ECLI:NL:RBZWB:2024:6260
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de schending van hoorrecht in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 september 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 1.060.000 per 1 januari 2021, en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd. Belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 960.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 7 augustus 2024, waarbij belanghebbende en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar belanghebbende in de bezwaarfase voldoende gelegenheid heeft gegeven om te worden gehoord, ondanks de bewering van belanghebbende dat zijn hoorrecht was geschonden. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet gehouden was om een tweede hoorzitting aan te bieden, aangezien belanghebbende niet op de uitnodiging had gereageerd. De rechtbank toetst vervolgens de vastgestelde WOZ-waarde aan de hand van de vergelijkingsmethode en concludeert dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af, omdat het financiële belang van belanghebbende minder dan € 1.000 bedraagt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de waardebeschikking en de aanslag OZB in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding voor griffierecht of proceskosten.