Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
– InBev heeft in eigendom het [perceel 1] , kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding] , gelegen op de [locatie] . Het perceel wordt thans gebruikt als parkeerterrein (hierna: het parkeerterrein).
– Het parkeerterrein grenst aan [perceel 2] . Dit perceel was van (de rechtsvoorgangster van) InBev. InBev wilde op het perceel haar nieuwe hoofdkantoor vestigen. In verband daarmee heeft zij een turn key koopovereenkomst gesloten met Stichting Bewaarder B&S Kantoren IX (hierna: Kantoren IX), die daarop een kantoorpand zou bouwen, dat InBev zou gaan huren. Bij akte van 25 mei 2004 is [perceel 2] en het daarop gebouwde kantoorpand (staande en gelegen aan de [adres 1] ) aan Kantoren IX geleverd.
– InBev huurt thans de begane grond (gedeeltelijk) en de derde en vierde verdieping van het kantoorpand aan de [adres 1] en 120 parkeerplaatsen op [perceel 2] . Strukton en Regus huren de eerste (gedeeltelijk) en tweede verdieping van het kantoorpand.
– Het parkeerterrein grenst voorts aan [perceel 3] , waarop zich het oude hoofdkantoor van InBev aan de [adres 2] bevindt. InBev heeft dit perceel
verkocht aan Kaavee Monumenten.
– Tussen de percelen [perceel 2] en [perceel 3] ligt perceel [perceel 4] . Dit is de ontsluiting van het
parkeerterrein naar de [straat] . Het parkeerterrein wordt gebruikt door de
huurders/gebruikers van de kantoorpanden aan de [adres 1] en [adres 2] .
– Omdat InBev op het parkeerterrein wilde blijven parkeren nadat zij haar intrek had
genomen in het nieuwe hoofdkantoor aan de [adres 1] , heeft zij op 25 mei 2004 (tegelijkertijd met de levering van [perceel 2] en het kantoorpand aan
Kantoren IX) een erfdienstbaarheid gevestigd ten gunste van [perceel 2] ( [adres 1] ) en ten laste van [perceel 5] (het parkeerterrein).
– Deze erfdienstbaarheid bestaat uit twee delen: het gebruiksrecht A, inhoudende het recht van de eigenaar/gebruiker van [perceel 2] op het permanente en exclusieve gebruik van ten minste 135 parkeerplaatsen op [perceel 5] en het gebruiksrecht B, inhoudende het recht van de eigenaar/gebruiker van [perceel 2]
op het permanente en exclusieve gebruik van ten minste 135 parkeerplaatsen op [perceel 5] in de te realiseren parkeergarage.
– Tussen (de rechtsvoorgangster van) InBev en AMG is vervolgens op 27 april 2005 een koopovereenkomst gesloten. InBev zou 43 percelen leveren aan AMG. Deze percelen, waaronder het parkeerterrein, zouden in fases aan AMG worden geleverd in de periode van 1 juli 2006 tot en met 1 juli 2010. AMG is voornemens op het parkeerterrein een parkeergarage te (doen) realiseren.
– In artikel 12 van de koopovereenkomst tussen InBev en AMG is opgenomen dat:
- InBev het parkeerterrein na levering daarvan om niet mag blijven gebruiken tot uiterlijk 1 juli 2010,
- indien met de ontwikkeling van de parkeergarage is gestart en het voortgezet gebruik van de parkeervoorzieningen is geëindigd, AMG tijdelijk 135 alternatieve parkeervoorzieningen ten behoeve van
het nieuwe hoofdkantoor van Inbev en 40 parkeervoorzieningen ten
behoeve van het oude hoofdkantoor van Inbev binnen een redelijke loopafstand daarvan aan InBev ter beschikking zal stellen,
- na de realisatie van de parkeergarage AMG 135 parkeervoorzieningen ten behoeve van het nieuwe hoofdkantoor van InBev en 40 parkeervoorzieningen ten behoeve van (de nieuwe eigenaar van) het oude
hoofdkantoor van InBev aan InBev ter beschikking zal stellen middels een
huurovereenkomst,
- indien AMG niet uiterlijk op 1 juli 2010 met de ontwikkeling van de
voorgenomen parkeergarage is gestart en het voortgezet gebruik van de
parkeervoorzieningen is geëindigd, AMG de parkeervoorzieningen aan
InBev ter beschikking zal stellen middels een huurovereenkomst.
– Nadat tussen partijen diverse discussies hebben plaatsgevonden ten aanzien van de
wijze waarop zij tot een definitieve afwikkeling van de verplichtingen voortvloeiende uit de koopovereenkomst zouden komen, hebben zij een door hen op 5 en 9 december 2011 ondertekende vaststellingsovereenkomst gesloten. Partijen zijn daarin onder meer overeengekomen dat de akte van levering van [perceel 5] zou worden verleden op 19 januari 2013. In artikel 2 lid 3 van de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat een voorwaarde voor levering is, dat partijen volledige overeenstemming hebben bereikt over de inhoud van de concepthuurovereenkomst voor de tijdelijke parkeerplaatsen, welk concept als bijlage 1 aan de vaststellingsovereenkomst is gehecht.
