ECLI:NL:RBZWB:2024:6232

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
C/02/398050 / FA RK 22-2372
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling informatieregeling en aanhouding verzoek verdeling zorg- en opvoedingstaken, in afwachting van verloop ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 augustus 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van een minderjarig kind, geboren in 2020. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.E. Koopmans, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Benayad, zijn betrokken in een geschil over de zorgregeling voor hun kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft advies uitgebracht in deze procedure, waarbij ook Stichting Jeugdbescherming Brabant als informant is betrokken. De rechtbank heeft eerder op 17 februari 2023 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat het kind bij de vrouw verblijft, met een voorlopige regeling voor contact tussen de man en het kind.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2024 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en zijn de verzoeken van de man om de zorg- en opvoedingstaken te herzien besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ingezette (jeugd)hulptraject is mislukt en dat de Raad de zaak in onderzoek heeft genomen. De Raad adviseert om het definitieve besluit over de zorg- en opvoedingstaken aan te houden, in afwachting van de ondertoezichtstelling van het kind. De rechtbank heeft de voorlopige informatieregeling bevestigd en de vrouw opgedragen om de man per twee weken te informeren over belangrijke zaken betreffende het kind, inclusief het verstrekken van recente foto's.

De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek van de man tot vaststelling van een zorg- en contactregeling aangehouden tot een pro forma zitting op 27 mei 2025, waarbij de GI de regie over de zorg- en contactregeling zal voeren. De rechtbank heeft de beschikking openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 5 september 2024.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/398050 / FA RK 22-2372
datum uitspraak: 30 augustus 2024
nadere beschikking betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de vrouw], hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. C.E. Koopmans te Oud-Beijerland,
tegen
[de man] ,hierna te noemen: de man
,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. S. Benayad te Amsterdam,
betreffende het minderjarig kind van partijen:
[de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2020,
hierna te noemen [de minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
Als informant is in de procedure betrokken:
Stichting Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling), locatie Etten-Leur.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 17 februari 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van de Raad van 26 februari 2024 en zijn rapport van 11 juni 2024;
- de brieven van mr. Benayad van 12 en 22 september 2024, waarvan de laatste met bijlage;
- de brief van mr. Koopmans van 21 september 2024, met bijlage.
1.2.
Het verzoek is mondeling behandeld op 30 augustus 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, ieder bijgestaan door hun advocaat. Tevens waren aanwezig een medewerker namens de Raad en twee medewerkers namens de GI.
1.3.
Gelet op de nauwe samenhang van het onderhavige door de man ingediende verzoek met het door de Raad ingediende verzoek tot ondertoezichtstelling in de zaak met kenmerk C/02/423425 / JE RK 24-1123, zijn deze verzoeken tijdens de mondelinge behandeling gelijktijdig behandeld. In de zaak van de Raad is bij afzonderlijke beschikking beslist.

2.De nadere beoordeling en de standpunten

2.1.
Bij voormelde beschikking heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat [de minderjarige] haar hoofdverblijf heeft bij de vrouw en heeft de rechtbank een door de man aan de vrouw te betalen bedrag aan kinderalimentatie bepaald. Het meer of anders verzochte ten aanzien van het ouderschapsplan en de kinderalimentatie heeft de rechtbank afgewezen.
Ook heeft de rechtbank bepaald dat de man en [de minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorlopig gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op de volgende wijze:
vanaf het moment dat de hulpverlening aan partijen is opgestart vindt er eenmaal per week telefonisch contact plaats door middel van videobellen en op het moment dat de man in Nederland is vindt er eenmaal per week fysiek (begeleid) contact plaats, onder de voorwaarden zoals weergegeven in rechtsoverweging 4.11.
Tot slot heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw de man voorlopig eenmaal per twee weken schriftelijk informeert over belangrijke aangelegenheden en ontwikkelingen van [de minderjarige] en hierbij ook een recente foto van haar meestuurt.
