ECLI:NL:RBZWB:2024:6289

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
11124956 CV EXPL 24-1884 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen en verrekening van voorschotten in een civiele procedure tussen een N.V. en een B.V.

In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vorderde de N.V. (hierna: [N.V.]) betaling van openstaande facturen door de B.V. (hierna: [B.V. 1]). De zaak betreft een geschil over de betaling van juridische diensten die door [N.V.] aan [B.V. 1] zijn verleend. De vordering van [N.V.] bedraagt € 7.154,73, vermeerderd met rente en kosten, en is gebaseerd op het feit dat [B.V. 1] twee facturen heeft gecrediteerd en niet heeft betaald. [B.V. 1] verweert zich door te stellen dat er geen openstaande rekening is, omdat er op basis van een voorschot werd gewerkt. Tevens vordert [B.V. 1] in reconventie een bedrag van € 11.141,00 van [N.V.], stellende dat zij onterecht eerdere facturen heeft voldaan en dat [N.V.] buitensporig uren heeft gedeclareerd.

De procedure begon met een tussenvonnis op 12 juni 2024 en een mondelinge behandeling op 25 juli 2024. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen, waarbij [N.V.] zich heeft verbonden om juridische werkzaamheden te verrichten voor [B.V. 1]. De kantonrechter oordeelt dat [B.V. 1] de facturen die in reconventie worden betwist, zonder voorbehoud heeft voldaan, waardoor het nu aan [B.V. 1] is om voldoende onderbouwd te stellen waarom deze facturen onverschuldigd zijn betaald. De kantonrechter heeft de vordering van [N.V.] in conventie toegewezen voor een bedrag van € 556,60, te vermeerderen met wettelijke rente, en de vorderingen van [B.V. 1] in reconventie afgewezen. Tevens is [B.V. 1] veroordeeld in de proceskosten van [N.V.].

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11124956 \ CV EXPL 24-1884
Vonnis van 11 september 2024
in de zaak van
[N.V.] T.H.O.D.N. [handelsnaam],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [N.V.] ,
gemachtigde: mr. S.A.C.R. Wahlbrinck,
tegen
[B.V. 1],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [B.V. 1] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 juni 2024 met de daarin genoemde stukken
- de mondelinge behandeling van 25 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen staat het volgende vast:
  • [N.V.] heeft in opdracht van [B.V. 1] juridische diensten verleend rondom de aanvraag van en het vervolg op het faillissement van [B.V. 2] , een dochtervennootschap van [B.V. 1] . Bestuurder en aandeelhouder van [B.V. 1] is de heer [naam 1] .
  • Op 31 augustus 2023 heeft [N.V.] een dossier geopend genaamd [B.V. 1] / Advies handhaving pand [straat] . [B.V. 1] werd in dit dossier bijgestaan door onder meer mr. Sabur.
  • Op 23 oktober 2023 heeft mr. Wahlbrinck namens [N.V.] de heer [naam 1] als volgt bericht:
“ [naam 1] ,
Zoals telefonisch besproken ben ik bereid om (opnieuw) een dossier te openen om [B.V. 1] te begeleiden bij het (aan te vragen) faillissement van [B.V. 2] Bij andere lopende kwesties zal ik niet als advocaat optreden. Wij bespraken dat ik enkel werk op voorschotbasis: is het voorschot ‘verbruikt’, zal ik mijn werkzaamheden neerleggen. Dat geldt ook als er (wederzijds) geen vertrouwen meer is in de aanpak c.q. strategie van het dossier – de vertrouwensband is namelijk essentieel in de clientrelatie. […]”
- Na akkoord van [B.V. 1] heeft mr. Wahlbrinck van [N.V.] op 23 oktober 2023 de heer [naam 1] als volgt bericht:
“ [naam 1] ,
Bijgevoegd vind je:
I.
De nieuwe opdrachtbevestiging;
II.
De algemene voorwaarden;
III.
De voorschotdeclaratie voor het nieuwe dossier; en
IV.
