ECLI:NL:RBZWB:2024:6317

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
11024852 CV EXPL 24-1213 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een warmtepomp en de gevolgen van ontbinding van de koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser en gedaagde over de levering van een warmtepomp. Eiser heeft in september 2023 een warmtepompboiler gekocht van gedaagde voor € 2.050,00. Eiser stelt dat de warmtepomp met schade is geleverd, wat door gedaagde wordt betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de warmtepomp inderdaad met schade is geleverd, waardoor de vorderingen van eiser zijn toegewezen. Gedaagde is niet verschenen op de mondelinge behandeling, waardoor hij zijn standpunten niet kon toelichten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de warmtepomp niet voldeed aan de overeenkomst, wat betekent dat eiser de koopovereenkomst kon ontbinden. Eiser heeft de warmtepomp niet gebruikt op advies van de leverancier, die aangaf dat de schade aan de warmtepomp niet te repareren was. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot terugbetaling van het aankoopbedrag, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn ook voor rekening van gedaagde, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11024852 \ CV EXPL 24-1213
Vonnis van 11 september 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
In deze zaak gaat het om een warmtepomp die [eiser] heeft gekocht van [gedaagde] . Volgens [eiser] is de warmtepomp met schade geleverd. Dit wordt betwist door [gedaagde] .
1.2.
De kantonrechter komt hierna tot de conclusie dat de warmtepomp met schade is geleverd, zodat de vorderingen van [eiser] worden toegewezen. De kantonrechter zal hieronder in het vonnis uitleggen waarom dat zo is.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 april 2024
- de brief van 7 juni 2024 waarin de gemachtigde van [eiser] zich onttrekt
- de mondelinge behandeling van 2 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft in september 2023 via marktplaats van [gedaagde] een warmtepompboiler van het merk Vaillant arrostor vwl b 270/5 gekocht voor een bedrag van € 2.000,00. [gedaagde] heeft het transport voor € 50,00 geregeld, zodat [eiser] in totaal een bedrag van € 2.050,00 aan [gedaagde] is verschuldigd. [eiser] heeft dit bedrag ook betaald. [gedaagde] heeft de warmtepomp in privé aan [eiser] verkocht.
3.2.
De warmtepomp bevond zich in een magazijn van het (witgoed)bedrijf van [gedaagde] . Vervolgens heeft [gedaagde] (voor de levering van de warmtepomp) aan [eiser] gemeld dat de kap van de warmtepomp kapot was gegaan. [gedaagde] heeft een nieuwe kap besteld bij Warmteservice Breda en heeft de kap zelf vervangen.
3.3.
Op 8 november 2023 is de warmtepomp bij [eiser] afgeleverd door een medewerker van het (witgoed)bedrijf van [gedaagde] .
3.4.
Op 12 november 2023 heeft [eiser] via WhatsApp [gedaagde] laten weten dat bij het afhalen van de kap van de warmtepomp hij geconstateerd heeft dat de bovenkant gescheurd is. Nadat [gedaagde] contact heeft gehad met de leverancier bleek reparatie van de warmtepomp niet mogelijk. [eiser] heeft [gedaagde] verzocht de warmtepomp terug te nemen, maar [gedaagde] is hier niet toe overgegaan.
3.5.
Per brief van 21 november 2023 heeft [eiser] de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.050,00, te vermeerderen met kosten en rente. [eiser] vordert ook dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld. [eiser] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.2.
[eiser] stelt dat de warmtepomp niet beantwoordt aan de overeenkomst. De warmtepomp vertoont een gebrek, want er zit een grote scheur in de bovenkant van de waterpomp waardoor de waterpomp niet gebruikt kan worden.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen.
4.4.
[gedaagde] betwist dat hij de warmtepomp met schade heeft afgeleverd. Voordat de warmtepomp is geleverd bij [eiser] heeft hij een nieuwe kap besteld en de gescheurde kap vervangen. Hij heeft toen geen schade gezien. De warmtepomp is op een pallet geleverd en pas veel later stuurt [eiser] een bericht dat de warmtepomp niet goed zou zijn. [gedaagde] stelt nog dat hij de brieven aan het [adres] nooit heeft ontvangen.

