ECLI:NL:RBZWB:2024:6231

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
10494641 CV EXPL 23-1290 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van verzekeringspremies na schade aan bedrijfsauto

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert DIN Assuradeuren B.V. betaling van verzekeringspremies door de gedaagde partij, die een bedrijfsauto had aangeschaft via een financial lease overeenkomst. De gedaagde heeft een pakketverzekering afgesloten bij DIN, maar heeft de verschuldigde premies niet betaald na een schadegeval waarbij de auto total loss werd verklaard. De procedure is schriftelijk voortgezet na een eerdere aanhouding van de mondelinge behandeling vanwege de detentie van de gedaagde in België. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, als economisch eigenaar van de auto, verantwoordelijk was voor het tijdig opzeggen van de verzekering. Ondanks dat de auto na het ongeval niet meer in zijn bezit was, bleef de verzekering van kracht omdat de gedaagde dit niet had geregeld. De kantonrechter heeft de vordering van DIN tot betaling van € 3.434,18, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, toegewezen. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 1.212,49. Het vonnis is uitgesproken op 21 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10494641 CV EXPL 23-1290
Vonnis van 21 augustus 2024
in de zaak van
DIN ASSURADEUREN B.V.,
te Ridderkerk,
eisende partij,
hierna te noemen: DIN,
gemachtigde: [gemachtigde 1] ,
tegen
[gedaagde] ,
voorheen handelend onder de naam
[bedrijf van gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: [gemachtigde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 mei 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van repliek;
- de schriftelijke toelichting van de zijde van [gedaagde] .
1.2.
In het tussenvonnis van 24 mei 2023 is een mondelinge behandeling in deze zaak bevolen op 21 november 2023. Deze zitting is op verzoek van [gedaagde] aangehouden. [gedaagde] zat op dat moment in het buitenland (België) gedetineerd. Op 20 februari 2024 bleek deze situatie onveranderd. Gelet op de onduidelijkheid hoelang deze situatie nog zou voortduren, heeft de kantonrechter besloten terug te komen op de eerdere beslissing om een mondelinge behandeling te houden. Partijen hebben de procedure schriftelijk voortgezet.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft een bedrijfsauto met [kenteken] (hierna te noemen: de auto) aangeschaft via een financial lease overeenkomst bij Dutch Finance.
2.2.
Voor deze auto heeft [gedaagde] een pakketverzekering afgesloten bij DIN. De maandelijkse premie voor deze verzekering bedroeg € 575,48.
2.3.
Op 23 maart 2022 is [gedaagde] met de auto tegen een zandheuvel gereden waarna de auto door DIN total loss werd verklaard.
2.4.
DIN heeft de auto vervolgens aan een opkoper verkocht. DIN heeft met de opbrengst het openstaande saldo bij de financial lease maatschappij afgelost. Het resterende bedrag heeft DIN overgemaakt aan [gedaagde] .
2.5.
DIN heeft in de periode van 1 april 2022 tot 1 september 2022 voor de pakketverzekering van de auto de volgende facturen naar [gedaagde] gestuurd:
- factuur d.d. 05-04-2022 € 575,48 (periode 01-04-22 / 01-05-22)
- factuur d.d. 28-04-2022 € 575,48 (periode 01-05-22 / 01-06-22)
- factuur d.d. 28-05-2022 € 575,48 (periode 01-06-22 / 01-07-22)
- factuur d.d. 18-06-2022 € 575,48 (periode 01-07-22 / 01-08-22)
- factuur d.d. 20-07-2022 € 575,48 (periode 01-08-22 / 01-09-22)
2.5.
Het totaalbedrag van deze facturen bedraagt € 2.877,40. Ondanks aanmaningen daartoe heeft [gedaagde] deze facturen niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
DIN vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad om [gedaagde] te veroordelen tot:
betaling van een bedrag van € 3.434,18, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.877,40 vanaf 25 april 2023 tot alles is betaald;
betaling van de proceskosten, vermeerderd met de btw over de daarvoor in aanmerking komende kostenposten.
3.2.
