In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 30 november 2022, waarin de omgevingsvergunning voor het tijdelijk verwijderen van interieuronderdelen van een Rijksmonument werd geweigerd. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Boomaars, heeft op 8 maart 2021 een verzoek ingediend voor deze vergunning. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst heeft het verzoek afgewezen, na negatief advies van de Centrale Erfgoedcommissie en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De rechtbank heeft op 6 december 2023 de zaak behandeld, waarbij ook de gemachtigde van het college en een vertegenwoordiger van de stichting als derde-partij aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte de omgevingsvergunning heeft geweigerd zonder voorafgaand overleg met eiseres, zoals vereist door artikel 3.2a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank stelt vast dat de kerk, waar de interieuronderdelen zich bevinden, nog steeds als kerkelijk monument wordt aangemerkt en dat de voorwerpen van wezenlijk belang zijn voor het belijden van de godsdienst. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen, waarbij overleg met eiseres moet plaatsvinden.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat het college niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor overleg. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1750,-. De uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, en openbaar gemaakt op 26 januari 2024.