Daarbij heeft de rechtbank partijen in die beschikking voor deelname aan een (jeugd)hulptraject verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West.
De rechtbank heeft de definitieve beslissing op de verzoeken met betrekking tot de zorgregeling en de informatieregeling aangehouden, in afwachting van de resultaten van het (jeugd)hulptraject.
2.2.
Aan de orde zijn nog de navolgende verzoeken van de man:
- om in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken te bepalen dat [de minderjarige] bij de man verblijft:
• iedere maandag, woensdag en zaterdag van 12.00 uur tot 20.00 uur gedurende de zomervakantie en de kerstvakantie, waarbij de man [de minderjarige] bij de vrouw ophaalt en aldaar terugbrengt;
• gedurende de overige periodes videobellen op maandag, woensdag en zaterdag van 18.00 uur tot 18.30 uur;
- te bepalen dat de vrouw de man één keer per twee weken per e-mail informeert over belangrijke aangelegenheden en ontwikkelingen van [de minderjarige] en hierbij ook een recente foto meestuurt van [de minderjarige] .
2.3
Het tussen partijen ingezette (jeugd)hulptraject is mislukt. Om die reden heeft de Raad de zaak in onderzoek genomen.
2.4.
De Raad adviseert om het definitieve besluit ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [de minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling aan te houden, in afwachting van het verloop van die maatregel.
De Raad vindt het positief dat het eerdere begeleide contact dat er tussen de man en [de minderjarige] is geweest binnen [jeugdzorg] goed is verlopen en er vanuit de hulpverlening geen contra-indicaties werden gezien om het contact verder uit te breiden. Echter ziet de vrouw geen enkele ruimte om onbegeleid contact tussen de man en [de minderjarige] te realiseren. Dit neemt volgens de Raad niet weg dat het opleggen van een contactregeling tussen de man en [de minderjarige] niet in het belang van de minderjarige is, omdat dit dusdanig veel stress bij de vrouw zal gaan opleveren dat dat uiteindelijk een negatief effect op [de minderjarige] zal gaan hebben. Daarbij dateert het laatste contact tussen de man en [de minderjarige] inmiddels van november 2023. Zodoende ziet de Raad voor dit moment enkel en alleen de mogelijkheid om binnen een ondertoezichtstelling tot een contactregeling te komen.
2.5.
De man verklaart, al dan niet via zijn advocaat, dat hij niets liever wil dan herstel van de contacten tussen hem en [de minderjarige] . De man had gehoopt dat dat via [jeugdzorg] gerealiseerd kon worden, maar die vrijwilligheid gaf de vrouw de ruimte om die contacten tegen te houden. De vrouw geeft aan dat het traject enkel tot stilstand kwam, doordat [jeugdzorg] failliet ging. De man betwist dat. De omgang kwam tot stilstand, nadat overgegaan zou worden op onbegeleide omgang. Pas daarna ging [jeugdzorg] failliet. Volgens de man heeft hij er geen vertrouwen meer in dat het de ouders op vrijwillige basis gaat lukken om een omgang te realiseren. In de afgelopen jaren heeft de vrouw veel onwaarheden over de man naar voren gebracht, zoals dat hij een extremist zou zijn. De man betwist dat. Volgens de man verblijft hij enkel voor zijn studie in Saoedi-Arabië. Zijn leven speelt zich verder geheel af in Nederland. Met het advies van de Raad stemt de man in. De door de rechtbank vastgestelde voorlopige informatieregeling wordt nagekomen.
2.6.
