Op 5 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in het kader van een rekestprocedure, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming betrokken was. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad om de ondertoezichtstelling van beide minderjarigen te verlengen met zes maanden toegewezen, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] bij de vader. De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, gezien de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en de communicatie tussen de ouders. De ouders hebben inmiddels positieve stappen gezet, maar er zijn nog steeds grote zorgen over de situatie van de kinderen, vooral door de strijd tussen de ouders. De kinderrechter heeft benadrukt dat de betrokkenheid van de gezinsvoogdijorganisatie (GI) noodzakelijk blijft om de ouders te ondersteunen en de situatie van de kinderen te monitoren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.