In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 september 2024 een nadere beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland heeft verzocht om deze maatregelen, omdat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige bestaat, wat de noodzaak voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing rechtvaardigt.
De mondelinge behandeling vond plaats op 9 september 2024, waarbij zowel de ouders als hun advocaten aanwezig waren. De kinderrechter heeft de situatie van [minderjarige] en de omstandigheden van de ouders zorgvuldig gewogen. De moeder heeft aangegeven dat zij moeite heeft met de uithuisplaatsing en dat zij denkt dat ambulante hulp voldoende zou zijn. De vader heeft spijt betuigd van zijn verleden met huiselijk geweld en pleit voor een terugkeer van [minderjarige] naar de thuissituatie.
De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de fysieke en emotionele veiligheid van [minderjarige] momenteel niet gewaarborgd is. De moeder heeft problemen met het reguleren van haar emoties en er zijn zorgen over mogelijk alcoholgebruik. De kinderrechter heeft daarom besloten om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming Brabant en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen in een pleegzorgvoorziening, met ingang van 11 september 2024 tot 28 november 2024. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn.