ECLI:NL:RBZWB:2024:6259

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
11008513 CV EXPL 24-921
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • B. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huur door woningcorporatie na annulering huurovereenkomst

In deze zaak vordert Stichting Beveland Wonen betaling van € 522,70 van de gedaagde, die één maand huur verschuldigd is, ondanks haar annulering van de huurovereenkomst. De gedaagde had zich ingeschreven als woningzoekende en accepteerde een woning, maar trok haar acceptatie een dag later in. Beveland Wonen stelt dat de gedaagde op de hoogte was van de verplichting om één maand huur te betalen bij annulering, zoals vermeld in de aanbiedingsbrief en de algemene huurvoorwaarden. De kantonrechter oordeelt dat het beroep van de gedaagde op dwaling niet slaagt, omdat de voorwaarde van geen buitenlandse buren in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM. De kantonrechter bevestigt dat de gedaagde de huurprijs verschuldigd is, aangezien de woning pas later opnieuw is verhuurd. De vordering van Beveland Wonen wordt toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die in totaal € 802,85 bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 4 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11008513 \ CV EXPL 24-921
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
STICHTING BEVELAND WONEN,
te [plaats 2],
eisende partij,
hierna te noemen: Beveland Wonen,
gemachtigde: AGIN Timmermans,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 1],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 maart 2024 met producties 1 tot en met 6,
- het mondelinge antwoord,
- de conclusie van repliek met productie 7,
- de mondelinge toelichting (dupliek).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Beveland Wonen is een woningcorporatie.
2.2.
[gedaagde] heeft zich als woningzoekende ingeschreven op de website zuidwestwonen.nl, waarop Beveland Wonen huurwoningen aanbiedt. Op enig moment heeft [gedaagde] via deze website gereageerd op de woning aan de [adres] te [plaats 2].
2.3.
Beveland Wonen heeft [gedaagde] op 12 oktober 2022 bij e-mailbericht een aanbiedingsbrief verzonden, waarin de reactie van [gedaagde] wordt bevestigd en [gedaagde] tevens wordt uitgenodigd de woning te bezichtigen. In deze aanbiedingsbrief is ook vermeld:
Ik heb de woning definitief geaccepteerd maar zie toch af van deze woning…,
Ja dat kan. U betaalt alleen wel één maand huur (inclusief servicekosten). …”
2.4.
Op 27 december 2022 heeft [gedaagde] de woning bezichtigd en deze vervolgens geaccepteerd. Partijen hebben diezelfde dag een huurovereenkomst gesloten, die direct is ingegaan.
2.5.
In de huurovereenkomst is vermeld dat de Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte van 1 januari 2020 (de algemene voorwaarden) van toepassing zijn. Artikel 11.2 van de algemene voorwaarden vermeldt een opzeggingstermijn van één maand voor de huurder.
2.6.
[gedaagde] laat op 28 december 2022 weten dat zij van de woning afziet. Dit is door Beveland Wonen bij brief van 29 december 2022 aan [gedaagde] bevestigd, waarbij Beveland Wonen [gedaagde] erop heeft geattendeerd dat zij wel éénmaal de huurprijs is verschuldigd.
2.7.
Op 24 januari 2023 is de woning door Beveland Wonen weer verhuurd.
2.8.
Beveland Wonen heeft op 1 maart 2023 € 420,23 een nota aan [gedaagde] gezonden wegens huurderving over de periode 27 december 2023 en 23 januari 2024.
2.9.
[gedaagde] is op 10 maart 2023 door Beveland Wonen aangemaand. [gedaagde] heeft de nota niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Beveland Wonen vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen om aan Beveland Wonen een bedrag van € 522,70 (€ 420,23 aan hoofdsom +
€ 76,27 aan buitengerechtelijke incassokosten + € 26,20 aan wettelijke rente) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 420,23 vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede [gedaagde] te veroordelen in de kosten.
3.2.
Beveland Wonen legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
