Op 1 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een kwetsbare minderjarige, geboren in 2009. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling optreedt voor de minderjarige, die zich regelmatig aan het gezag onttrekt door weg te lopen. Dit gedrag heeft geleid tot ernstige zorgen over haar ontwikkeling en het ontbreken van noodzakelijke (trauma)behandelingen. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de minderjarige, haar advocaat, de vader en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren. De moeder was niet verschenen.
De GI verzocht om een voorwaardelijke machtiging om de minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te plaatsen voor zes maanden. De kinderrechter oordeelde dat jeugdhulp noodzakelijk is vanwege de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige, die haar ontwikkeling ernstig belemmeren. De kinderrechter concludeerde dat er geen minder ingrijpende opties beschikbaar zijn en dat de voorwaardelijke machtiging als laatste redmiddel dient om te voorkomen dat de minderjarige gesloten wordt geplaatst. De kinderrechter verleende de machtiging voor de periode van 1 augustus 2024 tot 1 februari 2025, onder de voorwaarden die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen.
De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter benadrukte het belang van de ingezette behandelingen en de noodzaak om de minderjarige in de huidige situatie te houden, waar zij de benodigde hulp kan ontvangen.