De facturen met factuurnummers […] waarvan het openstaande bedrag € 2.541,94 is.
Als vandaag het openstaande bedrag van € 7.381,94 is betaald, zou ik morgenochtend naar de faillissementszitting kunnen gaan. Lukt dat niet omdat de auto nog niet is verkocht, dan zal jij (en proberen de ziekenhuisafspraak te verzetten naar de middag) of [naam 2] , die als gevolmachtigde in het Handelsregister van de KvK van [B.V. 1] is ingeschreven, moeten gaan. Ik kan helaas niets anders bedenken op dit moment. […]”
In de opdrachtbevestiging is – voor zover relevant – opgenomen:
“Zoals aangekondigd bevestig ik hierbij de voorwaarden waaronder mijn werkzaamheden plaatsvinden en onder de uitgangspunten in mijn e-mail van 23 oktober 2023 aangegeven. […]
Mocht het nodig zijn kantoorgenoten in te schakelen, dan geldt voor hen een tarief dat afhankelijk is van hun ervaring. Inschakeling van kantoorgenoten geschiedt overigens in de regel slechts nadat ik dat met je heb besproken.
[…]
Zoals besproken ontvang je bijgaand een voorschotnota van € 4.000 excl. BTW.”
  • [B.V. 1] heeft de voorschotnota en de openstaande facturen uit een ouder dossier voor een bedrag van € 2.541,94 voldaan.
  • Op 15 november 2023 heeft mr. Wahlbrinck van [N.V.] de heer [naam 1] van [B.V. 1] bericht:
“ [naam 1] ,
Jouw e-mail van gisteren heb ik in goede orde ontvangen. Ik begrijp jouw frustraties en dat het er continue tegenslagen zijn. Wel breng ik graag onderstaande e-mail onder jouw aandacht: een reminder n.a.v. de bevindingen en op- en aanmerkingen van [naam 3] m.b.t. het pandrecht. Zoals bij jou bekend zal ik hiervoor een reactie gaan opstellen nadat de declaratie volledig is voldaan. […] “
- Op 16 november 2023 heeft mr. Wahlbrinck van [N.V.] de heer [naam 1] van [B.V. 1] bericht:
“[…] Ik kan enkel zo goed als mogelijk jouw rechten en (rechts)positie richting de curator verdedigen en behartigen. Dit onder de voorafgaand aan de aanneming van dit dossier afgestemde voorwaarden dat (i) ik enkel werk als er voldoende voorschot onder kantoor is en (ii) we beiden achter de aanpak en strategie staan. Voor zover mij bekend is enkel punt (i) op dit moment een issue, vanwaar ik mijn werkzaamheden tot het hoogstnoodzakelijke beperk. Dat is vervelend – voor beide partijen, want ik sta [B.V. 1] graag bij – maar is even niet anders. […]”
- Op 17 november 2023 heeft mr. Wahlbrinck van [N.V.] de heer [naam 1] van [B.V. 1] een e-mail gestuurd:
“Ik heb de emails binnen zien komen en vanmorgen doorgenomen, maar ook dit valt onder ‘advisering’ en ik heb jou aangegeven dat om reeds bekende redenen te beperken tot het hoogst noodzakelijke. Als jij denkt dat jij dat bericht aan [naam 4] kan sturen, dat staat dat jou natuurlijk vrij, maar ik ga daar op dit moment niet over adviseren. […]”
- Op 18 december heeft mr. Wahlbrinck van [N.V.] het volgende aan de heer [naam 1] gestuurd:
“Als jij namens [B.V. 1] opdracht geeft om tot het opstellen van de dagvaarding over te gaan, dan verlang ik daarvoor een aanvullend voorschot van € 6.750,- ex btw. Niet alleen omdat wij bij aanvang van het dossier overeen zijn gekomen dat ik enkel werk op voorschotbasis, maar ook omdat de verstuurde declaraties niet steeds tijdig worden betaald. Ook op dit moment staat er een declaratie open waarvan de betaaltermijn inmiddels is verstreken, ik verwijs naar bijgevoegde bijlage. Zoals ook in die e-mail is aangegeven, bij dezen (nogmaals) het verzoek tot betaling hiervan over te gaan. Als de factuur niet uiterlijk deze week is betaald, dan ga ik mijn werkzaamheden opschorten totdat betaling heeft plaatsgevonden. […]”