[gedaagde] is één maand huur verschuldigd. [gedaagde] is dit verschuldigd vanwege de door haar geaccepteerde spelregels die verbonden zijn aan de inschrijving als woningzoekende. Daarnaast geldt ook een opzegtermijn van één maand. Omdat de woning op 24 januari 2023 opnieuw is verhuurd, wordt niet de volledige huurprijs van € 465,26 in rekening gebracht, maar een bedrag van € 420,23. [gedaagde] heeft dit bedrag ondanks herhaalde aanmaningen niet betaald en is daarom in verzuim. Hierdoor is zij ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] stelt dat zij geen hekel aan buitenlandse mensen heeft, maar dat zij niet wil dat er meerdere naast, onder of boven haar wonen. Zij heeft dit ook gezegd tegen Beveland Wonen. Aan degene die op 27 december 2022 met de sleutel van de woning kwam heeft zij gevraagd of er buitenlandse mensen boven of onder haar woonden. Dit zou niet het geval zijn. Toen [gedaagde] er kwam wonen, bleken er mensen van buitenlandse komaf naast en boven haar te wonen. Dit was voor [gedaagde] niet acceptabel. Zij vindt dat Beveland wonen tegen haar heeft gelogen en dat de huurovereenkomst niet eerlijk tot stand is gekomen. Van huurderving is volgens [gedaagde] evenmin sprake omdat er genoeg mensen op de wachtlijst staan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In geschil is de vraag of [gedaagde] € 420,23 aan Beveland Wonen is verschuldigd. [gedaagde] betwist deze verschuldigdheid. Uit de toelichting van [gedaagde] maakt de kantonrechter op dat zij zich beroept op dwaling. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom dit beroep niet slaagt en waarom [gedaagde] het door Beveland Wonen gevorderde toch moet betalen.
4.2.
De kantonrechter begrijpt dat de afwezigheid van buitenlandse buren, wat [gedaagde] daar ook onder moge verstaan, voor [gedaagde] een voorwaarde was bij het aangaan van de huurovereenkomst. Deze voorwaarde kon [gedaagde] echter niet stellen, omdat die in strijd is met het discriminatieverbod zoals dat is vermeld in artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het bijbehorende algemeen protocol 12 bij het EVRM. Of de medewerker van Beveland Wonen de gestelde mededeling heeft gedaan (te weten dat [gedaagde] geen buitenlandse buren zou hebben) en of hij heeft moeten begrijpen dat de mededeling van [gedaagde] hierover van essentieel belang was voor haar, kan daarom in het midden blijven. Bovendien geldt dat mocht [gedaagde] al in de veronderstelling verkeren dat zij een woning zou huren zonder buitenlandse buren, deze voorstelling van zaken vanwege de in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening behoort te blijven (artikel 6:228 lid 2 BW). Dit betekent dat het beroep op dwaling niet slaagt.
4.3.
Op 28 december 2024 liet [gedaagde] aan Beveland Wonen weten af te zien van de woning, slechts één dag na ondertekening en aanvang van de huurovereenkomst.
In de aanbiedingsbrief van de woning van 12 oktober 2022 is [gedaagde] er uitdrukkelijk op gewezen dat zij één maand huur verschuldigd is, indien zij na definitieve acceptatie alsnog van de woning afziet. Deze verschuldigdheid volgt -indirect- ook uit de algemene voorwaarden die een opzegtermijn van een maand bevatten. [gedaagde] was derhalve op de hoogte, of had zich bewust moeten zijn, van haar verplichting om bij annulering op 28 december 2024 één maand huur te voldoen. Het betoog van [gedaagde] dat zij niet hoeft te betalen omdat er geen sprake zou zijn van huurderving, faalt. Beveland Wonen heeft immers onbetwist gesteld dat de woning pas op 24 januari 2023 opnieuw is verhuurd. Dit betekent dat de vordering tot betaling van € 420,23 toewijsbaar is.
4.4.
Nu [gedaagde] dit bedrag niet binnen de gestelde termijn heeft betaald, is zij in verzuim. Hierdoor is zij wettelijke rente verschuldigd. Het gevorderde bedrag van € 26,20 aan wettelijke rente wordt daarom toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding (11 maart 2024) tot de volledige betaling.
4.2.
Beveland Wonen maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Daarbij heeft onweersproken te gelden dat Beveland Wonen niet btw-plichtig is, zodat zij de btw niet kan verrekenen en deze kosten met btw worden verhoogd Het bedrag van € 76,27 aan buitengerechtelijke incassokosten wordt derhalve toegewezen.
4.3.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kosten van de dagvaarding worden toegewezen met inachtneming van het volgende. Voor het raadplegen van het BRP (Basisregistratie Personen) wordt het gebruikelijke tarief van € 0,62 toegekend nu niet is gesteld of gebleken dat er extra kosten zijn gemaakt. Daarbij heeft Beveland Wonen onweersproken gesteld dat zij niet btw-plichtig is, waardoor de kosten van de dagvaarding wordt verhoogd met btw. Dit resulteert in
€ 137,35. De proceskosten van Stichting Beveland Wonen worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,35
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2,00 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
802,85

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 522,70 aan Beveland Wonen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 420,23 vanaf 11 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 802,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Beveland Wonen niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door Borm en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.