ECLI:NL:RBZWB:2024:6237

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
11194334 \ VV EXPL 24-62 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontruiming in kort geding wegens gebrek aan spoedeisend belang en belangenafweging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Tiwos, een Tilburgse Woonstichting, en de bewindvoerder van een huurster, mevrouw [rechthebbende]. Tiwos vorderde ontruiming van de woning van [rechthebbende] op basis van de aangetroffen hoeveelheid drugs in de woning. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen spoedeisend belang was voor de ontruiming. De aangetroffen drugs waren niet doorslaggevend en er waren geen bijkomende omstandigheden die de spoedeisendheid rechtvaardigden. Bovendien was het niet uitgesloten dat de bodemrechter in een eventuele procedure zou oordelen dat de tekortkoming van [rechthebbende] de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigde. De kantonrechter wees de vorderingen van Tiwos af en veroordeelde hen in de proceskosten van de bewindvoerder, vastgesteld op € 543,-. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11194334 \ VV EXPL 24-62
Vonnis in kort geding van 6 september 2024
in de zaak van
Stichting Tiwos, Tilburgse Woonstichting,
gevestigd in Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: Tiwos,
gemachtigde: mr. C.J.P. Schellekens, advocaat in Tilburg,
tegen
[gedaagde]h.o.d.n.
[bewindvoerder], zaakdoende in [plaats 1] , in de hoedanigheid van bewindvoerder van
mevrouw [rechthebbende],
wonende in [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder en [rechthebbende] ,
gemachtigde: mr. I.A.C. Cools, advocaat in Tilburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 9 producties;
- de e-mail namens mr. Schellekens van 21 augustus 2024 met aanvullende productie 10;
- de e-mail van mr. Cools van 26 augustus 2024 met 7 producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 27 augustus 2024, waarbij mr. Cools een conclusie van antwoord heeft overgelegd.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[rechthebbende] is sinds 15 oktober 2015 onder bewind gesteld van de bewindvoerder.
2.2.
Sinds 15 juni 2020 huurt [rechthebbende] van Tiwos de woning aan het [adres] (hierna: het gehuurde). [rechthebbende] woont daar samen met haar zoon [naam 1] van 17 jaar.
2.3.
Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. Daarin is onder meer vermeld dat het niet is toegestaan om activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.
2.4.
Op 28 maart 2024 heeft de politie vier tassen met harddrugs (239,81 gram cocaïne, 4799,63 gram amfetamine en 2789 opiaten/MDMA-pillen) aangetroffen in het gehuurde.
2.5.
Partijen zijn op 15 juli 2024 door de Gemeente Tilburg geïnformeerd over het voornemen van de burgemeester om het gehuurde voor zes maanden te sluiten. [rechthebbende] en haar ouders hebben de burgemeester laten weten dat, en waarom, zij het niet eens zijn met dat voornemen. Ten tijde van de zitting was nog geen besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning bekend.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Tiwos vordert – samengevat – ontruiming van het gehuurde, met veroordeling van [rechthebbende] in de proceskosten.
3.2.
[rechthebbende] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Tiwos in haar vorderingen, althans deze af te wijzen, met veroordeling van Tiwos in de proceskosten. In geval van toewijzing van de gevorderde ontruiming vraagt [rechthebbende] de ontruimingstermijn te bepalen op ten minste 60 dagen na betekening van het te wijzen vonnis.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna (in onderdeel 4, De beoordeling), voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tiwos vordert in deze procedure ontruiming van de woning die [rechthebbende] huurt.
Toetsingskader
4.2.
Toewijzing in kort geding van een vordering tot ontruiming van een woning is een ingrijpende maatregel, die diep ingrijpt in het woonrecht van de huurder en die in de praktijk vaak tot praktisch onomkeerbare gevolgen zal leiden. Een vordering tot ontruiming van een woning in kort geding kan daarom in beginsel slechts worden uitgesproken als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter, als het geschil in een bodemprocedure wordt voorgelegd, de huurovereenkomst zal ontbinden en de huurder tot ontruiming zal veroordelen. Bovendien moet de verhuurder een spoedeisend belang hebben bij de ontruiming, waardoor het voor de verhuurder bezwaarlijk is om de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten [1] .
Spoedeisend belang
4.3.
Naar de kantonrechter begrijpt stelt Tiwos dat het voor haar bezwaarlijk is om de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten vanwege de aangetroffen hoeveelheid drugs en omdat de woning voor zes maanden gesloten gaat worden door de burgemeester.
4.4.