De vrouw verklaart, al dan niet via haar advocaat, dat [jeugdzorg] failliet ging en dat met name daarin de reden gelegen was dat de omgangscontacten tussen de man en [de minderjarige] tot stilstand kwamen. Volgens de vrouw waren zij nog niet op het punt gekomen dat overgegaan zou worden naar onbegeleide omgang. Naar de mening van de vrouw lijkt het er op dat het verzoek tot ondertoezichtstelling met name ingegeven is om omgang te realiseren. De vrouw kan zich daar niet mee verenigen omdat een ondertoezichtstelling haar, in vergelijking tot de man, onevenredig veel tijd gaat kosten. Zo is de vrouw alleenstaand ouder, terwijl de man het merendeel van de tijd in het buitenland verblijft. Daarbij zou de vrouw aan zichzelf moeten gaan werken. Naar de mening van de vrouw wordt daarmee geheel voorbijgegaan aan wat zich in de afgelopen jaren tussen partijen heeft voorgedaan. De angst die de vrouw heeft voor de man komt door wat hij haar heeft aangedaan. De man maakt zijn eigen keuzes. Zijn keuze is dat hij door zijn vele verblijf in het buitenland niet voor [de minderjarige] beschikbaar is. Kennelijk vindt de man zijn studie belangrijker dan het contact met [de minderjarige] . Naar de mening van de vrouw had de man ook kunnen stoppen met zijn studie in het buitenland en eventueel in Nederland gaan studeren, had bij de moeder in de buurt kunnen gaan wonen en had aan haar zijn excuses kunnen aanbieden over wat hij haar in het verleden heeft aangedaan. De vrouw voldoet aan de informatievoorziening, zoals door de rechtbank is bepaald.
2.7.
De GI verklaart dat indien de kinderechter de ondertoezichtstelling zal uitspreken, zij het aangewezen acht dat conform het advies van de Raad de regie over de zorg- en contactregeling bij haar zal worden belegd.
2.8.
Bij de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter op verzoek van de Raad [de minderjarige] voor een jaar onder toezicht van de GI gesteld. De kinderrechter volgt daarin het advies van de Raad. Dat betekent dat de rechtbank, ook volgend het advies van de Raad, het verzoek tot vaststelling van een zorg- en contactregeling voor de duur van negen maanden zal aanhouden, in afwachting van bericht van de GI over het verloop van de hulpverlening binnen de ondertoezichtstelling, zoals het werken aan de verbetering van de oudercommunicatie en het contactherstel tussen de man en [de minderjarige] . De rechtbank betreurt dat het haar bij de mondelinge behandeling niet is gelukt om middels een minnelijke regeling een herstart te krijgen van de voorlopige zorgregeling. Aan partijen wordt meegegeven dat zolang die regeling niet wordt gewijzigd, zij gehouden zijn om daaraan uitvoering te geven. Aan de GI wordt overgelaten om regie te voeren over een herstart van de voorlopige zorgregeling en daarin te doen wat nodig is, zoals bijvoorbeeld bij een goed verloop daarvan de regeling uit te breiden. Daarbij wordt van de GI verwacht dat zij uiterlijk op de na te melden pro-formadatum aan de rechtbank zal rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling en de invulling van de zorgregeling. Daarbij wordt van de GI ook verwacht dat zij een advies zal geven over het verzoek van de man tot vaststelling van een zorg- en contactregeling. Partijen en de GI hebben met deze aanhouding van het verzoek ingestemd.
2.9.
Tot slot is nog aan de orde het verzoek van de man om een informatieregeling vast te stellen. Partijen hebben bij de mondelinge behandeling verklaard dat zij zich houden aan de uitvoering daarvan. De vrouw verstrekt per twee weken middels een e-mailbericht informatie over [de minderjarige] aan de man. Nu gebleken is dat de door de rechtbank bij beschikking van 17 februari 2023 vastgestelde voorlopige informatieregeling (nagenoeg) overeenstemt met de door de man verzochte regeling, wat door partijen bij de mondelinge behandeling is erkend, zal de rechtbank de verzochte regeling nu definitief vaststellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de vrouw de man eenmaal per twee weken schriftelijk informeert over belangrijke aangelegenheden en ontwikkelingen van [de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2020, en dat zij hierbij telkens ook een recente foto meestuurt van [de minderjarige] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek van de man tot vaststelling van een regeling betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan tot
dinsdag, 27 mei 2025 pro forma, zulks met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 2.8. is overwogen;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2024 door
mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 5 september 2024.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.