ECLI:NL:RBZWB:2024:6321

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
C/02/418857 FA RK 24-579
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake hulpverlening en ouderschapsplan in scheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 september 2024, is een tussenbeschikking gegeven in een scheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die samen drie minderjarige kinderen hebben. De vrouw verzoekt om een scheiding van tafel en bed, en subsidiair om echtscheiding, terwijl de man verzoekt om afwijzing van het echtscheidingsverzoek en om een zorgregeling voor de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 augustus 2024 is vastgesteld dat er een gebrek aan vertrouwen en communicatie tussen de partijen is, en dat er zorgen zijn over de oudste minderjarige. De rechtbank heeft besloten dat er een hulptraject moet worden gestart voor de ouders en de kinderen, waarbij partijen zijn doorverwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland voor jeugd(hulp)verlening. De rechtbank heeft ook aangegeven dat een ouderschapsplan moet worden opgesteld, maar dat dit momenteel niet volledig gedragen wordt door beide ouders. De rechtbank heeft de vrouw ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot scheiding van tafel en bed, en heeft de man de gelegenheid gegeven om te reageren op de gewijzigde verzoeken van de vrouw. De beslissing is genomen met het oog op het welzijn van de minderjarigen, waarbij de rechtbank de noodzaak van hulpverlening benadrukt. De zaak is pro forma aangehouden tot een latere datum voor verdere beoordeling van de verzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/418857 FA RK 24-579
Tussenbeschikking d.d. 11 september 2024
in de zaak van
[de vrouw],
verblijvende op een geheim adres in de [gemeente] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.A, Broekman-de Feijter te Terneuzen,
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.J.C. van Bemmel te Rotterdam.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 6 februari 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 25 april 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken, met bijlagen;
- het op 25 juni 2024 ontvangen verweerschrift op zelfstandige verzoeken tevens
houdende aanvullende verzoeken met bijlagen;
- de op 20 augustus 2024 door mr. Broekman-de Feijter ingediende akte wijziging verzoeken;
- de brief d.d. 26 augustus 2024 van mr. Van Bemmel met daarbij een ouderschapsplan;
- het F9-formulier d.d. 26 augustus 2024 van mr. Broekman-de Feijter;
- het F9-formulier d.d. 26 augustus 2024 van mr. Van Bemmel.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 27 augustus 2024 en had uitsluitend betrekking op de ontbrekende stukken of informatie en de wens van de vrouw om een spoedige doorverwijzing naar het UHA-traject voor hulpverlening ten aanzien van de minderjarigen. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw en haar advocaat en de man. Mr. Van Bemmel is aanwezig door middel van een Microsoft Teams-verbinding.

2.De feiten

2.1.
Partijen, Nederlanders, zijn op [datum 1] 2016 te [plaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit hun huwelijk zijn de volgende, nu nog minderjarige, kinderen geboren:
1. [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2017 te [geboorteplaats] ;
2. [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2020 te [geboorteplaats] ;
3. [minderjarige 3] geboren, op [geboortedag 3] 2023 te [geboorteplaats] .
2.3.
De minderjarigen verblijven sinds begin oktober 2023 met de vrouw in de veilige opvang.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt na wijziging thans, samengevat, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. - primair: de scheiding van tafel en bed uit te spreken;
- subsidiair: de echtscheiding uit te spreken;
II. de wijze van verdeling van de gemeenschappelijke goederen vast te stellen volgens punt 15-20 van haar verweerschrift van 25 juni 2024;
III. - primair: het door partijen nog te ondertekenen ouderschapsplan aan de beschikking te hechten en te bepalen dat de bepalingen uit het ouderschapsplan deel uitmaken van de te geven beschikking;
- subsidiair: in het geval partijen niet tot een ouderschapsplan kunnen komen:
a. te bepalen dat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben;
b. een zorgregeling vast te stellen tussen de man en de minderjarigen inhoudende dat de minderjarigen één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag 16 uur tot zondag 17 uur alsmede de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg vast te stellen bij de man zullen verblijven, waarbij totdat [minderjarige 3] twee jaar wordt voor haar zal gelden dat zij op zaterdag en zondag van 9.30 uur tot 17.00 uur alsmede een aantal dagen tijdens de vakanties en feestdagen bij de man verblijft zonder overnachting;
c. de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 191,= per kind per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
3.2.
Zij vraagt de zelfstandige verzoeken van de man ter zake de zorgregeling en de verdeling van de gemeenschap af te wijzen.
3.3.
De man verzoekt, samengevat, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- het verzoek tot echtscheiding af te wijzen;
voor zover de rechtbank dat verzoek toewijst:
  • het verzoek ten aanzien van het ouderschapsplan toe te wijzen indien partijen tot een getekend ouderschapsplan komen en anders dit af te wijzen;
  • het verzoek van de vrouw ten aanzien van het hoofdverblijf van de minderjarigen toe te wijzen;
  • een kinderbijdrage van € 190,= per minderjarige per maand vast te stellen met ingang van de datum van de beschikking.
bij wege van voorwaardelijk zelfstandige verzoeken:
- een zorgregeling vast te stellen waarbij de minderjarigen eens per veertien dagen het weekend bij de man verblijven van vrijdagmiddag tot zondagavond en tevens in een vier wekelijkse cyclus de laatste week bij vader, alsook de helft van alle vakanties en feestdagen;
- de verdeling van de ontbonden gemeenschap vast stellen overeenkomstig de randnummers 27-36 van zijn verweerschrift.

