Uitspraak
,
1.Het verdere procesverloop
2.De nadere beoordeling en de standpunten
3.De beslissing
dinsdag, 27 mei 2025 pro forma, zulks met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 2.8. is overwogen;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 augustus 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van een minderjarig kind, geboren in 2020. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.E. Koopmans, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Benayad, zijn betrokken in een geschil over de zorgregeling voor hun kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft advies uitgebracht in deze procedure, waarbij ook Stichting Jeugdbescherming Brabant als informant is betrokken. De rechtbank heeft eerder op 17 februari 2023 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat het kind bij de vrouw verblijft, met een voorlopige regeling voor contact tussen de man en het kind.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2024 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en zijn de verzoeken van de man om de zorg- en opvoedingstaken te herzien besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ingezette (jeugd)hulptraject is mislukt en dat de Raad de zaak in onderzoek heeft genomen. De Raad adviseert om het definitieve besluit over de zorg- en opvoedingstaken aan te houden, in afwachting van de ondertoezichtstelling van het kind. De rechtbank heeft de voorlopige informatieregeling bevestigd en de vrouw opgedragen om de man per twee weken te informeren over belangrijke zaken betreffende het kind, inclusief het verstrekken van recente foto's.
De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek van de man tot vaststelling van een zorg- en contactregeling aangehouden tot een pro forma zitting op 27 mei 2025, waarbij de GI de regie over de zorg- en contactregeling zal voeren. De rechtbank heeft de beschikking openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 5 september 2024.