– Levering van [perceel 5] op voornoemde datum is niet doorgegaan, omdat
partijen van mening verschilden over de milieukundige staat waarin het
parkeerterrein moest worden geleverd.
– Bij vonnis van deze rechtbank van 3 februari 2016 is AMG op vordering van InBev
veroordeeld tot het verlenen van haar onvoorwaardelijke medewerking aan de
juridische levering van het parkeerterrein, op straffe van verbeurte van een
dwangsom. De onvoorwaardelijke medewerking aan de levering houdt in, dat
AMG gehoor dient te geven aan de oproep van InBev of de notaris om te verschijnen bij de transporterende notaris op een zodanige wijze dat laatstgenoemde de notariële leveringsakte kan passeren. Voorts heeft de rechtbank
voor recht verklaard dat ieder risico met betrekking tot de bodem van het perceel
voor rekening en risico komt van AMG. Tegen het vonnis is geen hoger geroep
ingesteld.
– Om de levering van het parkeerterrein op de door AMG gewenste datum – 1 maart
2016 – te doen plaatsvinden, heeft de door AMG aangewezen notaris de conceptakte van levering aan InBev toegestuurd en heeft AMG de koopsom van
€ 528.137,- betaald op de derdenrekening van de notaris.
– De levering van het parkeerterrein aan AMG heeft niet plaatsgevonden, omdat
volgens InBev nog geen overeenstemming was bereikt over de inhoud van de
concepthuurovereenkomst die bij de vaststellingsovereenkomst was gevoegd.
– AMG heeft InBev gesommeerd haar medewerking te verlenen aan de levering van [perceel 5] op 1 maart 2016. Inbev heeft aan die sommatie niet voldaan.
– Tussen partijen hebben onderhandelingen plaatsgevonden met betrekking tot de
huurovereenkomst en zij hebben elkaar in dat verband gewijzigde concepthuurovereenkomsten doen toekomen.
– Bij e-mail van 13 maart 2017 heeft AMG aan InBev te kennen gegeven dat zij al
hetgeen heeft gedaan dat redelijkerwijs van haar verwacht kon en mocht worden om overeenstemming te bereiken over de huurovereenkomst en om de levering van [perceel 5] mogelijk te maken. Zij heeft InBev te kennen gegeven dat levering uiterlijk in de week van 3 april 2017 dient plaats te vinden. Zij heeft InBev in gebreke gesteld en tevens aansprakelijk gesteld voor alle schade.
– Nadat de levering van het parkeerterrein ook op die datum niet had plaatsgevonden, heeft AMG InBev op 24 mei 2017 een dagvaarding in kort geding doen betekenen. Zij vorderde in dat kort geding levering van het parkeerterrein en
nakoming van de concepthuurovereenkomst. Het kort geding was gepland op 9 juni 2017.
– Kort voor de zitting van het kort geding heeft AMG van InBev twee akten
ontvangen (waaronder de leveringsakte van 25 mei 2004 ter zake [perceel 2] en het kantoorpand), waaruit blijkt dat op het parkeerterrein een erfdienstbaarheid is
gevestigd ten gunste van [perceel 2] voor het permanente en exclusieve gebruik
van tenminste 135 parkeerplaatsen ten behoeve van het kantoorpand aan de
[adres 1] .
– AMG heeft vervolgens het kort geding ingetrokken.
– Bij brief van 2 juni 2017 heeft AMG InBev aansprakelijk gesteld voor het feit dat
zij AMG bij het aangaan van de koopovereenkomst van 27 april 2005 niet in kennis heeft gesteld van het permanente en exclusieve gebruiksrecht en de daarmee samenhangende erfdienstbaarheden ten behoeve van het kantoorpand aan de
[adres 1] en heeft zij InBev daarvoor in gebreke gesteld.
– InBev en AMG zijn vervolgens met elkaar en met de verhuurder van het kantoorpand aan de [adres 1] in onderhandeling getreden over de wijziging van
de akte van levering van het parkeerterrein en de wijziging van de akte van erfdienstbaarheid.
– Bij vonnis van 7 augustus 2018 in kort geding heeft de voorzieningenrechter de vordering van AMG tot levering van het parkeerterrein afgewezen. Bij arrest van 12 maart 2019 is deze beslissing door het Gerechtshof in ’s-Hertogenbosch bekrachtigd.
– Bij brief van 28 januari 2020 heeft InBev de koopovereenkomst partieel, voor wat
betreft het parkeerterrein ontbonden.
– Het parkeerterrein is tot op heden niet aan AMG geleverd.