ECLI:NL:RBZWB:2024:6310

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
C/02/392193 / HA ZA 21-693 en C/02/420024 / HA ZA 24-128
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Fleskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een verbintenis tot levering van onroerende zaak en uitleg van een koopovereenkomst met betrekking tot parkeerplaatsen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert de besloten vennootschap AM Grondbedrijf BV (hierna: AMG) onvoorwaardelijke medewerking van de naamloze vennootschap InBev Nederland NV (hierna: InBev) aan de levering van een parkeerterrein. De zaak is gestart onder zaaknummer C/02/392193 / HA ZA 21-693 en heeft een lange voorgeschiedenis van procedures en onderhandelingen tussen partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een koopovereenkomst bestaat tussen AMG en InBev, waarin afspraken zijn gemaakt over de levering van het parkeerterrein en de beschikbaarstelling van parkeerplaatsen voor de kantoorpanden van InBev. De rechtbank oordeelt dat AMG recht heeft op de levering van het parkeerterrein en dat InBev niet rechtsgeldig de koopovereenkomst heeft ontbonden. De rechtbank wijst de vorderingen van InBev in reconventie af en bevestigt dat AMG aan haar verplichtingen kan voldoen. De rechtbank bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de akte tot levering indien InBev geen medewerking verleent aan de levering. De proceskosten worden toegewezen aan AMG, en InBev wordt veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/392193 / HA ZA 21-693 en C/02/420024 / HA ZA 24-128
Vonnis van 11 september 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AM GRONDBEDRIJF BV,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaten mr. A.W. Booij en mr. S.K. Kistemaker te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
INBEV NEDERLAND NV,
gevestigd te Breda,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten mr. B. Poort en mr. E.P.W. Korevaar te Eindhoven.
Partijen zullen hierna AMG en InBev worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Deze procedure is gestart onder zaaknummer C/02/392193 / HA ZA 21-693. Het verloop van die procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 6 juli 2022,
– het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 oktober 2022 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
De zaak is vervolgens op de parkeerrol gekomen in verband met schikkingsonderhandelingen. De zaak is op 5 april 2023 geroyeerd.
1.3.
Op 13 maart 2024 is de zaak onder zaaknummer C/02/420024 / HA ZA 24-128 heropent na royement en is door partijen vonnis gevraagd.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
– InBev heeft in eigendom het [perceel 1] , kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding] , gelegen op de [locatie] . Het perceel wordt thans gebruikt als parkeerterrein (hierna: het parkeerterrein).
– Het parkeerterrein grenst aan [perceel 2] . Dit perceel was van (de rechtsvoorgangster van) InBev. InBev wilde op het perceel haar nieuwe hoofdkantoor vestigen. In verband daarmee heeft zij een turn key koopovereenkomst gesloten met Stichting Bewaarder B&S Kantoren IX (hierna: Kantoren IX), die daarop een kantoorpand zou bouwen, dat InBev zou gaan huren. Bij akte van 25 mei 2004 is [perceel 2] en het daarop gebouwde kantoorpand (staande en gelegen aan de [adres 1] ) aan Kantoren IX geleverd.
– InBev huurt thans de begane grond (gedeeltelijk) en de derde en vierde verdieping van het kantoorpand aan de [adres 1] en 120 parkeerplaatsen op [perceel 2] . Strukton en Regus huren de eerste (gedeeltelijk) en tweede verdieping van het kantoorpand.
– Het parkeerterrein grenst voorts aan [perceel 3] , waarop zich het oude hoofdkantoor van InBev aan de [adres 2] bevindt. InBev heeft dit perceel
verkocht aan Kaavee Monumenten.
– Tussen de percelen [perceel 2] en [perceel 3] ligt perceel [perceel 4] . Dit is de ontsluiting van het
parkeerterrein naar de [straat] . Het parkeerterrein wordt gebruikt door de
huurders/gebruikers van de kantoorpanden aan de [adres 1] en [adres 2] .
