ECLI:NL:RBZWB:2024:6252

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
11029476 \ CV EXPL 24-1681 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betaling van servicekosten in een huurovereenkomst

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de verhuurder, vertegenwoordigd door mr. J.M. Molkenboer, een procedure gestart tegen de huurders [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wegens huurachterstand en onbetaalde servicekosten. De huurders huren sinds 1 februari 2020 een woning voor een maandelijkse huurprijs van € 850,00, exclusief gas, elektra en water, en hebben daarnaast afgesproken € 25,00 per maand te betalen voor internet en televisie. De verhuurder heeft tijdens de zitting zijn vordering verminderd en eist nu alleen nog betaling van € 2.116,61 aan onbetaalde servicekosten, waarbij hij afziet van ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.

De procedure omvatte een tussenvonnis van 22 mei 2024, een akte wijziging van eis van 20 juni 2024 en een mondelinge behandeling op 12 juli 2024. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen de onbetaalde facturen besproken, waarbij [gedaagde 2] heeft erkend dat het bedrag van € 2.116,61 nog niet is betaald. De kantonrechter heeft geoordeeld dat beide huurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van dit bedrag, wat betekent dat de verhuurder van elk van hen het volledige bedrag kan vorderen.

Daarnaast zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in het ongelijk gesteld en zijn zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.031,44. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 21 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11029476 \ CV EXPL 24-1681
Vonnis van 21 augustus 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de verhuurder,
gemachtigde: mr. J.M. Molkenboer, advocaat te Tilburg,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 3] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
gedaagde partijen,
[gedaagde 2] procedeert namens hen beiden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 mei 2024 met de daarin genoemde stukken,
- de akte wijziging van eis van de verhuurder van 20 juni 2024 met één productie,
- de mondelinge behandeling van 12 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast:
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] huren met ingang van 1 februari 2020 de woonruimte van de (rechtsvoorgangster van de) verhuurder tegen een huurprijs van € 850,00 per maand exclusief gas, elektra en water,
- partijen hebben mondeling met elkaar afgesproken dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daarnaast met ingang van dezelfde datum een bedrag van € 25,00 per maand betalen voor internet en televisie,
- het was gebruikelijk tussen partijen dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] op verzoek van de (rechtsvoorgangster van de) verhuurder een foto maakte van de meterstanden en deze via Whatsapp verstuurde, waarna de factuur werd opgemaakt en naar hen werd verstuurd,
- op de factuur van 1 juli 2023 is een bedrag van € 606,22 door [gedaagde 2] betaald, het restant van € 606,22 is niet betaald,
- de facturen van 3 december 2023 en van 14 mei 2024 zijn helemaal niet betaald,
- medio november 2023 is [gedaagde 2] verhuisd naar een andere woning en is [gedaagde 1] achtergebleven in het gehuurde.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
De verhuurder beperkt zijn eis tijdens de mondelinge behandeling tot een bedrag van totaal € 2.116,61 aan onbetaald gebleven servicekosten. Daarmee ziet de verhuurder dus af van ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, rente na dagvaarding en incassokosten. Partijen hebben bovendien tijdens de mondelinge behandeling de verschillende typefouten in de facturen besproken. Dit heeft ertoe geleid dat de verhuurder zijn eis heeft verminderd in het geval een te hoog bedrag was gerekend en er vanaf heeft gezien zijn eis te vermeerderen in het geval een te laag bedrag was gerekend. Tot slot eist de verhuurder dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de proceskosten betalen.
3.2.
[gedaagde 2] heeft erkend dat het bedrag van € 2.116,61 nog niet is betaald, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beiden op de huurovereenkomst staan als huurder, zullen zij hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen, met dien verstande dat, bij gebrek aan voldoende specificatie, als vergoeding van BRP kosten, niet meer wordt toegekend dan het in dit geval redelijke en gebruikelijke forfaitaire bedrag van € 0,62 (exclusief btw) per persoon.
De proceskosten van de verhuurder worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
273,44
(2 × € 136,72)
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.031,44

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan de verhuurder te betalen een bedrag
van € 2.116,61,
4.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.031,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.