Uitspraak
[bewindvoerder], zaakdoende in [plaats 1] , in de hoedanigheid van bewindvoerder van
mevrouw [rechthebbende],
1.De procedure
- de e-mail namens mr. Schellekens van 21 augustus 2024 met aanvullende productie 10;
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
In zoverre is het de vraag of en in hoeverre haar een (ernstig) verwijt te maken valt.
[rechthebbende] aan iemand die zij nauwelijks kende heeft toegestaan om spullen bij haar neer te zetten zonder zij wist om welke spullen het precies ging. Op de zitting leek zij dat nu zelf ook in te zien. Maar zonder nader onderzoek, waarvoor dit kort geding zich niet leent, valt niet uit te sluiten dat [rechthebbende] door deze [naam 4] op het verkeerde been is gezet, zonder dat haar daarvan in haar situatie een (ernstig) verwijt valt te maken.
[rechthebbende] overlast heeft veroorzaakt.