– Omdat InBev op het parkeerterrein wilde blijven parkeren nadat zij haar intrek had
genomen in het nieuwe hoofdkantoor aan de [adres 1] , heeft zij op 25 mei 2004 (tegelijkertijd met de levering van [perceel 2] en het kantoorpand aan
Kantoren IX) een erfdienstbaarheid gevestigd ten gunste van [perceel 2] ( [adres 1] ) en ten laste van [perceel 5] (het parkeerterrein).
– Deze erfdienstbaarheid bestaat uit twee delen: het gebruiksrecht A, inhoudende het recht van de eigenaar/gebruiker van [perceel 2] op het permanente en exclusieve gebruik van ten minste 135 parkeerplaatsen op [perceel 5] en het gebruiksrecht B, inhoudende het recht van de eigenaar/gebruiker van [perceel 2]
op het permanente en exclusieve gebruik van ten minste 135 parkeerplaatsen op [perceel 5] in de te realiseren parkeergarage.
– Tussen (de rechtsvoorgangster van) InBev en AMG is vervolgens op 27 april 2005 een koopovereenkomst gesloten. InBev zou 43 percelen leveren aan AMG. Deze percelen, waaronder het parkeerterrein, zouden in fases aan AMG worden geleverd in de periode van 1 juli 2006 tot en met 1 juli 2010. AMG is voornemens op het parkeerterrein een parkeergarage te (doen) realiseren.
– In artikel 12 van de koopovereenkomst tussen InBev en AMG is opgenomen dat:
- InBev het parkeerterrein na levering daarvan om niet mag blijven gebruiken tot uiterlijk 1 juli 2010,
- indien met de ontwikkeling van de parkeergarage is gestart en het voortgezet gebruik van de parkeervoorzieningen is geëindigd, AMG tijdelijk 135 alternatieve parkeervoorzieningen ten behoeve van
het nieuwe hoofdkantoor van Inbev en 40 parkeervoorzieningen ten
behoeve van het oude hoofdkantoor van Inbev binnen een redelijke loopafstand daarvan aan InBev ter beschikking zal stellen,
- na de realisatie van de parkeergarage AMG 135 parkeervoorzieningen ten behoeve van het nieuwe hoofdkantoor van InBev en 40 parkeervoorzieningen ten behoeve van (de nieuwe eigenaar van) het oude
hoofdkantoor van InBev aan InBev ter beschikking zal stellen middels een
huurovereenkomst,
- indien AMG niet uiterlijk op 1 juli 2010 met de ontwikkeling van de
voorgenomen parkeergarage is gestart en het voortgezet gebruik van de
parkeervoorzieningen is geëindigd, AMG de parkeervoorzieningen aan
InBev ter beschikking zal stellen middels een huurovereenkomst.
– Nadat tussen partijen diverse discussies hebben plaatsgevonden ten aanzien van de
wijze waarop zij tot een definitieve afwikkeling van de verplichtingen voortvloeiende uit de koopovereenkomst zouden komen, hebben zij een door hen op 5 en 9 december 2011 ondertekende vaststellingsovereenkomst gesloten. Partijen zijn daarin onder meer overeengekomen dat de akte van levering van [perceel 5] zou worden verleden op 19 januari 2013. In artikel 2 lid 3 van de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat een voorwaarde voor levering is, dat partijen volledige overeenstemming hebben bereikt over de inhoud van de concepthuurovereenkomst voor de tijdelijke parkeerplaatsen, welk concept als bijlage 1 aan de vaststellingsovereenkomst is gehecht.
– Levering van [perceel 5] op voornoemde datum is niet doorgegaan, omdat
partijen van mening verschilden over de milieukundige staat waarin het
parkeerterrein moest worden geleverd.
