ECLI:NL:RBZWB:2024:6220

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
C/02/422822 / JE RK 24-984
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening machtiging gesloten accommodatie voor jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 augustus 2024 een nadere beschikking gegeven over de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft eerder op 6 juni 2024 een machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie, die op 6 september 2024 afloopt. De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling, en de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de procedure. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2024 waren de minderjarige en haar advocaat aanwezig, maar de Raad was niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat jeugdhulp nog steeds noodzakelijk is vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk op 18 oktober 2024 te rapporteren over de voortgang van de minderjarige en heeft de machtiging voor gesloten jeugdhulp verlengd van 6 september 2024 tot 6 november 2024. De kinderrechter heeft ook een nieuwe mondelinge behandeling gepland om de verdere voortgang te bespreken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/422822 / JE RK 24-984
Datum uitspraak: 30 augustus 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur, hierna te noemen GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. N. van Vliet te Breda.
De kinderrechter merkt als belanghebbende in deze zaak aan:
[minderjarige], voornoemd,
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van 6 juni 2024 en alle daarin genoemde stukken;
  • de brief van de GI van 4 juli 2024;
  • de brief van de GI van 22 augustus 2024, met bijlagen, waaronder een verklaring van de gedragswetenschapper van 21 augustus 2024, ontvangen op 22 augustus 2024.
1.2.
De nadere mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
De Raad is, ondanks een juiste oproeping, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Bij voormelde beschikking van 6 juni 2024 heeft de kinderrechter, voor zover thans van belang, een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 6 juni 2024 tot 6 september 2024. Het resterende deel van het verzoek van drie maanden is aangehouden tot de mondelinge behandeling van heden. Daarbij heeft de kinderrechter aan de GI verzocht om uiterlijk 13 augustus 2024 verslag te doen van het verloop van de gesloten plaatsing en ook om, bij handhaving van het restverzoek, een aanvullende verklaring van de gedragswetenschapper over te leggen. Deze stukken zijn op 22 augustus 2022 overgelegd.
2.2.
Op basis van de afgegeven machtiging verblijft [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.

3.Het verzoek

3.1.
Aan de orde is het resterende deel van het verzoek van de GI om haar te machtigen [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 6 september 2024 tot 6 december 2024.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft, kort samengevat, in haar verslag en bij de mondelinge behandeling het volgende aangegeven. [minderjarige] verblijft ten behoeve van de gesloten plaatsing bij Pactum. Bekend is dat [minderjarige] het liefst terug wil gaan naar haar [groep] van Sterk Huis. De GI wil met [minderjarige] daaraan werken. Dat gebeurt ook. De bedoeling is dat in de komende periode zal worden gewerkt aan een stapsgewijze terugplaatsing. Duidelijk is dat [minderjarige] daar nu nog niet klaar voor is. De verwachting is wel dat zij in de komende periode van drie maanden die stap wel kan maken. Er moet daarvoor nog een plan van aanpak worden opgesteld. Daarbij zal zij steeds meer bij Sterk Huis gaan verblijven. Op het eind van de route zal [minderjarige] , zoals de bedoeling is, bij Sterk Huis worden geplaatst in het kader van een voorwaardelijke machtiging voor een gesloten plaatsing. De voorwaarden daarvoor moeten nog worden opgesteld en met [minderjarige] worden besproken. De GI ondersteunt het voorstel van de advocaat van [minderjarige] om nu het verzoek toe te wijzen voor twee maanden en dat er voor het einde van deze periode een nieuwe mondelinge behandeling komt, waarbij ook het verzoek voor een voorwaardelijke machtiging kan worden besproken.
4.2.
[minderjarige] heeft in haar zogenoemde kindgesprek aan de kinderrechter verteld dat zij het liefst per direct terug wil gaan naar de [groep] . Een vervolg op de lopende gesloten plaatsing is volgens haar niet nodig. Zij is volgens eigen zeggen klaar voor een plaatsing in een open groep. Daarnaast is zij bereid om zich aan de te stellen voorwaarden, bijvoorbeeld niet weglopen, te houden.
4.3
Door de advocaat van [minderjarige] wordt aangegeven dat aan de formele vereisten voor een aanvullende gesloten plaatsing wordt voldaan. In dit kader is van het belang dat de gedragswetenschapper ook met de tweede periode van drie maanden heeft ingestemd. Erkend wordt dat [minderjarige] nogal ongeduldig is. Voor haar is voor nu het beste om het restverzoek voor twee maanden toe te wijzen. Daarnaast dient er een nieuwe datum voor een nadere mondelinge behandeling te komen voor de resterende periode van een maand, waarbij het liefst ook nog het nog in te dienen verzoek van de GI om [minderjarige] op een open groep te plaatsen met een voorwaardelijke gesloten plaatsing mondeling wordt behandeld.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp nog steeds noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is ook nu niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet).
5.2.
De kinderrechter verwijst hierbij naar de overwegingen, voor zover thans nog relevant, in zijn beschikking van 6 juni 2024. [minderjarige] wordt gecomplimenteerd voor de vooruitgang die zij inmiddels bij Pactum heeft geboekt. De vooruitzichten zijn goed. Als alles voorspoedig verloopt, is de kans groot dat zij eind dit jaar zal worden teruggeplaatst bij de [groep] van Sterk Huis. Deze terugplaatsing is een vurige wens van [minderjarige] . De kinderrechter hoopt en verwacht dat [minderjarige] in staat zal zijn om op de ingeslagen positieve weg door te gaan, zodat de terugplaatsing stapsgewijs kan worden opgebouwd. Zoals de GI het heeft aangegeven zal die plaatsing volgens haar plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijke gesloten plaatsing. De plannen daarvoor moeten nog worden gemaakt. Vervolgens zal de GI de voorwaarden met [minderjarige] bespreken en, vergezeld van onder meer de op schrift gestelde voorwaarden en een verklaring van de gedragswetenschapper, een verzoek bij de rechtbank indienen. Vooralsnog gaat de kinderrechter ervan uit dat zo’n verzoek, indien tijdig gedaan, het beste ook kan worden behandeld op de in het dictum genoemde mondelinge behandeling.
5.3.
Nu het resterende deel van het verzoek van een maand zal worden aangehouden wordt de GI verzocht om uiterlijk op 18 oktober 2024 de rechtbank te berichten over de stand van zaken van dat moment en de ontwikkeling die [minderjarige] heeft doorgemaakt en daarbij aan te geven of dit resterende deel wordt gehandhaafd.
5.4.
De kinderrechter zal gezien het voorgaande de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor een periode van twee maanden.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 6 september 2024 tot 6 november 2024;
6.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de GI, [minderjarige] en mr. N. van Vliet en de Raad op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in het gerechtsgebouw aan Stationslaan 10 te Breda,
op [datum] 2024 te [tijd] uur(bij mr. Toekoen), teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
6.3.
verzoekt de GI uiterlijk 18 oktober 2024 een verslag in te dienen zoals hiervoor overwogen;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, [minderjarige] en haar advocaat en de Raad;
6.5.
bepaalt dat de moeder bij aparte brief als informant zal worden uitgenodigd voor de mondelinge behandeling;
6.6.
behoudt zich iedere (verdere) beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2024 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 5 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.