Uitspraak
[advocatenkantoor],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele procedure vordert eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, betaling van onbetaalde facturen van gedaagde. De vordering betreft een totaalbedrag van € 9.531,19, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Eiser heeft in de periode van 3 februari 2021 tot en met 5 oktober 2021 verschillende facturen aan gedaagde gestuurd, waarvan een deel is betaald. Gedaagde heeft echter een deel van de facturen betwist, stellende dat de werkzaamheden niet zijn verricht op basis van een opdracht. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder een tussenvonnis en aanvullende producties. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde geen rechtsgevolg heeft verbonden aan zijn verweer over de kwaliteit van de dienstverlening en dat er voldoende bewijs is dat eiser de werkzaamheden heeft verricht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van de facturen en heeft de vordering van eiser toegewezen, inclusief de gevorderde incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 21 augustus 2024.