– Bij vonnis van deze rechtbank van 3 februari 2016 is AMG op vordering van InBev
veroordeeld tot het verlenen van haar onvoorwaardelijke medewerking aan de
juridische levering van het parkeerterrein, op straffe van verbeurte van een
dwangsom. De onvoorwaardelijke medewerking aan de levering houdt in, dat
AMG gehoor dient te geven aan de oproep van InBev of de notaris om te verschijnen bij de transporterende notaris op een zodanige wijze dat laatstgenoemde de notariële leveringsakte kan passeren. Voorts heeft de rechtbank
voor recht verklaard dat ieder risico met betrekking tot de bodem van het perceel
voor rekening en risico komt van AMG. Tegen het vonnis is geen hoger geroep
ingesteld.
– Om de levering van het parkeerterrein op de door AMG gewenste datum – 1 maart
2016 – te doen plaatsvinden, heeft de door AMG aangewezen notaris de conceptakte van levering aan InBev toegestuurd en heeft AMG de koopsom van
€ 528.137,- betaald op de derdenrekening van de notaris.
– De levering van het parkeerterrein aan AMG heeft niet plaatsgevonden, omdat
volgens InBev nog geen overeenstemming was bereikt over de inhoud van de
concepthuurovereenkomst die bij de vaststellingsovereenkomst was gevoegd.
– AMG heeft InBev gesommeerd haar medewerking te verlenen aan de levering van [perceel 5] op 1 maart 2016. Inbev heeft aan die sommatie niet voldaan.
– Tussen partijen hebben onderhandelingen plaatsgevonden met betrekking tot de
huurovereenkomst en zij hebben elkaar in dat verband gewijzigde concepthuurovereenkomsten doen toekomen.
– Bij e-mail van 13 maart 2017 heeft AMG aan InBev te kennen gegeven dat zij al
hetgeen heeft gedaan dat redelijkerwijs van haar verwacht kon en mocht worden om overeenstemming te bereiken over de huurovereenkomst en om de levering van [perceel 5] mogelijk te maken. Zij heeft InBev te kennen gegeven dat levering uiterlijk in de week van 3 april 2017 dient plaats te vinden. Zij heeft InBev in gebreke gesteld en tevens aansprakelijk gesteld voor alle schade.
– Nadat de levering van het parkeerterrein ook op die datum niet had plaatsgevonden, heeft AMG InBev op 24 mei 2017 een dagvaarding in kort geding doen betekenen. Zij vorderde in dat kort geding levering van het parkeerterrein en
nakoming van de concepthuurovereenkomst. Het kort geding was gepland op 9 juni 2017.
– Kort voor de zitting van het kort geding heeft AMG van InBev twee akten
ontvangen (waaronder de leveringsakte van 25 mei 2004 ter zake [perceel 2] en het kantoorpand), waaruit blijkt dat op het parkeerterrein een erfdienstbaarheid is
gevestigd ten gunste van [perceel 2] voor het permanente en exclusieve gebruik
van tenminste 135 parkeerplaatsen ten behoeve van het kantoorpand aan de
[adres 1] .
– AMG heeft vervolgens het kort geding ingetrokken.
– Bij brief van 2 juni 2017 heeft AMG InBev aansprakelijk gesteld voor het feit dat
zij AMG bij het aangaan van de koopovereenkomst van 27 april 2005 niet in kennis heeft gesteld van het permanente en exclusieve gebruiksrecht en de daarmee samenhangende erfdienstbaarheden ten behoeve van het kantoorpand aan de
[adres 1] en heeft zij InBev daarvoor in gebreke gesteld.
– InBev en AMG zijn vervolgens met elkaar en met de verhuurder van het kantoorpand aan de [adres 1] in onderhandeling getreden over de wijziging van
de akte van levering van het parkeerterrein en de wijziging van de akte van erfdienstbaarheid.
– Bij vonnis van 7 augustus 2018 in kort geding heeft de voorzieningenrechter de vordering van AMG tot levering van het parkeerterrein afgewezen. Bij arrest van 12 maart 2019 is deze beslissing door het Gerechtshof in ’s-Hertogenbosch bekrachtigd.
– Bij brief van 28 januari 2020 heeft InBev de koopovereenkomst partieel, voor wat
betreft het parkeerterrein ontbonden.
