ECLI:NL:RBZWB:2024:6214

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
10162021 \ CV EXPL 22-3133 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkige betonvloer en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 4 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en CUSTOM CONCRETE B.V. (CC) over de gebrekkige aanleg van een betonvloer. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. van der Veer, stelde dat de door CC gelegde betonvloer op meerdere punten gebrekkig was en dat CC in gebreke was gebleven bij het herstel hiervan. De procedure volgde op een deskundigenrapport dat bevestigde dat de vloer niet voldeed aan de eisen van goed en deugdelijk werk. De kantonrechter oordeelde dat CC tekortgeschoten was in haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst en dat de vloer niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, inclusief schadevergoeding van € 18.032,07, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd CC veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 5.238,81. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10162021 \ CV EXPL 22-3133
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M. van der Veer,
tegen
CUSTOM CONCRETE B.V.,
gevestigd te Lochem,
kantoorhoudend te Markelo,
gedaagde partij,
hierna te noemen: CC,
vertegenwoordigd door: [naam 1] , DGA.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 december 2023 en de daarin genoemde stukken,
- het deskundigenbericht van 30 april 2024,
- de conclusie na deskundigenbericht, tevens akte vermindering van eis, van [eiser] . CC heeft geen conclusie na deskundigenbericht genomen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Om organisatorische redenen kan de rechter ten overstaan van wie de mondelinge behandeling van 27 juni 2023 is gehouden, dit vonnis niet wijzen. Partijen zijn per brief van 22 december 2023 geïnformeerd dat de zaak door een andere kantonrechter verder zal worden behandeld. Partijen hebben hierop niet gereageerd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat partijen geen behoefte hebben aan een nieuwe mondelinge behandeling.
2.2.
Bij tussenvonnis van 8 november 2023 is de heer [deskundige] van [bedrijf] tot deskundige benoemd (hierna: [deskundige] ). Aan hem zijn de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd:
Zijn er normen voor de aanleg van woonbetonvloeren, onder meer voor wat betreft kleurverschillen, (maximale dikte en/of lengte van) scheuren in het beton en de vlakheid?
Hoe verhoudt de door CC gelegde betonvloer zich tot de betreffende normen en kwalificeren de punten, zoals aangegeven in het rapport van [naam 2] van 12 oktober 2021, als gebreken?
Wat zijn de kosten voor herstel van de gaten in de vloer?
Waarop begroot u de kosten voor herstel van de vloer indien er, naast de gaten, ook andere gebreken aanwezig zijn?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
2.3.
[deskundige] heeft in zijn rapport van 30 april 2024 de hiervoor genoemde vragen – samengevat – als volgt beantwoord:
1. Voor woonbetonvloeren bestaan geen normen, omdat het een handelsnaam betreft voor traditionele industriële monolithisch afgewerkte betonvloeren. Voor industriële toepassing moeten vloeren aan de NEN-normen 2743:2003 en 2747:2001 voldoen. Woonbetonvloeren moeten minimaal aan dat kwaliteitsniveau voldoen, waarbij hogere eisen aan het uiterlijk mogen worden gesteld. De NEN-normen maken geen deel uit van het Bouwbesluit en zijn privaatrechtelijk overeen te komen normen. Partijen zijn de toepasselijkheid van deze normen niet overeengekomen. [deskundige] hanteert de normen wel als uitgangspunt als beschrijving van goed en deugdelijk werk.
2. De vloer is onvoldoende glad en dicht afgewerkt. Langs de wanden is een brede strook van 20cm handmatig afgewerkt met een bovenmatig ruw oppervlak tot gevolg, waar een breedte van 5cm zou kunnen volstaan. De aanwezigheid van de uitgevoerde reparaties zijn niet storend aanwezig. Beton is aan materiaalkrimp onderhevig, wat leidt tot scheurvorming. De waargenomen scheurbreedten gaan de ‘fijne krimpscheuren’ waarvoor is gewaarschuwd te boven. De gaatjes in de vloer zijn het gevolg van het onvoldoende glad en dicht afwerken. De vloer is door vervorming in de periode van droging/verharden gaan schotelen, waardoor de voordeur net niet meer open kan. Dit is op te lossen door het uiterste randje van de betonvloer af te slijpen. De betonvloer is niet te hoog aangebracht. De twee door CC aangebrachte dilataties zijn op niet de meest noodzakelijk plaatsen, zeer slordig en niet in een rechte lijn aangebracht. Zij zijn niet functioneel en kwalitatief onvoldoende uitgevoerd. De door kleine reparaties ontstane kleurafwijkingen zijn acceptabel. De vloer is onvoldoende vlak.