- Op 27 december 2023 heeft een e-mailconversatie tussen mr. Wahlbrinck van [N.V.] en de heer [naam 1] van [B.V. 1] plaatsgevonden waarbij de heer [naam 1] aan mr. Wahlbrinck liet weten dat [B.V. 1] ervan uit gaat dat alleen nog een voorschotfactuur open staat. Mr. Wahlbrinck liet daarop weten:
“Dag [naam 1] ,
Dank voor de snelle reactie. Dat er is verrekend, klopt niet. Dat voorschot houden wij onder ons en zal worden verrekend met de slotdeclaratie in dit dossier – dat is nu nog niet aan de orde. De declaratie over november zal dus integraal moeten worden voldaan. De voorschotfactuur voor december is nog niet uitgebracht, omdat er is besloten vooralsnog niet over te gaan tot het entameren van een procedure. Daar komt bij dat er thans voor december een 25:42u onderhanden werk is en begin januari gedeclareerd zal worden. Dan staat er (ex btw en zonder voorschot voor de procedure) meer dan € 10.000,- open. Dat betekent dat wij geen zekerheid hebben voor ruim € 6.000,- ex btw (het aan het begin van dit dossier betaalde voorschot behelst namelijk € 4.000 ex btw) Dat is niet alleen volgens kantoorbeleid onacceptabel, ook ik vind dat behoorlijk. […]”
De heer [naam 1] van [B.V. 1] heeft daar als volgt op gereageerd:
“Nu ben ik de draad volledig kwijt….
Jij stelt dat wij slechts € 4.000,- ex btw hebben aan jullie, als ik de totale som optel kom ik och op een geheel ander betaald bedrag aan jullie.
Volgens onze administratie is er tot op heden € 14.011,98 ex btw naar jullie kantoor overgeboekt. Dik € 10.000 ex btw meer dan dat jij stelt. Daar komt bij dat de btw ook voldaan dient te worden en deze pas na minimaal 6 maanden retour komt of verrekend wordt via [B.V. 1]
[…]
Het zei zo, het is niets persoonlijks maar het is niet erg overzichtelijk meer hoe jullie dan factureren ik krijg een factuur welke m.i. wazig is dan staat er verrekend en nu roep jij dat er maar 4K is betaald en het met een einddossier te maken heb […]
- Op 27 december 2023 heeft mr. Wahlbrink vervolgens een overzichtsmail aan de heer [naam 1] gestuurd:
“Hi [naam 1] ,
Dat jij de draad volledig kwijt bent, is natuurlijk niet de bedoeling. Hierbij dan de stand van zaken in het dossier [B.V. 1] / Advies faillissement [B.V. 2] (alle bedragenzonderbtw):
[factuurnummer 1] d.d. 23 oktober 2023 t.b.v. € 4.000,00 (voorschotfactuur)  betaald
[factuurnummer 2] d.d. 1 november 2023 t.b.v. € 3.666,00 (werkzaamheden over oktober ’23)  betaald
[factuurnummer 3] d.d. 1 december 2023 t.b.v. € 4.631,00 (werkzaamheden over november ’23)  onbetaald
Facturen zijn bijgevoegd.
Het bedrag dat jij noemt, heeft deels betrekking op andere dossiers (zijnde [B.V. 1] / Advies handhaving pand [straat] en [B.V. 1] / Advies liquidatie [B.V. 2] )
Op dit moment is het onderhanden werk voor december ’23 (uit te factureren op 2 januari 2024) € 6.047,00. Let op: dit is dus nog niet uitgefactureerd, dat volgt volgende week. Dat betekent dat er (na facturatie over de maand december begin volgende week) een bedrag van € 10.678,00 openstaat. Minus het voorschot van € 4.000,00 zou het openstaande bedrag alsdan € 6.678,00 zijn.