– Het parkeerterrein is tot op heden niet aan AMG geleverd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
AMG vordert na wijziging van eis, samengevat,
primairInBev, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te veroordelen om onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de levering van het parkeerterrein [perceel 1] , gelegen op de [locatie] , kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding] , en te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de akte tot levering indien InBev geen medewerking verleent dan wel
subsidiairAMG te machtigen om de leveringsakte (overgelegd als productie 35) namens InBev te ondertekenen, met veroordeling van InBev in de kosten, vermeerderd met rente.
3.2.
AMG grondt haar vordering op nakoming ex artikel 3:296 lid 1 BW. Zij is van mening dat InBev artikel 1 en 2 van de vaststellingsovereenkomst jo artikel 1 en 2 van de koopovereenkomst moet nakomen, hetgeen zou moeten leiden tot onvoorwaardelijke levering van [perceel 1] .
3.3.
InBev voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van AMG, althans aan een toewijzend vonnis geen dwangsom te verbinden en het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, met veroordeling van AMG in de kosten, vermeerderd met rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna bij de beoordeling, voor zover van
belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
InBev vordert, samengevat:
– primaireen verklaring voor recht dat InBev de koopovereenkomst ten aanzien van [perceel 1] heeft ontbonden dan wel

subsidiairde koopovereenkomst ten aanzien van [perceel 1] te ontbinden, althans te wijzigen in die zin, dat:
o bepalingen worden toegevoegd die zekerheid bieden over (i) een huurovereenkomst betreffende parkeergelegenheid (gebruiksrecht A en B), (ii) de realisatie van 135+40 (parkeerplaatsen tijdens de bouwwerkzaamheden op redelijke loopafstand van het (nieuwe) hoofdkantoor aan de [adres 1] en (iii) 135+40 parkeerplaatsen in een parkeergarage op [perceel 1] ,
o de koopsom wordt aangepast naar de waarde residueel bepaald aan de hand van de prijzen per vierkante meter woning, te bepalen per de peildatum van de waardebepaling door een te benoemen deskundige,

uiterst subsidiairAMG, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te veroordelen om:
 met InBev en de rechthebbende van de erfdienstbaarheid in onderhandeling te treden over de totstandkoming van een huurovereenkomst betreffende het gebruiksrecht A en B,
 zekerheid te bieden voor de realisatie van 135+40 parkeerplaatsen tijdens de bouwwerkzaamheden op redelijke loopafstand van het (nieuwe) hoofdkantoor aan de [adres 1] en 135+40 parkeerplaaten in een parkeergarage op [perceel 1] , welke zekerheid slechts kan worden geboden zodra het bestemmingsplan is gewijzigd en sprake is van een onherroepelijke omgevingsvergunning waarin zowel de parkeervoorziening tijdens de realisatie van de parkeergarage als erna is geborgd,
en te bepalen dat zolang
geen volledigeovereenstemming is bereikt over de huurovereenkomst voor [perceel 1] en/of AMG voldoende zekerheid heeft geboden zoals hiervoor gevorderd, InBev niet verplicht is medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van [perceel 1] aan AMG, zoals door AMG gevorderd.
Voorts vordert InBev AMG te veroordelen in de kosten, vermeerderd met rente.
3.6.
InBev legt aan haar vordering ten grondslag dat AMG is tekort geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst. Volgens InBev moet AMG, los van de gevestigde erfdienstbaarheid, 135 + 40 parkeerplaatsen aan InBev ter beschikking stellen. Deze verbintenis kan zij niet nakomen. Daarnaast werkt AMG niet mee aan de totstandkoming van de in de vaststellingsovereenkomst genoemde huurovereenkomst.
3.7.
AMG voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van InBev, met veroordeling van InBev in de kosten, vermeerderd met rente.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna bij de beoordeling, voor zover van
belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Vanwege de samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie zullen
deze gezamenlijk worden besproken.
4.2.
