ECLI:NL:RBZWB:2024:6249

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
11211541 \ VV EXPL 24-47 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding ontruiming wegens huurachterstand met verstek

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. De eiser, [eiser], heeft de gedaagde partij, [gedaagde] B.V., gedagvaard wegens een aanzienlijke huurachterstand van de bedrijfsruimte gelegen aan het [adres] in [plaats 2]. De huurovereenkomst, die op 11 september 2019 inging, was voor een bepaalde periode van 3 jaar en 20 dagen en is verlengd tot 30 september 2024. De gedaagde is in een eerder vonnis van 18 oktober 2023 al veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van april tot en met september 2023, maar heeft deze achterstand niet voldaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2024 is de gedaagde niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eiser heeft gevorderd om de bedrijfsruimte te ontruimen en de huurachterstand te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de oplopende huurachterstand. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiser gegrond zijn, omdat de gedaagde niet heeft gereageerd op de dagvaarding en de huurachterstand niet heeft betwist.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis de bedrijfsruimte te ontruimen en de achterstallige huur te betalen. De proceskosten zijn begroot op € 1.065,42, die door de gedaagde moeten worden vergoed. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van wettelijke rente over de proceskosten indien deze niet tijdig worden voldaan.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11211541 \ VV EXPL 24-47
Vonnis in kort geding van 9 september 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 30 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft aan [gedaagde] de bedrijfsruimte gelegen aan het [adres] [plaats 2] verhuurd tegen een huurprijs van laatstelijk € 1.111,99 per maand. De huurovereenkomst is op 11 september 2019 ingegaan voor een bepaalde periode van 3 jaar en 20 dagen en is daarna verlengd tot 30 september 2024.
2.2.
Bij vonnis van 18 oktober 2023 van de kantonrechter van deze rechtbank is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van april 2023 tot en met september 2023. De huurachterstand is nog niet betaald.
2.3.
[eiser] heeft de huur telkens gefactureerd. Ook de huur vanaf oktober 2023 is tot op heden onbetaald gebleven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - ontruiming van de bedrijfsruimte aan het [adres] [plaats 2] en betaling van de huurachterstand.
3.2.
[gedaagde] is niet verschenen.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] bij herhaling in gebreke blijft met een nakoming van haar betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomst. Naast de huur vanaf oktober 2023, een bedrag van € 11.119,80 op het moment van dagvaarden, staat ook de huurachterstand tot en met september 2023 nog open. Gelet hierop vordert [eiser] de ontruiming van het gehuurde en betaling van de huur vanaf oktober 2023.
4.2.
[gedaagde] is – ondanks dat zij behoorlijk is gedagvaard volgens de bij wet bepaalde termijnen en formaliteiten – niet ter zitting verschenen en heeft ook niet tijdig een schriftelijk antwoord ingediend of om uitstel verzocht, zodat tegen haar verstek wordt verleend.
Spoedeisend belang
4.3.
In deze procedure dient als eerste te worden beoordeeld of [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening(en). De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is, omdat het hier gaat om een aanzienlijke huurachterstand die steeds verder oploopt.
Huurachterstand en ontruiming
4.4.
De kantonrechter moet verder in deze zaak de vraag beantwoorden of op basis van de nu aanwezige feiten in een eventuele bodemprocedure zeer waarschijnlijk zal worden geoordeeld dat een vordering van [eiser] tot ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde] en ontruiming van het gehuurde, alsmede tot betaling van de gevorderde bedragen zal worden toegewezen. De kantonrechter is van oordeel dat ook dit het geval is, gelet op de forse huurachterstand, die niet door [gedaagde] is weersproken. Er kan dan ook met een grote mate van waarschijnlijkheid worden voorspeld dat in een bodemprocedure zou worden geoordeeld dat er op basis van deze feiten sprake is van een of meerdere tekortkomingen die een ontbinding van de huurovereenkomsten rechtvaardigen.
4.5.
Nu de vorderingen ook verder niet ongegrond of onrechtmatig overkomen, zal de kantonrechter de vorderingen toewijzen zoals gevorderd, met dien verstande dat de ontruimingstermijn zal worden gesteld op 7 dagen na betekening van het vonnis.
4.6.
[gedaagde] B.V. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.065,42
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte aan het [adres] [plaats 2] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiser] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiser] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] B.V. om te betalen aan [eiser] :
a. a) € 11.119,90 aan achterstallige huur van oktober tot en met juli 2024,
b) € 1.111,99 per maand vanaf 1 augustus 2024 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden, een ingegane maand te rekenen voor een gehele,
te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de verschuldigde huurtermijnen, telkens te rekenen vanaf de vervaldata van die huurtermijnen tot de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] B.V. in de proceskosten van € 1.065,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] B.V. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] B.V. tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2024.