3. [deskundige] begroot de kosten voor het herstel van de gaatjes in de vloer op € 1.875,00 inclusief btw.
4. [deskundige] noemt twee mogelijkheden om de gebreken op te lossen: herstel door de vloer dun over te lagen of vervanging van de vloer. Voor vervanging ziet [deskundige] geen noodzaak. Hij begroot de herstelkosten op € 16.093,00 inclusief btw.
5. [deskundige] licht toe dat herstel op de door hem voorgestelde wijze een kwaliteitsniveau oplevert dat past bij de inhoud van de overeenkomst tussen partijen, niet bij het prijspeil daarvan. CC heeft zich op het standpunt gesteld dat de door haar geoffreerde betonvloer een ander prijspeil kent dan dat van een woonbetonvloer. [deskundige] acht de vloer van CC aan de lage kant geprijsd, maar dit doet niet af aan het feit dat woonbetonvloeren als referentie zijn getoond en op de factuur van CC ook woonbeton is vermeld.
2.4.
Gelet op de antwoorden van [deskundige] , stelt de kantonrechter vast dat de door CC gelegde betonvloer gebrekkig is voor wat betreft het glad en dicht afwerken van de vloer, een te brede handmatig afgewerkte strook met een bovenmatig ruw oppervlak, bovenmatige scheurvorming, de gaatjes in de vloer, de aangebrachte dilataties en de vlakheid van de vloer. De vloer voldoet niet aan de daaraan op grond van de overeenkomst te stellen eisen. Als CC meent dat zij voor de overeengekomen prijs, geen vloer kon realiseren die wel aan die eisen voldoet, had zij tegen een hogere prijs moeten offreren of [eiser] duidelijk waarschuwen dat hij voor de aangeboden prijs geen woonbetonvloer mocht verwachten op het afwerkingsniveau van de in de referenties getoonde vloeren. De kantonrechter zal daarom de gevorderde verklaring voor recht dat CC is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst toewijzen.
2.5.
Zoals in het tussenvonnis van 26 juli 2023 onder 4.4 is aangegeven, heeft [eiser] CC de gelegenheid geboden om tot herstel van de vloer over te gaan. Aangezien CC dat niet heeft gedaan, heeft [eiser] recht op vervangende schadevergoeding en kon hij zijn vordering tot nakoming daartoe omzetten. De kantonrechter zal de gevorderde verklaring voor recht toewijzen.
2.6.
[deskundige] heeft de kosten van herstel begroot op € 16.093,00 inclusief btw. [eiser] heeft zijn vordering verminderd conform deze begroting. CC heeft geen bezwaar gemaakt tegen de bevindingen van [deskundige] en de hoogte van de begrote herstelkosten. De kantonrechter gaat daarom van de juistheid van deze begroting uit en zal het begrote bedrag als schadevergoeding toewijzen.
2.7.
CC heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente. Aangezien aan de vereisten van artikel 6:119 BW is voldaan, wordt deze rente over de schadevergoeding toegewezen.
2.8.
[eiser] heeft kosten gemaakt voor de vaststelling van zijn schade en de aansprakelijkheid van CC daarvoor. Deze kosten bedragen € 806,59. Nu CC geen verweer tegen deze kosten heeft gevoerd en de kantonrechter deze kosten redelijk voorkomen, zal de kantonrechter deze vordering toewijzen (artikel 6:96 lid 2 onder b BW).
2.9.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser] heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat [eiser] geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 1.132,48 toegewezen.
2.10.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- kosten vaststelling schade

16.093,00
806,59
- buitengerechtelijke incassokosten
1.132,48
+
Totaal
18.032,07
2.11.
CC is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten, conform de liquidatietarieven kanton) betalen. De proceskosten van [eiser] worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
131,18
- griffierecht
693,00
- kosten deskundige
2.858,63
- salaris gemachtigde
1.421,00
(3,5 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.238,81
2.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart voor recht dat CC is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst voor het realiseren van een woonbetonvloer naar de eisen van goed en deugdelijk werk en dat CC aansprakelijk is voor de schade die [eiser] daardoor heeft geleden en zal lijden,
3.2.
veroordeelt CC om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 18.032,07, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 16.093,00, met ingang van 2 juli 2022 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt CC in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot nu vastgesteld op € 5.238,81, welk bedrag aan hem moet worden betaald binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als CC niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
veroordeelt CC tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.