ECLI:NL:RBZWB:2024:6190

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
C/02/426144 JE RK 24-1579
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 30 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen, omdat er ernstige zorgen zijn over haar welzijn en de ouders niet in staat zijn om de benodigde hulpverlening te organiseren. De minderjarige, geboren in 2008, vertoont problematiek zoals ADHD, emotionele en agressieregulatieproblemen, en heeft eerder automutilatie vertoond. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat zowel de vader als de moeder zich ernstige zorgen maken over de ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om samen de zorg voor [minderjarige] te realiseren en dat er een acute en ernstige bedreiging van haar ontwikkeling is. Daarom is besloten om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant voor een periode van drie maanden, van 30 augustus 2024 tot 30 november 2024. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er direct een jeugdbeschermer moet worden ingezet om de situatie van [minderjarige] te verbeteren. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en op 4 september 2024 schriftelijk vastgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens: C/02/426144 JE RK 24-1579
datum uitspraak: 30 augustus 2024
beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
wonende te [woonplaats] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondelinge verzoek van 30 augustus 2024 van de Raad, gevolgd door het op 2 september 2024 ontvangen schriftelijke verzoek met bijlage.
1.2
Het mondelinge verzoek is gedaan tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren in de zaak betreffende [minderjarige] met kenmerk C/02/416402 / FA RK 23/5562. Bij deze mondelinge behandeling waren aanwezig de moeder, bijgestaan door haar advocaat, de vader en een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1
De moeder en de vader dragen gezamenlijk het gezag over [minderjarige] . [minderjarige] woont bij de moeder.
2.2
Bij de kinderrechter van deze rechtbank is aanhangig de procedure met kenmerk C/02/416402 / FA RK 23/5562. In deze procedure heeft [minderjarige] een brief gestuurd aan de kinderrechter met de vraag om de zorgregeling, die de ouders na de echtscheiding in 2023 overeen zijn gekomen, te wijzigen in die zin dat zij bij haar moeder kan verblijven. Per e-mail van 9 juli 2024 heeft [minderjarige] in deze procedure gevraagd het gezag van haar vader over haar te beëindigen. De kinderrechter heeft in deze procedure [minderjarige] gesproken op [geboortedag] 2023 en 30 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1
De Raad verzoekt [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor een periode van drie maanden.

4.De beoordeling

4.1
Uit voormelde mondelinge behandeling en het verzoek van de Raad is gebleken dat de vader en de moeder onvoldoende in staat zijn gebleken om samen passende hulpverlening voor [minderjarige] te regelen. Bij [minderjarige] is sprake van kind-eigenproblematiek. Zij heeft ADHD, is zelfbepalend en er is sprake van emotie- en agressieregulatieproblematiek. Er is eerder sprake geweest van automutilatie. Ze heeft hulpverlening van Self en PMT. Er is een hulpverleningstraject geweest bij De GezinsManager. De relatie tussen [minderjarige] en de vader is conflictueus. Voor voormelde mondelinge behandeling heeft de kinderrechter kunnen waarnemen dat [minderjarige] heftige uitlatingen doet richting haar vader. Verder speelt bij [minderjarige] verslavingsproblematiek; zij heeft aan de kinderrechter verteld dagelijks veel te blowen. Daarnaast is er sprake geweest van wegloopgedrag, waarbij er geen zicht is op [minderjarige] en met wie zij dan omgaat. [minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Zowel de vader als de moeder maken zich ernstig zorgen over [minderjarige] . [minderjarige] geeft inmiddels ook zelf aan dat zij inziet dat ze hulp, waaronder traumabehandeling, nodig heeft.
4.2
In eerste instantie zou [minderjarige] een traject bij [ggz-kliniek] gaan volgen. [minderjarige] en de moeder stonden hierachter. De vader heeft aangegeven dat hij zich afvraagt of dit wel een passend traject is voor [minderjarige] gezien de ernst van haar problematiek. Er heeft vervolgens opnieuw een MDO plaatsgevonden. Er is toen een behandeltraject in een accommodatie bij Sterk Huis geadviseerd. Er is via Crossroads een verwijzing naar Sterk Huis verkregen en [minderjarige] staat bovenaan de wachtlijst voor een plaatsing op locatie Laanzicht. [minderjarige] en de moeder stemmen hiermee in. De vader vraagt zich af of het ingezette traject in het vrijwillig kader niet te vrijblijvend is. Hij blijft zich ernstig zorgen maken, omdat er al maanden voorbij zijn gegaan zonder dat [minderjarige] de hulp krijgt die zij nodig heeft. Ze staat weliswaar bovenaan de wachtlijst, maar de vader heeft vernomen dat het ook nog maanden kan duren voordat [minderjarige] geplaatst wordt. Bovendien vindt hij dat de communicatie vanuit Sterk Huis te wensen overlaat aangezien hij nergens bij wordt betrokken. Daarom stemt de vader vooralsnog niet in met deze hulpverlening.
4.3
De Raad acht het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk, omdat het de ouders samen niet lukt om de zorg voor [minderjarige] te realiseren die in verband met het wegnemen van haar ontwikkelingsbedreiging noodzakelijk is. Het is noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant (hierna: de GI) hierin de regie krijgt en kan bepalen welke hulpverlening voor [minderjarige] dient te worden ingezet. De Raad acht de kans overigens groot dat de GI zal inzetten op de plaatsing bij Sterk Huis, aangezien [minderjarige] daar al op de wachtlijst staat.
4.4
De Raad zal gedurende de voorlopige ondertoezichtstelling nader onderzoek doen naar de noodzaak van een verdere kinderbeschermingsmaatregel. In het schriftelijke verzoek heeft de Raad nog aangegeven dat de vertegenwoordigster van de Raad de voorlopige ondertoezichtstelling met [minderjarige] heeft besproken en dat zij het daarmee eens is.
4.5
Op grond van voormelde informatie komt de kinderrechter tot haar oordeel dat het noodzakelijk is [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen van de GI om een acute en ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen. De kinderrechter stelt [minderjarige] voorlopig onder toezicht voor een periode van drie maanden, te weten met ingang van 30 augustus 2024 tot 30 november 2024. Gezien de ernst van de problematiek van [minderjarige] acht de kinderrechter inzet van een jeugdbeschermer direct noodzakelijk.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
stelt [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2008 te [woonplaats] , voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant met ingang van
30 augustus 2024 tot 30 november 2024;
5.2
verzoekt aan de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking te verstrekken aan voormelde gecertificeerde instelling.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2024 door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, griffier, en op 4 september 2024 op schrift gesteld.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden: