Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING, gevestigd te Rotterdam,
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 21 juni 2024;
- de brief van mr. Van Riel van 16 juli 2024;
- de (ongedateerde) rapportage van Sterk Huis;
- de twee op 21 augustus 2024 door mr. Van Riel ingediende producties;
- het op 22 augustus 2024 namens ouders door mr. Van Riel ingediende verweerschrift;
- de pleitnota van de GI;
- de na afloop van de mondelinge behandeling door de GI ingediende evaluatie van 22 augustus 2024 van [praktijk] ;
- de op 29 augustus 2024 door mr. Van Riel ingediende rapportage begeleid bezoek van 21 augustus 2024;
- de reactie van mr. Van Riel van 30 augustus 2024 op voornoemd evaluatieverslag van [praktijk] van 22 augustus 2024.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het standpunt van verzoeker
5.Het standpunt van belanghebbenden
6.Het standpunt van de Raad
7.De beoordeling
Inmiddels hebben zowel pleegvader als pleegmoeder hulp geaccepteerd bij Fivoor. Pleegvader stelt verder in behandeling te zijn bij Novadic Kentron. Beide pleegouders brengen echter ook tijdens de mondelinge behandeling naar voren zich niet te herkennen in de duiding door professionals, te weten dat sprake is (geweest) van huiselijk geweld. Pleegvader heeft in zijn optiek ook geen alcoholprobleem. Hij wil wel alles doen wat nodig is om weer samen voor [minderjarige] voor te zorgen. Pleegouders willen hoe dan ook verder met elkaar en geven aan bereid te zijn alle hulp te accepteren die daarbij noodzakelijk wordt geacht. Deze bereidheid leidt naar het oordeel van de kinderrechter geen twijfel. Het is echter (nog) niet duidelijk of pleegouders ook ontvankelijk zijn voor deze hulp. Daarnaast zijn er zorgen dat pleegouders, voor wie hun toekomst als pleegouder op het spel staat, onvoldoende transparant en eerlijk kunnen zijn. De opstelling van pleegouders heeft er thans (mede) toe geleid dat bij de GI sprake is van een vertrouwensbreuk en het niet is gekomen tot een afbouw van de huidige veiligheidsafspraken. Momenteel is onduidelijk of onder de huidige omstandigheden de pleegzorgbegeleiding, en aanverwante screening, kan en zal worden voortgezet.
- Wat hebben de gebeurtenissen op 4 mei jl. en de ontwikkelingen nadien met [minderjarige] gedaan en hoe uit zich dat bij hem?
- Hoe gaat [minderjarige] om met de huidige situatie, waarin hij bij pleegmoeder verblijft en begeleide omgang heeft met pleegvader?
- Wat zijn de kwetsbaarheden en krachten van [minderjarige] ?
- Hoe verlopen de begeleide omgangsmomenten met de pleegvader?
- Zijn pleegouders binnen een voor [minderjarige] redelijke termijn voldoende in staat om [minderjarige] een (blijvende) veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden waarin ook toegekomen wordt aan zijn ontwikkelingsbehoeften en wat is daar eventueel voor nodig?
- Wat zijn de gevolgen voor [minderjarige] als hij niet meer in dit pleeggezin mag verblijven, alle omstandigheden in acht nemende (hechting, schoolgang, sociaal/familiaal netwerk, waar zal hij gaan verblijven, ed.)?
- Acht de bijzondere curator een, al dan niet tijdelijke, wijziging van de verblijfplaats van [minderjarige] in zijn belang noodzakelijk?
- Zijn er nog andere relevante bevindingen die relevant zijn en die de bijzondere curator met de kinderrechter wil delen?
8.De beslissing
binnen zes wekenna heden aan de rechtbank schriftelijk
verslagte doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over het verzoek in te nemen;
vrijdag 18 oktober 2024 pro forma,zulks in afwachting van voornoemd verslag;
uiterlijk vier weken na de pro forma datum, met inachtneming van verhinderdata een mondelinge behandeling te plannen voor de meervoudige kamer van deze rechtbank.