ECLI:NL:RBZWB:2024:6201

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
BRE 24/5973
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in belastingzaak met betrekking tot inbeslagname voertuig

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 september 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker behandeld. Verzoeker, die zich verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel, vraagt de voorzieningenrechter om een inbeslaggenomen voertuig, een bedrijfsauto met aanhangwagen, terug te geven. Dit voertuig is in beslag genomen door de ontvanger van de Belastingdienst in verband met een belastingschuld van ruim € 11.000.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan het vereiste van connexiteit is voldaan, wat betekent dat er tegelijkertijd een bezwaar- of beroepsprocedure loopt tegen de belastingaanslagen die aan de invordering ten grondslag liggen. Hierdoor verklaart de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker niet-ontvankelijk. Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter dat, zelfs als aan het vereiste van connexiteit zou zijn voldaan, hij onbevoegd zou zijn om over het verzoek te oordelen, omdat de invordering van belastingen door de ontvanger niet onder de bevoegdheid van de belastingrechter valt.

De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een voorlopige voorziening kan worden getroffen en de rol van de voorzieningenrechter in belastingzaken. De voorzieningenrechter concludeert dat hij het verzoek niet kan behandelen en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/5973

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 september 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

en

de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Verzoeker verzet zich tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel en verzoekt de voorzieningenrechter de ontvanger van de Belastingdienst te bewegen een inbeslaggenomen voertuig aan hem terug te geven.

Karakter voorlopige voorzieningen

2. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, ook wel de bodemprocedure genoemd, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen. Daarbij gelden als voorwaarden dat tegelijkertijd tegen hetzelfde besluit een bezwaar- of beroepsprocedure loopt (vereiste van connexiteit) en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. [1] Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemprocedure niet.
2.1.
De voorzieningenrechter kan uitspaak doen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. [2] De voorzieningenrechter heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Vereiste van connexiteit
3. Verzoeker voert aan dat de ontvanger een voertuig van hem in beslag heeft genomen – een bedrijfsauto met aanhangwagen – die de ontvanger door middel van een openbare verkoop te gelde wil maken. Deze invorderingsactie van de Belastingdienst houdt volgens verzoeker verband met een belastingschuld van ruim € 11.000.
3.1.
Hoewel de voorzieningenrechter uit het betoog van verzoeker begrijpt dat de invorderingsactie kennelijk verband houdt met een of meerdere openstaande belastingaanslagen, heeft verzoeker de voorzieningenrechter niet duidelijk gemaakt over welke aanslagen dit zou gaan en of op dit moment een bezwaar- of beroepsprocedure in het kader van die kennelijke aanslagen loopt. Om die reden is de voorzieningenrechter primair van oordeel dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan het vereiste van connexiteit is voldaan. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek van verzoeker daarom niet-ontvankelijk.
Bevoegdheid van de voorzieningenrechter
3.2.
Voor de situatie dat wel aan het vereiste van connexiteit zou zijn voldaan, omdat er wel een bezwaar- of beroepsprocedure zou lopen tegen een of meerdere belastingaanslagen waarmee de invordering van de ontvanger verband houdt, overweegt de voorzieningenrechter ten overvloede het volgende.
3.3.
De invordering van belastingen wordt door de ontvanger uitgevoerd met toepassing van de Invorderingswet 1990. De belastingrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over een besluit dat is genomen op grond van de Invorderingswet 1990. Voor bepaalde besluiten wordt een uitzondering gemaakt. In die gevallen is de belastingrechter wel bevoegd. De beslissingen van de invorderingsambtenaar over de invordering van belastingaanslagen vallen niet onder een van de uitzonderingen. Ook de beslissingen van de ontvanger over de tenuitvoerlegging van een dwangbevel zijn niet als zodanig aangemerkt. In deze gevallen kan uitsluitend een vordering bij de civiele rechter worden ingesteld en is de voorzieningenrechter van de belastingkamer onbevoegd.
3.4.
Dat betekent dat ook als aan het vereiste van connexiteit wel zou zijn voldaan, de voorzieningenrechter – bij deze stand van zaken van het dossier – niet over het verzoek van verzoeker zou hebben kunnen oordelen, omdat zij daartoe onbevoegd zou zijn.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter kan het verzoek van verzoeker niet behandelen.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier, op 5 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:83 van de Awb.