Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de verhuurder, vertegenwoordigd door mr. J.M. Molkenboer, een procedure gestart tegen de huurders [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wegens huurachterstand en onbetaalde servicekosten. De huurders huren sinds 1 februari 2020 een woning voor een maandelijkse huurprijs van € 850,00, exclusief gas, elektra en water, en hebben daarnaast afgesproken € 25,00 per maand te betalen voor internet en televisie. De verhuurder heeft tijdens de zitting zijn vordering verminderd en eist nu alleen nog betaling van € 2.116,61 aan onbetaalde servicekosten, waarbij hij afziet van ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
De procedure omvatte een tussenvonnis van 22 mei 2024, een akte wijziging van eis van 20 juni 2024 en een mondelinge behandeling op 12 juli 2024. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen de onbetaalde facturen besproken, waarbij [gedaagde 2] heeft erkend dat het bedrag van € 2.116,61 nog niet is betaald. De kantonrechter heeft geoordeeld dat beide huurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van dit bedrag, wat betekent dat de verhuurder van elk van hen het volledige bedrag kan vorderen.
Daarnaast zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in het ongelijk gesteld en zijn zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.031,44. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 21 augustus 2024.