Bij aanvang van dit dossier heb ik expliciet aangegeven dat ik enkel werkzaamheden zou verrichten als ik voldoende voorshot onder mij zou hebben. Dat is thans dus niet het geval. Ik hoop daarom, ondanks de situatie die jij schetst (en bij mij bekend is), op spoedige betaling […]”
- Op 5 februari 2024 heeft [N.V.] een slotdeclaratie opgesteld waarbij zij de laatste twee facturen met nummers [factuurnummer 3] en [factuurnummer 4] heeft gecrediteerd en heeft verwerkt in een slotdeclaratie. In de slotdeclaratie is het door [B.V. 1] betaalde voorschot verrekend:
“Het bedrag is verrekend met het al eerder door u betaalde voorschot (inclusief btw).
Omschrijving Bedrag
Honorarium € 9.913,00
Verrekening van voorschotten (10009322) € -4.000,00
Subtotaal € 5.913,00
Btw 21% over € 5.913,00 € 1.241,73
Door u te voldoen € 7.154,73”
  • Op 27 maart 2024 heeft [B.V. 1] een klacht ingediend bij de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
  • Op 22 april 2024 heeft [N.V.] [B.V. 1] gesommeerd om de openstaande factuur te voldoen.
  • Op 9 juli 2024 heeft [N.V.] haar verweer ingediend tegen de klacht van [B.V. 1] bij de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[N.V.] vordert - samengevat - veroordeling van [B.V. 1] tot betaling van € 7.154,73, vermeerderd met rente en kosten. [N.V.] legt aan haar vordering ten grondslag dat [B.V. 1] twee facturen die zijn gecrediteerd en zijn verwerkt in een slotdeclaratie onbetaald heeft gelaten. [N.V.] heeft juridische diensten voor [B.V. 1] verricht en [N.V.] heeft daarom recht op betaling van de slotdeclaratie.
3.2.
[B.V. 1] voert verweer. [B.V. 1] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [N.V.] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [N.V.] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[B.V. 1] vordert - samengevat - veroordeling van [N.V.] tot betaling van € 11.141,00, vermeerderd met rente en kosten. [B.V. 1] stelt dat zij onterecht eerdere facturen van [N.V.] heeft voldaan. [N.V.] had niet het recht om andere advocaten in te schakelen dan mr. Sabur en mr. Wahlbrinck. Daarnaast heeft [N.V.] buitensporig uren gedeclareerd. [B.V. 1] stelt recht te hebben op terugbetaling van de eerdere facturen.
3.5.
[N.V.] voert verweer. [N.V.] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [B.V. 1] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [B.V. 1] in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1
Vanwege hun nauwe samenhang worden de vorderingen in conventie en in reconventie hieronder gezamenlijk behandeld.
4.2
Als vaststaand moet worden aangenomen dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op basis waarvan [N.V.] zich heeft verbonden om in opdracht en voor rekening van [B.V. 1] juridische werkzaamheden te verrichten. De kantonrechter moet in deze zaak in conventie de vraag beantwoorden of [B.V. 1] moet betalen voor de door [N.V.] verrichtte en bij [B.V. 1] in rekening gebrachte werkzaamheden. In reconventie gaat het om de vraag of [B.V. 1] recht heeft op terugbetaling van facturen van [N.V.] die zij eerder heeft voldaan.
4.3
[B.V. 1] voert in conventie als verweer aan dat geen sprake kan zijn van een openstaande rekening omdat op basis van een voorschot werd gewerkt. Daarnaast heeft te gelden dat alleen de werkzaamheden van mr. Wahlbrinck in rekening mochten worden gebracht in dossier 28519 omdat andere advocaten niet zonder overleg mochten worden ingeschakeld. Verder declareerde [N.V.] substantieel meer dan dat aan werk is verricht. In reconventie vordert [B.V. 1] terugbetaling van facturen die zij heeft voldaan, eveneens omdat andere advocaten (dan mr. Wahlbrinck en mr. Sabur in een ander dossier) in zijn ingeschakeld waar geen goedkeuring voor was gegeven en omdat er buitensporig is gedeclareerd.
