In deze civiele procedure, die zich afspeelt in Middelburg, hebben twee buren, aangeduid als [naam 1 & 2] en [naam 3], een geschil over de aanwezigheid van bomen en een camera. [naam 1 & 2] heeft een primaire vordering ingesteld tot verwijdering van bomen die zich te dicht bij de erfgrens bevinden, op basis van artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat één van de bomen, aangeduid als boom 1, zich op 35 centimeter van de erfafscheiding bevindt, wat in strijd is met de wettelijke afstandseisen. De rechtbank heeft daarom de vordering tot verwijdering van deze boom toegewezen en een dwangsom van € 200,00 per dag opgelegd voor het geval [naam 3] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 5.000,00.
De vorderingen van [naam 1 & 2] tot verwijdering van andere bomen (bomen 2 tot en met 7 en boom 9) zijn afgewezen, omdat deze zich op een afstand van meer dan twee meter van de erfafscheiding bevinden. Ook de subsidiaire vordering tot snoeien van de bomen is afgewezen, omdat er op dat moment geen onrechtmatige hinder werd ervaren.
In reconventie heeft [naam 3] gevorderd dat de camera van [naam 1 & 2] zou worden verwijderd, omdat deze een inbreuk op zijn privacy zou maken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de camera, die alleen op het eigen perceel is gericht en niet op het perceel van [naam 3], geen onrechtmatige inbreuk op de privacy vormt. De vordering tot verwijdering van de camera is dan ook afgewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 4 september 2024 door mr. Bosters.