416545 / HA ZA
23-629) gevorderd – samengevat – [B.V. en bestuurder B.V.] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 264.000,-, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[naam 1] heeft aan haar vordering tot schadevergoeding een toerekenbare
tekortkoming dan wel onrechtmatige daad ten grondslag gelegd en daartoe het volgende aangevoerd.
Zij heeft met [B.V. en bestuurder B.V.] een overeenkomst gesloten ter exploitatie van [naam paard] als dekhengst. Deze overeenkomst is in december 2019 geëindigd. [B.V. en bestuurder B.V.]
was daarom verplicht om de nog in haar bezit zijnde voorraad diepvries sperma
van [naam paard] aan haar als eigenaresse daarvan af te geven. [B.V. en bestuurder B.V.] heeft
afgifte geweigerd en verkeert ter zake in verzuim. [naam 1] heeft de verplichting
van [B.V. en bestuurder B.V.] tot nakoming c.q. afgifte van haar eigendom omgezet in een verplichting tot betaling van vervangende schadevergoeding. Het betreft een totaal van 718 rietjes, waarmee 176 dekkingen kunnen worden uitgevoerd. Het dekgeld voor [naam paard] bedroeg € 1.500,-. Haar schade kan daarom worden begroot op
een bedrag van in totaal € 264.000,-.
3.3.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard verstekvonnis van 3 januari 2024 heeft deze
rechtbank de vorderingen van [naam 1] toegewezen met uitzondering van de
vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en de gevorderde
hoofdelijkheid.
3.4.
[B.V. en bestuurder B.V.] voert in deze verzetprocedure verweer en concludeert tot vernietiging
van het verstekvonnis van 3 januari 2024. Voorts dat opnieuw recht wordt gedaan door [naam 1] in haar vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, althans haar vorderingen af te wijzen en [naam 1] te veroordelen tot terugbetaling van al
hetgeen [B.V. en bestuurder B.V.] aan haar uit hoofde van het verstekvonnis heeft voldaan, vermeerderd met rente en kosten.
in reconventie
3.5.
[B.V. en bestuurder B.V.] vordert – samengevat – [naam 1] te veroordelen tot betaling van
€ 45.437,15, vermeerderd met rente en kosten. Voorts vordert [B.V. en bestuurder B.V.] [naam 1] , op straffe van verbeurte van een dwangsom, te gebieden na voornoemde
betaling de voorraad diepvriessperma van [naam paard] bij [B.V. en bestuurder B.V.] op te halen en weer in bezit te nemen.
3.6.
[B.V. en bestuurder B.V.] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag.
De overeenkomst tot exploitatie van [naam paard] bestond enerzijds uit de stalling,
de verzorging en het winnen, bewaren en verkopen van vers sperma van [naam paard]
(hierna: deel 1) en anderzijds uit het bewaren en verkopen van de aangelegde voorraad diepvries sperma van [naam paard] (hierna: deel 2). Op 4 januari 2020 is
deel 1 van de overeenkomst geëindigd. Deel 2 van de overeenkomst is in 2022 door
[naam 1] beëindigd. De kosten die [B.V. en bestuurder B.V.] heeft gemaakt voor het aanleggen van de voorraad diepvries sperma zijn daardoor in feite nodeloos gemaakt, althans deze kunnen niet meer worden vergoed vanuit de te genereren verkoopopbrengsten. Op grond van artikel 7:405 BW in samenhang gelezen met artikel 7:411 BW, althans op grond van artikel 6:248 lid 1 BW kan zij daarom tegenover [naam 1] aanspraak maken op betaling van de door haar gemaakte, maar nog niet vergoede kosten. Dit betreft een bedrag van in totaal € 45.437,15 (incl. BTW). [naam 1] verkeert met betaling van dit bedrag in verzuim. [naam 1] is daarom over dit bedrag de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd.
3.7.
[naam 1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [bestuurder B.V.] (de rechtbank neemt aan en gaat ervan uit dat dit een omissie is en dat [naam 1] [B.V. en bestuurder B.V.] bedoelt) in de kosten.

4.De beoordeling

rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
De Nederlandse rechter is bevoegd van het geschil kennis te nemen. Partijen hebben
uitdrukkelijk gekozen voor toepasselijkheid van Nederlands recht, welke keuze de rechtbank zal volgen.
ontvankelijkheid
4.2.
Het verzet wordt geacht tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het
tegendeel niet is gesteld en daarvan ook niet is gebleken. [B.V. en bestuurder B.V.] kan daarom
in zoverre in haar verzet worden ontvangen.
in (oorspronkelijk) conventie
wie is contractspartij bij de overeenkomst tot exploitatie van [naam paard] ?
4.3.
