Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Etten-Leur ,
1.Het verdere verloop van de procedure
- de in deze zaak gegeven beschikking van 21 augustus 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van mr. Maas van 26 augustus 2024 met 3 producties.
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad.
2.De feiten
voorlopig, voor de duur van twee weken, recht hebben op contact met elkaar onder regie van de GI voor wat betreft de locatie, de duur, de frequentie en de mate/vorm van begeleiding van het contact en waarbij de moeder en [minderjarige] ten minste voor de duur van 1,5 uur per week contact hebben met elkaar en waarbij het doel is om weer toe te werken naar een co-ouderschapsregeling.
3.Het (nog openstaande) verzoek
4.De standpunten
5.De beoordeling
De kinderrechter acht het van groot belang dat [minderjarige] de tijd en de ruimte krijgt om de situatie op een voor hem goede manier te verwerken. Daartoe moeten de moeder en de vader met de GI in het belang van [minderjarige] afspraken gaan maken. Met de Raad is de kinderrechter van mening dat de GI daarbij alle opties voor omgang moet bekijken.
De kinderrechter is het met de moeder eens dat er op korte termijn wel meer en andere contacten moeten komen tussen haar en [minderjarige] . De kinderrechter spreekt de hoop uit dat ook de stiefvader de huidige situatie accepteert en dat ook hij - in het belang van [minderjarige] - de rust bewaart en in overleg gaat met de GI.
Nu op dit moment enerzijds nog niet duidelijk is welke mogelijkheden er zijn voor uitbreiding van het contact tussen de moeder en [minderjarige] , maar de vast te stellen regeling anderzijds ook in praktische zin uitvoerbaar moet zijn, zal de kinderrechter bepalen dat de moeder en [minderjarige] naast de belcontacten minimaal gerechtigd zullen zijn tot het hebben van contact met elkaar twee keer per week gedurende anderhalf uur per keer. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het mogelijk is om de moeder en [minderjarige] in ieder geval een keer per week anderhalf uur contact met elkaar te laten hebben bij de vader thuis. Besproken is dat het de moeder dan wordt toegestaan om [minderjarige] vanuit het huis van de vader ook mee te nemen naar een park daar dichtbij in de buurt. De kinderrechter gaat er van uit dat de GI deze vastgestelde regeling in de komende maanden verder zal uitbreiden totdat er weer sprake is van de co-ouderschapsregeling.
6.De beslissing
voorlopigrecht hebben op contact met elkaar onder regie van de GI voor wat betreft de locatie, de duur, de frequentie en de mate/vorm van begeleiding van het contact en waarbij de moeder en [minderjarige]
ten minste tweemaal per week voor de duur van tenminste anderhalf uur per keercontact hebben met elkaar en waarbij het doel is om weer toe te werken naar een co-ouderschapsregeling, een en ander ook met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 5.6. is overwogen;
donderdag, 5 december 2024 pro forma, in afwachting van bericht van de GI zoals hiervoor onder 5.7 is overwogen.
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.