AMG vordert nakoming van de koopovereenkomst en de daarmee samenhangende vaststellingsovereenkomst. InBev geeft aan dat AMG tekort schiet in de nakoming van de koopovereenkomst en dat zij daarom deze overeenkomst partieel heeft ontbonden. Partijen twisten over de exacte inhoud van de koopovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst waar het gaat om de parkeerplaatsen die aan InBev ter beschikking moeten worden gesteld in relatie tot de gevestigde erfdienstbaarheid. Daarnaast geeft InBev aan dat zij vermoedt dat AMG de overeenkomst niet zal kunnen nakomen, omdat zij onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar kan stellen conform de afspraken die in de koopovereenkomst zijn gemaakt.
4.3.
Om te kunnen beoordelen of AMG tekort schiet in de nakoming van de koopovereenkomst en de daarmee samenhangende vaststellingsovereenkomst zal de rechtbank eerst de koopovereenkomst nader duiden.
Uitleg koopovereenkomst
4.4.
Partijen hebben met elkaar een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het
parkeerterrein. In deze koopovereenkomst hebben partijen afspraken gemaakt met betrekking tot de parkeerplaatsen die aan InBev ter beschikking moeten worden gesteld ná overdracht van de kantoorpanden van InBev. Partijen zijn het niet eens over de exacte inhoud van deze afspraken. AMG stelt zich op het standpunt dat 135 + 40 parkeerplaatsen ter beschikking moeten worden gesteld en dat de plaatsen die via de erfdienstbaarheid beschikbaar zijn daarin moeten worden
meegenomen.
4.5.
InBev is van mening dat er 135 + 40 parkeerplaatsen ter beschikking moeten worden gesteld, los van de 135 plaatsen die via de erfdienstbaarheid beschikbaar zijn. De parkeerplaatsen die via de erfdienstbaarheid beschikbaar zijn, staan immers niet allemaal tot de beschikking van InBev, maar worden ook door de andere huurders van het kantoorpand aan de [adres 1] gebruikt.
4.6.
Het gaat in dit geval om uitleg van hetgeen partijen zijn overeengekomen, waarbij
de rechtbank de Haviltexmaatstaf zal toepassen. Volgens deze maatstaf dient uitleg van de overeenkomst niet plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het contract is gesteld (alhoewel die taalkundige betekenis vaak wel van groot belang is), maar komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn de omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van beslissende betekenis (ECLI:NL:PHR: 2012: BX5572). Ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst kunnen van belang zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg (ECLI:NL:HR:2012:BX5572).
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat de tekst van de overeenkomst zo moet worden uitgelegd, dat AMG op grond van de koopovereenkomst verplicht is om 135 + 40 parkeerplaatsen beschikbaar te stellen voor het gebruik van de kantoorpanden aan de [adres 1] en 13. In totaal moet InBev voor de kantoorpanden 175 parkeerplaatsen reserveren, inclusief de parkeerplaatsen die op grond van de erfdienstbaarheid beschikbaar zijn. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.8.
In de koopovereenkomst staat vermeld dat ten behoeve van de kantoorpanden van InBev 135 + 40 parkeerplaatsen ter beschikking zullen worden gesteld. In de koopovereenkomst wordt met geen woord gerept over de reeds daarvoor gevestigde erfdienstbaarheid. Het lijkt erop, hetgeen ook tijdens de mondelinge behandeling door partijen is erkend, dat deze erfdienstbaarheid door partijen tijdens het sluiten van de koopovereenkomst uit het oog was verloren. Een redelijke uitleg van de koopovereenkomst brengt met zich, dat de parkeerplaatsen die het kantoorpand aan de [adres 1] tot haar beschikking heeft op grond van de erfdienstbaarheid, onderdeel uitmaken van de 135 plaatsen die door AMG ter beschikking moeten worden gesteld. InBev heeft deze erfdienstbaarheid gevestigd op het moment dat het kantoorpand aan Kantoren IX werd verkocht. InBev wilde hiermee bewerkstelligen dat zij na haar intrek in het kantoorpand gebruik kon blijven maken van 135 parkeerplaatsen. In de koopovereenkomst wordt gesproken over het ter beschikking stellen van parkeerplaatsen aan het
kantoorpandvan InBev. Op het moment van het sluiten van de koopovereenkomst was het kantoorpand aan de [adres 1] nog niet verhuurd aan andere partijen en was er dus ook nog geen sprake van meerdere huurders en het moeten delen van de parkeerplaatsen. Het probleem is pas op een later moment ontstaan, toen bleek dat de eigenaar van het kantoorpand de parkeerplaatsen ter beschikking stelde aan alle huurders van het pand en niet exclusief aan InBev. Een scenario waar InBev blijkbaar geen rekening mee had gehouden bij het vestigen van de erfdienstbaarheid.