DIN legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting die voortvloeit uit de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] vanaf 1 april 2022 nog verzekeringspremies aan DIN moest betalen. DIN stelt dat [gedaagde] de verzekering niet heeft opgezegd en dat zij de verzekering wegens wanbetaling na augustus 2022 heeft beëindigd. Ter onderbouwing van haar vordering heeft DIN een vijftal facturen overgelegd. [gedaagde] meent dat hij de openstaande facturen niet hoeft te betalen. Hij had de auto na het ongeval namelijk niet meer in zijn bezit. DIN was hiervan op de hoogte want het hele opkooptraject van de auto en de uitbetaling van de koopsom is via hen verlopen. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat hij de auto niet op een andere naam kon zetten. DIN heeft de auto afbetaald aan de leasemaatschappij en [gedaagde] beschikte niet over kentekencodes om de auto over te schrijven.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] dat hij de verzekeringspremies over de periode van 1 april 2022 tot 1 september 2022 niet hoeft te betalen omdat hij de auto toen niet meer in zijn bezit had, wordt gepasseerd. [gedaagde] heeft – als economisch eigenaar van de auto – een verzekeringsovereenkomst met DIN gesloten. Het is dan ook zijn verantwoordelijkheid om de verzekering tijdig op te zeggen. Uit het feit dat DIN de auto aan een opkoper heeft verkocht en daarna de koopsom heeft uitgekeerd, kan niet de conclusie worden getrokken dat DIN dan ook automatisch de verzekering voor de auto zou stopzetten. Dat de verzekering niet was beëindigd had [gedaagde] bovendien kunnen opmaken uit de vele facturen, aanmaningen en berichten “vervallen dekking” die in deze periode aan hem zijn toegezonden. Daar komt bij dat [gedaagde] in zijn schriftelijke toelichting zelf ook aangeeft dat DIN aan hem heeft meegedeeld dat hij ter beëindiging van de verzekeringsovereenkomst een vrijwaringsbewijs moest toesturen. Het feit dat hij dat niet heeft gedaan, komt voor zijn risico.
4.3.
Het verweer van [gedaagde] dat hij de auto niet zelf heeft afbetaald aan de leasemaatschappij waardoor hij geen kentekencodes had en zodoende ook geen vrijwaringsbewijs aan DIN kon overleggen, slaagt evenmin. Dit feit kan niet aan DIN worden tegengeworpen. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om – ondanks dat DIN het openstaande bedrag aan de leasemaatschappij heeft overgemaakt – dit te regelen. Dit heeft [gedaagde] nagelaten.
4.4.
Voor zover [gedaagde] meent dat hij over de periode van 1 april tot 1 september 2022 geen verzekeringspremies hoeft te betalen omdat de auto in die periode op een afgesloten terrein heeft gestaan, gaat de kantonrechter daaraan voorbij. Het betalen van een verzekeringspremie is niet afhankelijk van het risico dat de auto loopt maar vloeit voort uit een overeenkomst.
4.5.
Het voorgaande betekent dat de door DIN gevorderde hoofdsom van € 2.877,40 toewijsbaar is.
4.6.
De gevorderde rente vanaf 5 mei 2022 tot de datum van dagvaarden van € 57,36 is toewijsbaar. Ook de gevorderde rente vanaf 25 april 2023 over een bedrag van € 2.877,40 wordt toegewezen.
4.7.
DIN vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). DIN heeft vergoeding van btw gevorderd over de buitengerechtelijke kosten. Omdat DIN niet btw-plichtig is kan zij de btw niet met de fiscus verrekenen. De buitengerechtelijke incassokosten worden dan ook verhoogd met btw. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt de gevorderde € 499,42 toegewezen.
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van DIN worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2,00 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.212,49
4.9.
De proceskostenvergoeding in deze zaak bestaat uit gemachtigdensalaris, griffierecht en de dagvaardingskosten. Het gemachtigdensalaris vormt een bijdrage van de ene partij in de kosten van de andere, die niet met btw wordt belast. Over het geheven griffierecht is ook geen btw verschuldigd. Tot slot is in de dagvaardingskosten al een bedrag aan btw opgenomen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan DIN te betalen € 3.434,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 2.877,40 vanaf 25 april 2023, tot alles is betaald;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.212,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.