Inschakeling van andere advocaten
4.4
De kantonrechter gaat eerst in op het verweer dat geen andere advocaten dan mr. Wahlbrinck en mr. Sabur [B.V. 1] mochten bijstaan, zonder [B.V. 1] daarvan op de hoogte te brengen.
4.5
[B.V. 1] doet een beroep op de volgende regel uit de opdrachtbevestiging: “
Inschakeling van kantoorgenoten geschiedt overigens in de regel slechts nadat ik dat met je heb besproken.”[N.V.] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat deze zinsnede is opgenomen in de opdrachtbevestiging omdat het de intentie is van [N.V.] om niet meerdere werknemers aan één dossier te laten werken. [N.V.] werkt echter wel met het vier ogen principe om de kwaliteit van haar dienstverlening te waarborgen en [B.V. 1] was daarvan op de hoogte. Mr. Broer is in het dossier met [nummer] bovendien niet pas betrokken op het moment dat mr. Wahlbrinck met verlof was, maar al eerder en stond bij alle e-mails in de cc. Ten aanzien van het andere dossier heeft [N.V.] onderbouwd gesteld dat mr. Sabur [B.V. 1] bijstond vanwege zijn specifieke kennis en eveneens het vierogen principe heeft gehanteerd om op deze manier de kwaliteit van de dienstverlening te waarborgen.
4.6
De kantonrechter is van oordeel dat [B.V. 1] de stellingen van [N.V.] onvoldoende heeft weersproken waardoor ook de uren van anderen dan mr. Wahlbrinck en mr. Sabur in beginsel door [N.V.] in rekening mochten worden gebracht.
Onjuistheid declaraties
4.7
[B.V. 1] voert aan dat [N.V.] structureel te veel uren in rekening bracht voor werkzaamheden die niet zijn uitgevoerd, dan wel dat er minder tijd voor gerekend had mogen worden. [B.V. 1] heeft ter onderbouwing een uittreksel van de belgegevens van de heer [naam 1] overgelegd in de maand december 2023 en die vergeleken met de op de factuur van die maand opgenomen uren. [N.V.] heeft betwist dat zij uren heeft geschreven die niet, dan wel onnodig zijn gewerkt. Zij heeft aangevoerd dat zij alle werkzaamheden zoals opgenomen op de factuur heeft verricht ten behoeve van [B.V. 1] .
4.8
De kantonrechter overweegt als volgt. [N.V.] heeft haar besteedde uren gefactureerd en daarbij een korte omschrijving opgenomen van wat er tijdens die uren is gedaan. Het is daarbij gebruikelijk dat tijdseenheden van 6 minuten worden gehanteerd in de juridische dienstverlening. Dat er telefoongesprekken van 3 minuten hebben plaatsgevonden tussen [N.V.] en [B.V. 1] en [N.V.] daarbij 6 minuten heeft gefactureerd, is dan ook niet ongebruikelijk. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat er op 18 december 2023 volgens de belgegevens van [B.V. 1] twee telefoongesprekken hebben plaatsgevonden van 29:59 minuten en van 3 minuten. Op de declaratie van [N.V.] staan er op 18 december 2023 telefoongesprekken van 30 minuten en 24 minuten geregistreerd. [N.V.] heeft op 18 december 2023 aldus één telefoongesprek voor 18 minuten teveel in rekening gebracht. Dit telefoongesprek is voor een bedrag van € 78,00 exclusief btw teveel in rekening gebracht. Dit leidt ertoe dat het bedrag zoals opgenomen op de slotdeclaratie van € 9.913,00 voor een bedrag van € 78,00 exclusief btw dient te worden verminderd. De overige door [N.V.] gedeclareerde uren zijn door [B.V. 1] onvoldoende weersproken. Het had op de weg van [B.V. 1] gelegen om per factuur per handeling van [N.V.] uiteen te zetten waarom deze handeling niet in rekening had mogen worden gebracht, dan wel waarom er teveel tijd is gedeclareerd door [N.V.] .