4.9.
Daar komt bij dat een afspraak, inhoudende dat naast de erfdienstbaarheid nog eens 135 + 40 plekken aan InBev ter beschikking zouden moeten worden gesteld, praktisch niet uitvoerbaar zou zijn. In dat geval zouden er 270 parkeerplaatsen ter beschikking moeten worden gesteld en onbetwist staat vast, dat dit niet haalbaar is. Reeds om die reden kan dit niet de bedoeling van partijen zijn geweest bij het aangaan van de koopovereenkomst. Dit wordt ondersteund door de inhoud van de huurovereenkomst tussen InBev en de verhuurder van het kantoorpand aan de [adres 1] . Daarin wordt namelijk afgesproken dat voor het ter beschikking
stellen van de parkeerplaatsen aan InBev, verhuurder afspraken zal maken met AMG.
4.10.
Gezien de tekst van de overeenkomst, de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, is de rechtbank van oordeel dat de koopovereenkomst zo moet worden uitgelegd dat de parkeerplaatsen die op grond van de erfdienstbaarheid aan het kantoorpand aan de [adres 1] ter beschikking staan, onderdeel uitmaken van de parkeerplaatsen die AMG ter beschikking moet stellen op grond van de koopovereenkomst met InBev. Dat betekent dat AMG, naast de 135 parkeerplaatsen die via de erfdienstbaarheid beschikbaar zijn ten behoeve van het kantoorpand aan de [adres 1] , in ieder geval nog 40 parkeerplaatsen aan InBev ter beschikking zal moeten stellen voor het kantoorpand aan de [adres 2] .
Vrees niet nakomen
4.11.
InBev heeft aangegeven dat zij eraan twijfelt of AMG wel aan de voorwaarden uit de koopovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst kan voldoen. Tijdens de ontwikkeling van de parkeergarage zou geen acceptabel parkeer alternatief beschikbaar zijn conform de in de koopovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst opgenomen voorwaarden. Daarnaast is geen sprake van
een huurovereenkomst zoals benoemd in de vaststellingsovereenkomst.
4.12.
Partijen hebben afgesproken dat AMG tijdens de bouw van de parkeergarage zorg zal dragen voor 135 alternatieve parkeervoorzieningen ten behoeve van het nieuwe hoofdkantoor van Inbev en 40 parkeervoorzieningen ten behoeve van het oude hoofdkantoor van Inbev binnen een redelijke loopafstand daarvan. AMG heeft aangegeven hieraan te kunnen voldoen. Eerder is door het Gerechtshof bepaald dat de plannen van AMG onvoldoende concreet waren om te kunnen toetsen of AMG aan haar verplichtingen tegenover InBev zou kunnen voldoen. Thans heeft AMG een uitgebreider plan overgelegd en is toegelicht hoe invulling kan worden gegeven aan de verplichtingen uit de overeenkomst. Daarbij merkt de rechtbank op dat nergens uit blijkt dat deze tijdelijke parkeerplaatsen, zoals InBev suggereert, aaneengesloten zouden moeten zijn. Partijen zijn slechts overeengekomen dat deze
tijdelijke parkeerplaatsen zich binnen een redelijke loopafstand van de kantoorpanden zouden moeten bevinden. AMG heeft aangegeven dat dit het geval
zal zijn. De rechtbank is van oordeel dat hiermee niet op voorhand kan worden
gezegd dat AMG niet in staat is de koopovereenkomst na te komen.
4.13.
Daarnaast heeft InBev aangevoerd dat niet conform de vaststellingsovereenkomst een huurovereenkomst tot stand is gekomen en dat daarom niet van haar kan
worden verwacht dat ze meewerkt aan de levering van het parkeerterrein. De rechtbank volgt InBev daarin niet. Daarbij is van belang dat deze passage in de
vaststellingsovereenkomst ziet op fase A, het beschikbaar stellen van
tijdelijkeparkeerplaatsen. AMG heeft aangegeven dat ze 135 + 40 parkeerplaatsen beschikbaar zal stellen ten behoeve van de kantoorpanden en dat InBev hiervoor geen huur verschuldigd zal zijn. In zoverre kan niet langer worden gezegd dat AMG eerst nog een huurovereenkomst moet sluiten. Daar komt bij dat met de verhuurder van het kantoorpand aan de [adres 1] reeds afspraken zijn gemaakt
over de tijdelijke parkeerplaatsen in fase A, zodat een nadere huurovereenkomst
niet noodzakelijk is.
Tekortkoming?
4.14.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat AMG tekortschiet in de nakoming van de koopovereenkomst en dat ook niet op voorhand kan worden vastgesteld dat zij zal gaan tekortschieten. Dat betekent in
conventie dat de primaire vordering van AMG tot nakoming van de koopovereenkomst voor toewijzing gereed ligt. InBev zal gehoor moeten geven
aan de oproep van AMG of de notaris om te verschijnen bij de transporterende
notaris, op een zodanige wijze dat laatstgenoemde de notariële leveringsakte, zoals
in concept opgesteld en aan dit vonnis gehecht, kan passeren.
4.15.
InBev heeft aangevoerd dat, anders dan thans in de concept leveringsakte is opgenomen, voor de periode van 2016 tot heden een rentevergoeding moet worden berekend. AMG stelt dat het aan InBev is te wijten dat de levering nog niet heeft plaatsgevonden en dat het daarom onacceptabel zou zijn om deze rente te berekenen. De rechtbank volgt het standpunt van InBev niet. In 2016 heeft de rechtbank geoordeeld dat AMG moest meewerken aan de levering van het parkeerterrein. InBev heeft er om haar moverende redenen voor gekozen om dit vonnis niet te executeren. AMG heeft telkens via diverse procedures geprobeerd de levering te bewerkstelligen. De rechtbank acht het daarom niet redelijk dat AMG de contractuele rente zou moeten betalen over de periode van 2016 tot heden. Het
bedrag dat in de concept leveringsakte staat genoemd kan derhalve worden
gevolgd.
4.16.
De vordering van AMG om te bepalen dat dit vonnis in plaats zal treden van de akte tot levering op het moment dat InBev niet meewerkt aan voornoemde levering zal de rechtbank ook toewijzen. Als productie 35 bij akte houdende wijziging eis tevens houdende akte overlegging producties van de zijde van AMG is een concept leveringsakte overgelegd. Dit concept zal als bijlage aan dit vonnis worden gehecht en bevat voldoende details om het vonnis in de plaats te laten treden van de akte tot levering. Gezien de toewijzing van deze vordering tot in de plaats treding, zal de rechtbank aan de veroordeling als besproken onder 4.14 geen dwangsom verbinden.
4.17.
De gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring zal wel worden toegewezen. Het
enkele feit dat mogelijk hoger beroep zal worden ingesteld en een eventuele teruglevering in de huidige staat niet mogelijk zou zijn, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Hoewel de rechtbank onderkent dat de beslissing verstrekkende gevolgen (kan) hebben, weegt zwaarder dat deze zaak al vele jaren voortsleept. Het belang van AMG met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring dient daarom te prevaleren. De rechtbank ziet in de door InBev aangehaalde argumenten voorts onvoldoende reden om aan de uitvoerbaar bij voorraad verklaring een zekerheidstelling te verbinden.
Ontbinding?
