ECLI:NL:RBZWB:2024:6142

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
C/02/422282 FA RK 24-2193
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om eenhoofdig gezag over minderjarige in het kader van gewijzigde omstandigheden en gebrek aan betrokkenheid van de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezag over een minderjarige. De vrouw, die de verzoekster is, heeft verzocht om het eenhoofdig gezag over hun kind, geboren in 2020, toe te wijzen aan haar. De man, de vader van het kind, is niet verschenen op de mondelinge behandeling en heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet betrokken is in het leven van de minderjarige en dat hij zowel de vrouw als het kind respectloos behandelt. De vrouw heeft alle belangrijke beslissingen over de opvoeding van de minderjarige alleen genomen en de man heeft herhaaldelijk aangegeven geen verantwoordelijkheid te willen dragen voor het gezag.

De rechtbank heeft geconstateerd dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, aangezien de man geen uitvoering geeft aan zijn ouderlijk gezag en de vrouw feitelijk alleen de opvoeding verzorgt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de vrouw toe te wijzen, gezien de verstoorde verhouding tussen de ouders en het gebrek aan betrokkenheid van de man. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om de vrouw alleen met het gezag te belasten, omdat de man niet in staat is om goede beslissingen te nemen over het kind. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/422282 FA RK 24-2193
datum uitspraak: 15 augustus 2024
beschikking over gezag
in de zaak van
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. L.A.P. van Haperen te Breda,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
over het minderjarig kind van partijen:
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 10 mei 2024 ontvangen verzoek van de vrouw, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Van Haperen van 14 mei 2024, zijnde een BRP-uittreksel;
- de tijdens de mondelinge behandeling voorgelezen en overgelegde afschriften van WhatsAppgesprekken.
1.2
Op 1 augustus 2024 heeft de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
- een vertegenwoordigster van de Raad.
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen op de mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2
Na de echtscheiding van partijen is [minderjarige] op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] geboren.
2.3
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
2.4
De man heeft de minderjarige erkend. Partijen hebben samen het gezag over hem.
2.5
Partijen hebben beiden de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vrouw voortaan met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] zal worden belast.
3.2
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De man is per aantekende post en per gewone post op zijn brp-adres opgeroepen voor de mondelinge behandeling. Tevens is aan hem op dit adres een afschrift van het verzoekschrift toegestuurd. Van zijn zijde is geen verweerschrift ingediend. Hij is bij de mondelinge behandeling niet verschenen. De rechtbank is van oordeel dat de man op de hoogte moet worden geacht te zijn van de inhoud van het verzoekschrift en de mondelinge behandeling op 1 augustus 2024.
Gewijzigde omstandigheden
4.2.
De vrouw voert aan dat de omstandigheden zijn gewijzigd. De man geeft geen uitvoering aan zijn ouderlijk gezag. De vrouw voedt [minderjarige] feitelijk alleen op. De man is hierbij niet betrokken. De vrouw neemt alleen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] . De rechtbank oordeelt mede gelet hierop dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden en dat de vrouw kan worden ontvangen in haar verzoek.
Gezag
4.3.
De vrouw legt verder aan haar verzoek ten grondslag dat het anderszins in het belang van [minderjarige] is om de vrouw alleen met het gezag over hem te belasten. Tussen partijen is sprake van een verstoorde verhouding. De man heeft al meermalen aan de vrouw aangegeven dat hij het gezag over [minderjarige] niet meer wil en dat ze dit moet gaan regelen. De man wil niets meer met de vrouw te maken hebben, geen beslissingen over [minderjarige] meer hoeven nemen en hij geeft zelfs aan dat de achternaam van [minderjarige] moet worden veranderd. Tussen [minderjarige] en de man is sprake van beperkt contact. Soms is dit één keer in de week en soms is het weken niet. Alleen wanneer het de man uitkomt is er contact. Hij wil geen concrete afspraken maken over een structurele zorgregeling. Dan stuurt hij een bericht en de vrouw werkt hier altijd aan mee, nu zij het belangrijk vindt dat [minderjarige] zijn vader kent. Er is tussen partijen nooit een vaste zorgregeling afgesproken. Deze situatie is al sinds het uit elkaar gaan van partijen in 2021. De man heeft niet willen meewerken aan een ouderschapsplan. De verwachting is niet dat de man op korte termijn wel in staat en bereid is om uitvoering te geven aan zijn gezag. De vrouw heeft tot nu toe alle beslissingen over [minderjarige] alleen moeten nemen. Het is niet mogelijk gebleken om de man hierin mee te nemen of te consulteren. Wanneer de vrouw wel contact opneemt met de man wordt zij uitgescholden en is er geen vorm van communicatie mogelijk. De vrouw negeert het gedrag van de man. Soms vraagt hij of hij [minderjarige] mag zien. Dan geeft ze aan dat hij hem mag komen ophalen. De man toont nagenoeg geen interesse in het leven van [minderjarige] . De vrouw voedt [minderjarige] feitelijk alleen op en de man weet niet wat er in het leven van [minderjarige] speelt. De advocaat van de vrouw heeft een brief aan de man verzonden omtrent het eenhoofdig gezag. De vrouw heeft vernomen dat de man de brief heeft ontvangen, maar dat hij niet bereid is om hierop te reageren of te acteren. De man geeft zelfs meermalen aan dat hij hiermee kan instemmen en de vrouw legt als bewijs een overzicht van meerdere WhatsAppgespreken, die namens de vrouw bij de mondelinge behandeling is voorgedragen, over waaruit dit blijkt. De vrouw zal de man bij verkrijging van het eenhoofdig gezag ook in de toekomst blijven informeren over zaken betreffende de minderjarige.
4.4.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om het verzoek van de vrouw toe te wijzen. De Raad acht de namens de vrouw voorgelezen en overgelegde WhatsAppgesprekken bijzonder respectloos naar zowel de vrouw als [minderjarige] toe. Het is stuitend hoe er door hem met de vrouw en ook met de minderjarige wordt omgegaan. De vrouw is de verzorgende ouder en de moeder van [minderjarige] . Het blijkt overduidelijk dat de man geen verantwoordelijkheid wil dragen voor [minderjarige] . Wanneer de man dit wel zou willen, vraagt de Raad zich überhaupt af of hij deze verantwoordelijk wel kan en mag dragen. De Raad spreekt tenslotte uit dat hij van harte hoopt dat de man de in de apps beschreven uitspraken niet doet waar [minderjarige] bij is.
4.5.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n lid 2 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
4.6.
Het verzoek van de vrouw om haar alleen met het gezag te belasten zal in het belang van [minderjarige] worden toegewezen. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van feiten en omstandigheden die in het belang van [minderjarige] nopen tot afwijking van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat partijen, ook nadat zij zijn gescheiden, gezamenlijk het gezag uitoefenen.
4.7.
De rechtbank is gebleken dat de man weigert om mee te werken aan het nemen van gezagsbeslissingen. Uit de bij de mondelinge behandeling namens de vrouw voorgelezen (en overgelegde) WhatsAppgesprekken tussen partijen volgt meermalen dat de man niet langer wil worden belast met het gezag over [minderjarige] , dat hij geen verantwoordelijkheid over hem wil dragen en dat hij de vrouw verzoekt om dit te gaan regelen. Uit die gesprekken blijkt ook dat er tussen partijen, en dan met name vanuit de man richting de vrouw, sprake is van een zeer verstoorde manier van communiceren. De man diskwalificeert en beledigt de vrouw op een verregaande en onacceptabele manier. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat de inhoud van (een deel) van deze berichten stuitend is. Daarbij komt dat er sinds juni 2021 zeer beperkt contact is tussen de man en [minderjarige] . Er zijn geen vaste afspraken over de contacten met [minderjarige] . Partijen zijn nooit een ouderschapsplan of een zorgregeling overeengekomen. Uit de verklaring van de vrouw wordt afgeleid dat de man dat niet wilde. Hij komt [minderjarige] ophalen wanneer het hem uitkomt. Dit varieert tussen eenmaal in de week, waarna hij soms weken niets van zichzelf laat horen. De man heeft een wisselende houding, zoals ook blijkt uit de voormelde voorgelezen en overgelegde gesprekken. Vast staat in ieder geval dat de man niet is betrokken bij de dagelijkse opvoeding en verzorging van [minderjarige] . Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en de opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind. Dit is hier niet het geval. Daarbij komt dat blijkens artikel 1:247 lid 1 BW het ouderlijk gezag een aantal bevoegdheden inhoudt die nodig zijn voor de verzorging en opvoeding van een minderjarige, zoals onder andere de bevoegdheid om belangrijke beslissingen in het leven van een kind te nemen, bijvoorbeeld schoolkeuze en medische zaken. Om invulling te kunnen geven aan het gezag moet een ouder belangstelling hebben voor zijn kind en bekend zijn met zijn ontwikkelingen en weten wat er in de minderjarige omgaat. Ook dit is hier niet het geval. De man weet niet wat er speelt in het leven van [minderjarige] en hij kan om die reden geen goede beslissingen over en voor hem nemen. Een en ander is niet in het belang van [minderjarige] . Uit het vorenstaande volgt dat er sprake is van een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van het gezamenlijk gezag van beide partijen [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen zijn ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. De rechtbank heeft, met de Raad, er vertrouwen in dat de vrouw ook bij het verkrijgen van het eenhoofdig gezag de man zal blijven informeren over [minderjarige] en dat zij het contact tussen hen beiden zal blijven ondersteunen en faciliteren.
4.8.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat het gezag over de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] voortaan alleen aan de vrouw toekomt en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Toekoen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024, in aanwezigheid van Akkermans-Bruijs, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.