5.De beoordeling

[gedaagde] is niet verschenen op de mondelinge behandeling
5.1.
[gedaagde] is op de rolzitting van 10 april 2024 verschenen om verweer te voeren. Op diezelfde dag is door de griffie van de rechtbank aan [gedaagde] medegedeeld dat er op 24 april 2024 een vonnis wordt gewezen. Door de griffie is vervolgens 24 april 2024 een brief verzonden met daarbij gevoegd het vonnis waarin is bepaald dat er mondelinge behandeling zal plaatsvinden op 2 juli 2024 om 15.00 uur in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10 te Breda. Deze brieven zijn naar hetzelfde adres verstuurd waar de dagvaarding is betekend. Toch is aan de zijde van [gedaagde] , hoewel behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen op de mondelinge behandeling. [gedaagde] heeft zichzelf daardoor de mogelijkheid ontnomen om zijn standpunten nader toe te lichten, om op de (nadere) stellingen van [eiser] in te gaan en om vragen van de kantonrechter te beantwoorden. Dit terwijl er in het tussenvonnis van 24 april 2024 uitdrukkelijk op is gewezen dat aan een eventuele niet-verschijning gevolgen kunnen worden verbonden die de kantonrechter passend acht.
De warmtepomp is non-conform
5.2.
De vraag die beantwoord moet worden is of er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Op grond van de wet (artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek: hierna: BW) moet de warmtepomp aan de overeenkomst beantwoorden. Dit houdt in dat de afgeleverde warmtepomp de eigenschappen moet bezitten die de koper, in dit geval [eiser] , op basis van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de warmtepomp de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik nodig zijn en waarvan hij niet aan de aanwezigheid daarvan hoefde te twijfelen. Als de warmtepomp niet over die eigenschappen bezit, dan is de warmtepomp non-conform. In dit geval geldt dat geen sprake is van een consumentenkoop.
5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] een uitgebreide toelichting gegeven op de feitelijke gang van zaken. [eiser] heeft de warmtepomp op een doordeweekse dag geleverd gekregen. De warmtepomp is op een pallet met een steekwagen in de garage gezet. Een paar dagen later, op 11 november 2023, was zijn dochter jarig. Omdat de vader van [eiser] bij die verjaardag aanwezig was, heeft [eiser] die dag met zijn vader de warmtepomp naar binnen verplaatst (in de woning), omdat de garage niet geïsoleerd was. [eiser] en zijn vader hebben het plasticfolie van de warmtepomp gehaald en hebben toen gezien dat de kap kapot was en ook wat er onder zat – een soort dekplaat op de warmtepomp. Daar zaten meerdere scheuren in. Ook is door [eiser] nader gesteld dat hij een foto van de kapotte warmtepomp, c.q. de scheuren in de dekplaat, naar de leverancier, Vaillant, heeft gestuurd. Vervolgens heeft [eiser] telefonisch contact opgenomen met de leverancier en daarna nog meer (andere) foto’s toegezonden. De leverancier heeft nadat zij de foto’s had beoordeeld [eiser] teruggebeld en medegedeeld dat er geen garantie op de schade zit. Ook heeft de leverancier gemeld dat het waarschijnlijk is dat niet alleen de kap (die door [gedaagde] was vervangen) kapot is gevallen, maar de gehele warmtepomp, gelet op de schade hieraan. De scheur zit op een kritisch punt in de dekplaat, omdat de compressor er op staat en er gas in zit. Als gevolg daarvan is de compressor volgens de leverancier niet meer te gebruiken. De dekplaat is ook niet los vervangbaar. [eiser] heeft de warmtepomp op advies van de leverancier dan ook niet gebruikt. Hij heeft deze nog wel in zijn bezit.
5.4.
Deze niet weersproken (nadere) stellingen en gedetailleerde toelichting van de gang van zaken van [eiser] weerleggen het verweer van [gedaagde] voldoende. Met die nadere onbetwiste stellingen van [eiser] , ondersteund door de in het geding gebrachte foto’s, kan worden aangenomen dat de scheuren in de dekplaat zijn ontstaan voorafgaand aan de levering. Zeer waarschijnlijk door een val van de gehele warmtepomp in het magazijn van [gedaagde] . [gedaagde] heeft daartegenover onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit zou volgen dat de schade pas na de levering is ontstaan. Geconcludeerd wordt dan ook dat de warmtepomp ten tijde van de levering niet de eigenschappen bezit die [eiser] mocht verwachten. De kantonrechter gaat ervan uit dat de warmtepomp door de scheuren in de dekplaat niet kan worden gebruikt, terwijl [eiser] dit wel mocht verwachten bij de aanschaf van de warmtepomp. Omdat de warmtepomp niet de eigenschappen bezit voor een normaal gebruik, is deze non conform.
5.5.
Uit de houding en de mededelingen van [gedaagde] mocht [eiser] afleiden dat [gedaagde] ook niet meer zou nakomen, zodat [eiser] de bevoegdheid had de koopovereenkomst te ontbinden. Daarmee is de vordering tot betaling van een bedrag van € 2.050,00 toewijsbaar.
Gevolgen van ontbinding
5.6.
De ontbinding van de overeenkomst leidt ertoe dat over en weer een verbintenis tot ongedaanmaking van de ontvangen prestaties ontstaat (artikel 7:22 BW juncto artikel 6:271 BW). De ongedaanmakingsverbintenis houdt in dat [gedaagde] het bedrag van € 2.050,00 moet terugbetalen en dat [eiser] de warmtepomp terug moet geven aan Van [gedaagde] . [gedaagde] heeft daartoe geen (tegen)vordering ingediend, dus de kantonrechter kan die teruggave verplichting van [eiser] niet in dit vonnis (onder het kopje “de beslissing”) uitspreken.
Rente
5.7.
De door [eiser] gevorderde rente zal eveneens – wegens betalingsverzuim – worden toegewezen vanaf 5 december 2023 tot de dag dat het bedrag volledig is betaald.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.8.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Weliswaar voert [gedaagde] aan dat hij de brieven aan het [adres] nooit heeft ontvangen, maar dat verweer volgt de kantonrechter niet. Uit de door [eiser] overgelegde brieven volgt dat de brieven zowel per post als per mail aan [gedaagde] zijn verzonden. Ook volgt uit de mail van 1 februari 2024 van [gedaagde] aan het incassobureau dat hij op de hoogte was van de vordering van [eiser] . Omdat vast staat dat [gedaagde] de mailberichten heeft ontvangen, heeft [gedaagde] zijn verweer op dit punt onvoldoende onderbouwd. Het gevorderde bedrag van € 372,08 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen
5.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat de gemachtigde van [eiser] zich voorafgaand aan de zitting heeft onttrokken en daarom niet is verschenen op de zitting hoeft [gedaagde] daarvoor geen gemachtigdensalaris te betalen. [eiser] is echter wel zelf verschenen op de zitting. De kosten daarvoor worden vastgesteld op het forfaitaire bedrag van € 50,- aan reis-, verblijf- en verletkosten. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
204,00
(1,00 punt × € 204,00)
- verletkosten
50,00
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
741,38
5.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.050,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 5 december 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 372,08,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 741,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024.