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is wie de contractspartijen waren bij de overeenkomst tot exploitatie van [naam paard] . De rechtbank volgt [B.V. en bestuurder B.V.] in haar betoog dat [bestuurder B.V.] (in privé) geen partij was bij deze overeenkomst en dat de
overeenkomst is gesloten tussen [naam 1] enerzijds en [B.V.] anderzijds. In
dat oordeel betrekt de rechtbank dat [B.V.] , handelend onder de naam [handelsnaam] , door [bestuurder B.V.] is opgericht om de activiteiten waarop de overeenkomst
ziet te verrichten, dat in de overeenkomst [bestuurder B.V.] specifiek wordt aangeduid als eigenaar van [handelsnaam] en dat niet is weersproken dat de communicatie met betrekking tot de overeenkomst verliep via [handelsnaam] en dat ook de betalingen op grond van de overeenkomst aan [naam 1] vanuit [handelsnaam] zijn verricht. Nu [bestuurder B.V.] geen partij was bij de overeenkomst, kan het verstekvonnis voor zover dat betrekking heeft op [bestuurder B.V.] niet in stand blijven en
zal het in zoverre worden vernietigd.
is [B.V.] tegenover [naam 1] schadeplichtig?
4.4.
[naam 1] stelt dat de tekortkoming respectievelijk de fout van [B.V.] is gelegen in het niet afgeven respectievelijk onder zich houden van de aan haar in
eigendom toebehorende voorraad diepvries sperma van [naam paard] na beëindiging van de overeenkomst tussen partijen.
4.5.
Uit artikel 6:87 BW volgt dat voor zover nakoming van een verbintenis niet al blijvend onmogelijk is, de verbintenis kan worden omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding als de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser hem schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert.
4.6.
Uit artikel 6:82 BW volgt dat het verzuim intreedt als de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Als de schuldenaar tijdelijk niet kan nakomen of uit zijn houding blijkt dat aanmaning nutteloos zou zijn, kan de ingebrekestelling plaatsvinden door een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat hij voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld. Het verzuim kan op grond van artikel 6:83, aanhef en onder c BW
ook zonder ingebrekestelling intreden, onder meer, als de schuldeiser uit de
mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat hij in de nakoming van de
verbintenis zal tekortschieten.
4.7.
Bezien in het licht van de betwisting door [B.V.] heeft [naam 1] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd gesteld dat [B.V.] ter zake de gestelde verbintenis tot afgifte in verzuim verkeert. [B.V.] voert terecht aan dat de e-mail van [naam 1] aan [naam 3] van 5 februari 2021, waarnaar [naam 1] heeft verwezen ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van verzuim, niet kwalificeert als een ingebrekestelling. Dat geldt ook voor de
e-mail van mr. Wensing aan mr. Reddingius van 24 november 2022, waarnaar [naam 1] heeft verwezen. Ook in die e-mail wordt [B.V.] geen redelijke termijn voor nakoming van de verbintenis tot afgifte van de voorraad diepvries sperma van [naam paard] gesteld dan wel aan [B.V.] medegedeeld dat zij voor het uitblijven van de nakoming van die verbintenis aansprakelijk wordt gehouden. Verder heeft [naam 1] onvoldoende aanknopingspunten verschaft voor het oordeel dat [B.V.] van rechtswege in verzuim is komen te verkeren. Dat [naam 1] uit de houding of de mededeling van [B.V.] moest afleiden dat het geen zin had om haar een termijn te geven waarbinnen zij de voorraad diepvries sperma moest afgeven, vindt geen steun in de feiten.
4.8.
Nu het vereiste verzuim ontbreekt, heeft de omzetting van de gestelde verbintenis
tot afgifte naar een verbintenis tot vervangende schadevergoeding niet geldig
plaatsgevonden. [naam 1] heeft daarom geen recht op schadevergoeding vanwege
een tekortkoming aan de zijde van [B.V.] .
4.9.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam 1] ook geen recht op schadevergoeding op grond van een onrechtmatige daad aan de zijde van [bestuurder B.V.]
BV. Het enkele feit dat [B.V.] de voorraad diepvries sperma (nog) niet aan [naam 1] heeft afgegeven, is onvoldoende om dat handelen als onrechtmatig te kwalificeren. Onrechtmatig handelen vereist een directe, rechtstreekse en opzettelijke inbreuk door [B.V.] op het eigendomsrecht van [naam 1] . Dat
daarvan sprake is, is niet gesteld en daarvan is ook niet gebleken.
4.10.
Niet is komen vast te staan dat [B.V.] tegenover [naam 1] schadeplichtig is. Het verstekvonnis kan daarom ook voor zover dat betrekking heeft op [B.V.] niet in stand blijven en zal daarom worden vernietigd.
4.11.