4.18.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat InBev de overeenkomst niet rechtsgeldig heeft ontbonden. Er was en is op dit moment geen sprake van een tekortkoming aan de zijde van AMG en AMG heeft aangegeven ook na levering van het parkeerterrein de afspraken die zijn gemaakt in de koopovereenkomst na te kunnen komen. De in reconventie primair gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen.
4.19.
Ook de subsidiaire vordering van inBev tot ontbinding van de koopovereenkomst
vanwege onvoorziene omstandigheden zal worden afgewezen. Dat er tot op heden niet is geleverd valt beide partijen aan te rekenen. Van onvoorziene omstandigheden die een ontbinding of wijziging van de koopovereenkomst rechtvaardigen is de rechtbank niet gebleken. De door InBev genoemde omstandigheden kunnen in het licht van de overeenkomst en de
vaststellingsovereenkomst niet worden bestempeld als omstandigheden als bedoeld
in artikel 6:258 lid 1 BW.
4.20.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen liggen de uiterst subsidiaire vorderingen in reconventie voor afwijzing gereed. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet op voorhand worden gezegd dat AMG niet in staat is de koopovereenkomst, voor wat betreft het ter beschikking stellen van parkeerplaatsen, na te komen. InBev zal dus haar medewerking moeten verlenen aan de overdracht van de eigendom van het
parkeerterrein aan AMG. Dat er nog geen huurovereenkomst is gesloten met InBev danwel met de verhuurder van het kantoorpand aan de [adres 1] , maakt dat niet anders. De huurovereenkomst waarover in de vaststellingsovereenkomst wordt gesproken ziet op fase A. Voor zover de vordering van InBev ziet op onderhandelen met de verhuurder van het kantoorpand of over fase B, is deze vordering in ieder geval niet toewijsbaar. Voor zover de vordering ziet op onderhandelen met InBev is de relevantie daarvan komen te vervallen, nu AMG heeft aangegeven in fase A geen huur aan InBev te zullen vragen. Naar het oordeel van de rechtbank staat artikel 2 lid 3 van de vaststellingsovereenkomst dus niet aan
levering van het parkeerterrein in de weg.
Buitengerechtelijke kosten
4.21.
AMG vordert een bedrag van € 925,- aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. Deze vordering zal als niet weersproken worden toegewezen zoals hierna in de beslissing vermeld.
Proceskosten en nakosten
4.22.
InBev zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie. De proceskosten aan de zijde van
AMG worden begroot in conventie op:
- dagvaarding € 98,52
- griffierecht € 667,-
- beslagkosten € 314,66
- salaris advocaat
€ 2.456,-(4 punten x tarief II € 614,-)
Totaal € 3.536,18
De proceskosten van AMG in reconventie worden begroot op:
- salaris advocaat € 614,- (2 punten x factor 0,5 tarief II € 614,-)
De nakosten in conventie en in reconventie worden begroot op:
- € 278,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
4.23.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten wordt als niet
weersproken toegewezen zoals hierna in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt InBev binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de levering van het parkeerterrein
[perceel 1] – gelegen op de [locatie] , kadastraal bekend als
[kadastrale aanduiding] – op de wijze zoals omschreven
in rechtsoverweging 4.14. van dit vonnis,
5.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de akte tot levering van het parkeerterrein [perceel 1] , indien InBev geen medewerking aan de levering verleent,
5.3.
veroordeelt InBev om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan AMG te voldoen
een bedrag van € 925,- ter zake buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag indien InBev na aanschrijving daartoe het bedrag niet binnen veertien dagen aan AMG voldoet,
5.4.
veroordeelt InBev in de proceskosten van € 3.536,18, te betalen binnen veertien
na aanschrijving daartoe,
5.5.
veroordeelt InBev tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan
AMG zijn betaald,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt InBev in de proceskosten van € 614,-, te betaling binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.9.
veroordeelt InBev tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119
BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan
AMG zijn betaald,
in conventie en in reconventie
5.10.
veroordeelt InBev tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als InBev
niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.11.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Fleskens en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024.