Voor de vraag of een verhuurder een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde ontruiming vindt de kantonrechter de in de woning aangetroffen hoeveelheid drugs niet doorslaggevend. Naar het oordeel van de kantonrechter moet sprake zijn van bijkomende omstandigheden om die spoedeisendheid te rechtvaardigen. Dergelijke omstandigheden kunnen zijn het voortduren van overlast of de vrees dat de woning gebruikt blijft worden voor drugshandel. Daarvan is hier niet gebleken.
4.5.
Of de woning inderdaad gesloten gaat worden, is de vraag nu dat besluit in ieder geval ten tijde van de zitting nog niet door de burgemeester is genomen.
4.6.
De conclusie is dat Tiwos een onvoldoende spoedeisend belang heeft bij de vordering tot ontruiming zodat die vordering alleen al daarom moet worden afgewezen.
Inhoudelijke beoordeling
4.7.
Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat niet uit te sluiten is dat de bodemrechter bij de afweging van belangen in het voordeel van [rechthebbende] zal beslissen en van oordeel zal zijn dat de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen in dit (bijzondere) geval niet rechtvaardigt. Ook daarom moet de gevorderde ontruiming in kort geding worden afgewezen. Dit wordt als volgt nader gemotiveerd.
4.8.
Hoewel de tekortkoming ernstig is, is het vanwege de psychische problematiek van [rechthebbende] maar de vraag in hoeverre zij zich realiseerde dat zij in strijd handelde met de huurovereenkomst. [rechthebbende] kampt onder meer met een hersenaanhouding en is, zo verklaren zowel mevrouw [naam 2] (ambulant begeleidster bij [stichting] ) als de heer [naam 3] (reclasseringswerker bij Novadic-Kentron), een bijzonder kwetsbaar persoon.
In zoverre is het de vraag of en in hoeverre haar een (ernstig) verwijt te maken valt.
4.8.1
De gemachtigde van [rechthebbende] heeft in dat verband, samengevat, het volgende naar voren gebracht. In maart 2024 heeft een kennis van [rechthebbende] aan haar verzocht om tijdelijk spullen in haar woning te mogen plaatsen. Hierbij heeft zij de sleutel van haar woning en de sleutel van de desbetreffende slaapkamer aan deze persoon overhandigd, waarna hij gebruik kon maken van de slaapkamer aan de rechterzijde van de hal. Daarbij had deze persoon tegen [rechthebbende] gezegd dat het maar voor korte tijd was, omdat hij per 1 april 2024 een zelfstandige woning zou krijgen. De sleutel had [rechthebbende]
afgegeven, daar zij nooit het verwijt wilde krijgen dat er spullen zouden zijn
verdwenen. Op 28 maart 2024 is de politie naar aanleiding van een onderzoek de woning
van [rechthebbende] binnengetreden en heeft zij tot grote verbazing van [rechthebbende]
mogelijk verdovende middelen aangetroffen in de slaapkamer die zij ter beschikking had
gesteld aan de kennis.
Op de zitting heeft [rechthebbende] zelf verklaard dat zij [naam 4] – de man die de spullen bij haar heeft neergezet – wel eens sprak in het ziekenhuis en bij de benzinepomp en dat hij dan altijd vroeg hoe het met haar ging. Dit wekte bij [rechthebbende] medeleven met hem op. Naar het oordeel van de kantonrechter is het is op zijn zachtst gezegd niet handig dat
[rechthebbende] aan iemand die zij nauwelijks kende heeft toegestaan om spullen bij haar neer te zetten zonder zij wist om welke spullen het precies ging. Op de zitting leek zij dat nu zelf ook in te zien. Maar zonder nader onderzoek, waarvoor dit kort geding zich niet leent, valt niet uit te sluiten dat [rechthebbende] door deze [naam 4] op het verkeerde been is gezet, zonder dat haar daarvan in haar situatie een (ernstig) verwijt valt te maken.
4.8.2
Verder is volgens eerdergenoemde hulpverleners het risico op een terugval groot indien [rechthebbende] haar woning kwijtraakt. Ook is niet gesteld of gebleken dat
[rechthebbende] overlast heeft veroorzaakt.
4.9.
Bovenstaande omstandigheden vergen naar het oordeel van de kantonrechter een zorgvuldige belangenafweging in een bodemprocedure, mede gelet op de ingrijpende gevolgen voor [rechthebbende] en haar zoon van een ontruiming in kort geding.
Proceskosten
4.10.
Tiwos zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder. Die kosten worden vastgesteld op € 543,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat [rechthebbende] daarom heeft verzocht.

5.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding:
5.1.
wijst de vorderingen van Tiwos af;
5.2.
veroordeelt Tiwos in de proceskosten van de bewindvoerder, vastgesteld op € 543,-;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 6 september 2024.