Niet weersproken is dat [B.V. en bestuurder B.V.] op 11 januari 2024 aan de proceskostenveroordeling van het verstekvonnis heeft voldaan door een bedrag van € 5.228,77 aan [naam 1] te betalen. Nu het verstekvonnis geheel wordt vernietigd, zal de rechtbank opnieuw recht doen en [naam 1] overeenkomstig het verzoek van [B.V. en bestuurder B.V.] veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen [B.V. en bestuurder B.V.] op grond van het verstekvonnis aan [naam 1] heeft voldaan. Aan [naam 1] is een betalingstermijn van veertien dagen gegund. De verzochte wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het aan [B.V. en bestuurder B.V.] terug te betalen bedrag zal
daarom niet eerder ingaan dan op de vijftiende dag.
in reconventie
4.12.
In deze procedure is komen vast te staan dat de overeenkomst tot exploitatie van
[naam paard] is gesloten tussen [naam 1] enerzijds en [B.V.] anderzijds. Niet ter discussie staat dat deze overeenkomst kan worden gekwalificeerd als een
overeenkomst van opdracht en dat [B.V.] op grond van de overeenkomst werkzaamheden heeft verricht. [B.V.] betoogt dat zij tegenover [naam 1] aanspraak kan maken op redelijk loon tot een bedrag van in totaal € 45.437,15. Ter
onderbouwing van haar vordering verwijst [B.V.] naar het overgelegde overzicht kostenberekening.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het betoog van [B.V.] niet slagen. Het overzicht waarnaar [B.V.] verwijst, ziet op kosten voor de stalling, de verzorging en het winnen van sperma van [naam paard] en het invriezen en bewaren daarvan vanaf het begin van de samenwerking in 2017. Tussen partijen is niet in geschil dat [B.V.] op grond van de overeenkomst gehouden was tot het (laten) verrichten van deze werkzaamheden. Anders dan [B.V.] betoogt, zijn de daaraan verbonden kosten dus niet nodeloos gemaakt. Ze zijn immers gemaakt ter uitvoering van de toen nog bestaande overeenkomst tussen partijen. Niet in
geschil is dat [B.V.] als financiële tegenprestatie en als vergoeding voor alle
aan haar verbintenis verbonden kosten recht had op 50% van de gerealiseerde verkoopopbrengsten van zowel vers als diepvries sperma van [naam paard] . Tot
4 januari 2020 heeft [B.V.] dus een redelijke vergoeding voor de door haar geleverde prestatie, waaronder het aanleggen van de voorraad diepvries sperma ontvangen. Vast staat dat [naam paard] vanaf 4 januari 2020 niet langer ter exploitatie aan [bestuurder B.V.] ter beschikking is gesteld en bij een derde is ondergebracht. Vanaf die datum – zo stelt [naam 1] terecht – levert [B.V.] geen prestatie
meer. Gelet hierop valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, dan ook niet in te zien waarom een vergoeding/redelijk loon gerechtvaardigd is. Dit geldt te meer, nu [B.V.] – naar eigen zeggen – ook ná 4 januari 2020 nog opbrengsten heeft gegenereerd met de verkoop van diepvries sperma van [naam paard] , waarvan aan haar dus 50% is toegekomen.
4.14.
De stelling van [B.V.] ter zitting dat zij nog steeds kosten maakt voor het bewaren van de voorraad diepvries sperma van [naam paard] , omdat [naam 1] deze niet bij haar heeft opgehaald, wordt als rechtens niet relevant verworpen. [B.V.] heeft aan deze stelling immers geen vordering verbonden.
4.15.
Geconcludeerd wordt dat de vordering tot betaling van € 45.437,15 niet voor toewijzing in aanmerking komt en daarom wordt afgewezen.
4.16.
Nu de vordering tot het gebieden van [naam 1] tot het ophalen van de rietjes bij [B.V.] zo is ingesteld dat die afhankelijk is van de betaling van het afgewezen bedrag, wordt ook deze vordering afgewezen.
proceskosten (inclusief nakosten) in (oorspronkelijk) conventie en in reconventie
4.17.
Omdat beide partijen (grotendeels) in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd in die zin, dat ieder van
partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in (oorspronkelijk) conventie
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 3 januari 2024 onder zaak- / rolnummer
C/02/416545 / HA ZA 23-629 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2.
veroordeelt [naam 1] binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis aan [B.V. en bestuurder B.V.] terug te betalen al hetgeen [B.V. en bestuurder B.V.] op grond van voornoemd verstekvonnis aan [naam 1] heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het terug te betalen bedrag vanaf de vijftiende dag
tot aan de dag van algehele betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vordering af,
in (oorspronkelijk) conventie en in reconventie
5.6.
compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.