4.9
Bovendien heeft [B.V. 1] de facturen waarvan terugbetaling wordt gevorderd in reconventie eerst zonder voorbehoud voldaan waardoor het nu op haar weg ligt om voldoende onderbouwd te stellen waarom zij deze facturen onverschuldigd heeft betaald. Nu zij dit niet heeft gedaan en [N.V.] ook derden mocht inschakelen voor het verlenen van de juridische diensten, dient de vordering in reconventie te worden afgewezen.
Wat zijn partijen overeengekomen?
4.1
Het meest verstrekkende verweer van [B.V. 1] in conventie is dat geen sprake kan zijn van een openstaande declaratie, omdat afgesproken is dat werd gewerkt op basis van een voorschot en wanneer het voorschot op was, [N.V.] een nieuw voorschot in rekening zou brengen. [N.V.] heeft daar tegenin gebracht dat zij het voorschot in depot hield en per maand de gewerkte uren declareerde aan [B.V. 1] . Het voorschot zou met de slotdeclaratie verrekend worden en de slotdeclaratie dient daarom voldaan te worden. Het depot diende als een soort zekerheid voor [N.V.] . Aan het begin van de clientrelatie voor de zaak met [nummer] is dit zo afgesproken omdat [B.V. 1] openstaande facturen uit andere dossiers niet tijdig had voldaan en [N.V.] zekerheid voor de betaling van haar facturen wilde.
4.11
Partijen zijn het erover eens dat [N.V.] haar werkzaamheden zou verrichten op basis van de voorwaarden zoals benoemd door [N.V.] in haar e-mail van 23 oktober 2023. De voorwaarden zijn opgenomen in de opdrachtbevestiging, de algemene voorwaarden en in de e-mail van 23 oktober 2023. In de opdrachtbevestiging is vermeld dat kantoorgenoten in de regel alleen ingeschakeld worden na overleg met de client en dat een voorschotnota wordt gestuurd. Verder wordt in de opdrachtbevestiging verwezen naar de e-mail van 23 oktober 2023. In de e-mail van 23 oktober 2023 staat: “
Wij bespraken dat ik enkel werk op voorschotbasis: is het voorschot ‘verbruikt’, zal ik mijn werkzaamheden neerleggen.”[B.V. 1] heeft na ontvangst van de opdrachtbevestiging de facturen die betaald dienden te worden voldaan en [N.V.] is diensten gaan verrichten. De kantonrechter begrijpt dat op 1 november 2023 vervolgens een factuur is gestuurd voor werkzaamheden over oktober 2023. Deze is niet onmiddellijk voldaan waarna [N.V.] haar werkzaamheden heeft opgeschort: “
[…] Ik kan enkel zo goed als mogelijk jouw rechten en (rechts)positie richting de curator verdedigen en behartigen. Dit onder de voorafgaand aan de aanneming van dit dossier afgestemde voorwaarden dat (i) ik enkel werk als er voldoende voorschot onder kantoor is en (ii) we beiden achter de aanpak en strategie staan. Voor zover mij bekend is enkel punt (i) op dit moment een issue, vanwaar ik mijn werkzaamheden tot het hoogstnoodzakelijke beperk.[…]”Vervolgens heeft een (deel)betaling plaatsgevonden en heeft [N.V.] haar werkzaamheden weer opgepakt.