4.De beoordeling

4.1.
De vrouw verzoekt primair de scheiding van tafel en bed uit te spreken en subsidiair de echtscheiding. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
4.2.
Op grond van artikel 815 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot scheiding van tafel en bed een door beide ouders gedragen ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu dat door beide ouders gedragen ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot scheiding van tafel en bed, heeft de rechtbank bij het ontbreken daarvan de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot scheiding van tafel en bed niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv). Door partijen is weliswaar een ouderschapsplan, door hen op 26 augustus 2024 ondertekend, overgelegd, maar daarin zijn over een aantal wezenlijke punten slechts voorlopige afspraken vastgelegd, die gelden totdat de rechtbank op de verzoeken van partijen heeft beslist. Aldus is voor de situatie na scheiding niet een voldoende door beide partijen gedragen ouderschapsplan overgelegd.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is aannemelijk geworden dat van partijen niet kan worden verlangd dat op dit moment of binnen afzienbare tijd een door hen beiden volledig gedragen ouderschapsplan wordt overgelegd. De rechtbank zal daarom de vrouw ontvangen in haar verzoek tot scheiding van tafel en bed, subsidiair echtscheiding. Overigens is door de vrouw ter zitting nog naar voren gebracht dat zij wenst dat partijen met hulpverlening nog tot een volledig ouderschapsplan te komen. Indien partijen daarin slagen kunnen zij dat ouderschapsplan te zijner tijd alsnog bij de rechtbank indienen.
4.4.
Er is sprake van een moeizame communicatie tussen partijen en ook dat het ontbreekt aan vertrouwen in elkaar. Voorts heeft de vrouw tijdens de mondelinge behandeling aangegeven zorgen te hebben over wat er speelt bij de oudste minderjarige. De rechtbank vindt het met partijen nodig dat voor partijen een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder wordt ingezet. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling ermee ingestemd dat de rechtbank hen en hun minderjarig(e) kind(eren) voor (jeugd)hulpverlening verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland. De verwijzing heeft op 28 augustus 2024 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Deze beschikking geldt als bevestiging dat partijen met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd.
4.5
Met de inzet van het hulptraject gaan partijen, zo is met hen afgesproken, in ieder geval werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
4.6
Gebleken is dat partijen daarnaast ook op andere onderdelen hulp en ondersteuning nodig hebben. Daarom heeft de rechter na overleg met partijen besloten dat zij samen met een zorgaanbieder ook gaan werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind;
- het kind en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar.
De resultaten heeft de rechtbank ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is bij deze beschikking gevoegd (bijlage 1).
4.7
Na afloop van het (jeugd)hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/toegang op te maken rapport gevoegd. De rechtbank verzoekt het loket om de volledige UHA rapportage uiterlijk op
de familiekamerrol van [datum 2] 2025 pro formaof zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank in te dienen.
4.8
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank partijen (en hun advocaten) in de gelegenheid zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een mondelinge behandeling nodig is. De advocaten maken in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de verzoeken met betrekking tot de minderjarige.
4.9
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket de volledige UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad. De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De Raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
4.1
Wanneer de Raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van de UHA rapportage direct een advies kan geven, stelt de rechtbank partijen (en hun advocaten) in de gelegenheid zich over dit advies, alsmede over het verdere procesverloop uit te laten.
4.11
Wanneer de Raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de rechtbank de Raad dit onderzoek te verrichten en daarover bij de rechtbank een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- welke zorgregeling tussen de man en de minderjarigen komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarigen?
- hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
4.12
Deze beschikking is een verzoek aan de Raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet is gestart of niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
4.13
Na een onderzoek of interventie van de Raad stelt de rechtbank partijen (en hun advocaten) in de gelegenheid om binnen veertien dagen op de rapportage van de Raad te reageren en zich uit te laten over het verdere procesverloop.
4.14
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing (bijlage 2). Zij hebben met het delen van de privacy gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
4.15.
Verder is tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken dat de man een termijn van vier weken krijgt om te reageren op de gewijzigde verzoeken van de vrouw zoals zij die heeft gedaan bij haar akte wijziging verzoeken ingekomen ter griffie op 20 augustus 2024. Ten aanzien van het verdelingsverzoek wil de rechtbank het standpunt van de man weten en daarbij een formulier verdelen en verrekenen van de man ontvangen. Voorts is tijdens de mondelinge behandeling besproken dat de vrouw een termijn van vier weken krijgt om zich uit te laten omtrent de door haar verzochte kinderbijdrage; of dit verzoek nog bijstelling behoeft.
4.16
Het vorenstaande leidt tot de volgende tussenbeslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
verwijst partijen en hun minderjarig(e) kind(eren) voor een hulptraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland. Het loket zal partijen en kind(eren) vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van de minderjarige(n) verwijzen naar de zorgaanbieder;
verzoekt het loket om uiterlijk tegen de
familiekamerrol van [datum 2] 2025 pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, de UHA rapportage over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject bij de griffie van de rechtbank in te dienen;
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad;
verzoekt de Raad binnen veertien dagen na binnenkomst van de UHA-rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
verzoekt de Raad, regio Zeeland, wanneer het hulptraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de Raad daartoe zelf aanleiding ziet, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in r.o. 4.11 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
verzoekt de raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van dit rapport en advies aan de advocaten van partijen;
verzoekt partijen zich op de
familiekamerrol van [datum 3] 2024 pro formauit te laten zoals omschreven onder r.o. 4.15. van deze beschikking;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hendriks, en, in tegenwoordigheid van
mr. Krijger-de Keuning, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024.
ak
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.