4.12
De kantonrechter leidt uit de e-mail van 23 oktober 2023 in combinatie met de e-mails die vervolgens zijn gestuurd door [N.V.] tijdens de looptijd van de opdrachtovereenkomst af dat [B.V. 1] er in beginsel op mocht vertrouwen dat diensten zouden worden verleend totdat het voorschot zou zijn verbruikt. [N.V.] zou alleen werkzaamheden verrichten wanneer voldoende voorschot beschikbaar was en zij zou haar werkzaamheden weer oppakken, dan wel voortzetten, wanneer een nieuw voorschot zou zijn voldaan. Op deze manier kon [B.V. 1] grip houden op de werkzaamheden die [N.V.] zou uitvoeren. [N.V.] heeft bovendien verschillende malen kenbaar gemaakt dat zij haar werkzaamheden opschortte, althans beperkte tot het hoogstnoodzakelijke omdat er geen voldoende voorschot meer beschikbaar was. Dat zij vervolgens werkzaamheden is gaan verrichten omdat zij na een (deel)betaling het vertrouwen had, dat wel betaald zou worden, gaat niet op. De factuur over oktober 2023 die door [B.V. 1] is betaald, is immers lager dan het door [B.V. 1] betaalde voorschot. [B.V. 1] mocht erop vertrouwen dat er hooguit een bedrag van € 4.000,00 zou openstaan, dat verrekend zou worden met het voorschot dat [N.V.] heeft ontvangen. [B.V. 1] mocht er aldus op vertrouwen dat er geen facturen meer zouden openstaan.
4.13
[N.V.] heeft onvoldoende rekening gehouden met deze afspraak bij het uitvoeren van haar werkzaamheden en het factureren van haar uren. [N.V.] is bij haar slotdeclaratie uitgegaan van een bedrag van € 9.913,00 aan openstaand honorarium. Wanneer daar het voorschot op in mindering wordt gebracht, resteert een bedrag van € 5.913,00 exclusief btw. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [N.V.] aangevoerd dat zij haar werkzaamheden niet volledig kon opschorten. Als advocaat had zij in overeenstemming met haar gedragsregels de verplichting om, indien nodig, diensten te verrichten. Welke diensten van [N.V.] minimaal vereist waren is door [N.V.] niet gesteld. Niet is gebleken dat er bijvoorbeeld een spoedprocedure aanhangig moest worden gemaakt waardoor het gerechtvaardigd was om af te wijken van het uitgangspunt dat op voorschotbasis werd gefactureerd en er bij onvoldoende voorschot geen diensten zouden worden verleend. De kantonrechter acht het wel redelijk om [N.V.] enige vergoeding toe te kennen voor de verleende diensten nu voorstelbaar is dat niet uit het niets de werkzaamheden volledig konden worden neergelegd. De kantonrechter acht het redelijk om daarbij een percentage van 10% aan te houden van het voorschot. Op dit percentage wordt het bedrag van € 78,00 niet in mindering gebracht, nu [B.V. 1] de overige werkzaamheden zoals opgenomen in de slotdeclaratie onvoldoende heeft betwist en de vergoeding voor deze werkzaamheden hoger zou zijn dan de vergoeding die nu gelijk is aan 10% van het voorschot. De kantonrechter wijst de vordering van [N.V.] in conventie aldus toe voor een bedrag van € 400,00 nog te vermeerderen met de btw, in totaal een bedrag van
€ 484,00.De vordering in conventie wordt voor het overige afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.14
[N.V.] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 732,74 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 72,60 bij € 484,00 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom
€ 72,60toe.
4.15
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
484,00
- buitengerechtelijke incassokosten
72,60
+
Totaal
556,60
4.16
[B.V. 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [N.V.] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2,00 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
844,22
4.17
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.18
[B.V. 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [N.V.] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
203,00
(1,00 punten × factor 0,5 × € 406,00)
Totaal
203,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [B.V. 1] om aan [N.V.] te betalen een bedrag van € 556,60, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 484,00, met ingang van 20 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [B.V. 1] in de proceskosten van € 844,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [B.V. 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [B.V. 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van [B.V. 1] af,
5.6.
veroordeelt [B.V. 1] in de proceskosten van € 203,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [B.V. 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in conventie en in reconventie
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024.