ECLI:NL:RBZWB:2024:6342

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
C/02/425826 / JE RK 24-1530
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 3 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 9 september 2024 en tot 9 september 2025. Dit besluit is genomen op basis van de ernstige bedreigingen in de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige], die voortkomen uit de onveilige thuissituatie en de recente gebeurtenissen in Antwerpen, waar de moeder en de halfzussen van [minderjarige] zijn blootgesteld aan seksueel misbruik en uitbuiting.

Daarnaast heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van zes maanden, met ingang van 9 september 2024 en tot 9 maart 2025. De kinderrechter oordeelt dat de moeder momenteel niet in staat is om [minderjarige] te beschermen tegen de onveilige situaties in de thuissituatie. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen en om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, toegewezen. De moeder heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de uithuisplaatsing, omdat zij van mening is dat [minderjarige] veilig bij haar is.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ook in het geval van een hoger beroep. De kinderrechter heeft de GI verzocht om de rechtbank en de belanghebbenden tijdig te informeren over de voortgang van de situatie van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers:
-C/02/425176 / JE RK 24-1410
(verlenging van de ondertoezichtstelling)
-C/02/425826 / JE RK 24-1530
(restant spoedmachtiging tot uithuisplaatsing)
-C/02/426047 / JE RK 24-1562
(machtiging tot uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 3 september 2024
(Nadere) beschikking verlenging ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E. Sijnesael te Middelburg.

1.Het (nadere) verloop van de procedures

1.1.
Het (nadere) verloop van de procedures blijkt uit:
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1410:
-het verzoekschrift van de GI tot verlenging ondertoezichtstelling van 23 juli 2024, met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 24 juli 2024.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1530:
-de spoedbeschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 21 augustus 2024 en alle daarin vermelde en genoemde stukken.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-24-1562:
-het verzoekschrift van de GI tot machtiging uithuisplaatsing van 26 augustus 2024, met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 27 augustus juli 2024.
1.2.
Op 3 september 2024 heeft de kinderrechter de bovengenoemde zaken gelet op de nauwe samenhang gelijktijdig tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren (nader) behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.
Voorts was aanwezig, met bijzondere toestemming van de kinderrechter:
- een begeleider van de moeder vanuit [thuiszorg] , als toehoorder van de moeder.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 9 september 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 9 september 2021 en tot 9 september 2022. De ondertoezichtstelling is vervolgens steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 1 september 2023 tot 9 september 2024.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 21 augustus 2024 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 21 augustus 2024 en tot 4 september 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het spoedverzoek.
2.4.
De minderjarige verblijft op basis van voornoemde beschikking in een netwerkpleeggezin.

3.De verzoeken

In de zaak met kenmerk JE RK 24-1410:
3.1.
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1530:
3.2.
De GI heeft ten aanzien van [minderjarige] mondeling een spoedmachtiging verzocht in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van vier weken, waarbij werd verzocht de te geven beschikking onverwijld af te geven zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de bespreking van het verzoek op 21 augustus 2024 werd deze datum gewijzigd naar einddatum ondertoezichtstelling, te weten 9 september 2024, nu het niet mogelijk is om een spoeduithuisplaatsing voor de duur van vier weken te verzoeken, aangezien deze termijn dan langer zou zijn dan de termijn van de huidige ondertoezichtstelling. In de nagekomen schriftelijke bevestiging staat nog wel opgenomen dat wordt verzocht om een spoeduithuisplaatsing voor de duur van vier weken, met daarbij aansluitend een verzoek om ten aanzien [minderjarige] een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van de (verlenging van de) ondertoezichtstelling. Het mondelinge verzoek is in deze echter leidend.
3.3.
Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter beoordelen of zich feiten en/of omstandigheden voordoen die er toe leiden dat de spoedbeslissing van 21 augustus 2024 met ingang van heden dient te worden herroepen. Verder zal de kinderrechter een beoordeling moeten geven over het resterende deel van het verzoek tot spoedmachtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de huidige ondertoezichtstelling, te weten met ingang van 4 september 2024 en tot 9 september 2024.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-24-1562:
3.4.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft de verzoeken. Er is nog onverminderd sprake van een ernstige bedreiging in de sociaal-emotionele en identiteitsontwikkeling van [minderjarige] . Ook zijn er gelet op de recente gebeurtenissen binnen het gezin veel zorgen over de veiligheid van [minderjarige] , het functioneren van de moeder en de opvoedingsomgeving van [minderjarige] . Recent is sprake geweest van zeer ernstige en zorgelijke situaties doordat het gezin, inclusief de halfzussen van [minderjarige] , meermaals is afgereisd naar Antwerpen, alwaar sprake is geweest van seksueel misbruik en uitbuiting van de moeder en de halfzussen van [minderjarige] , met onveilige situaties gelegen in mensenhandel en prostitutie tot gevolg. Dit alles heeft mogelijk in het bijzijn van [minderjarige] of in ieder geval in de nabijheid van [minderjarige] plaatsgevonden, waarbij de moeder de zorg voor [minderjarige] op dat moment ook nog eens aan vreemden heeft toevertrouwd. De moeder heeft [minderjarige] blootgesteld aan deze onveilige situaties en contacten en ziet de ernst en de gevaren daarvan niet. Dit vindt de GI enorm zorgelijk. De GI vindt het daarom noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] wordt verlengd en er in aansluiting op de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg wordt verleend. Daarbij merkt de GI op dat [minderjarige] sinds de spoedmachtiging bij de broer en schoonzus van de moeder is verbleven. Inmiddels is gebleken dat deze plaatsing van [minderjarige] geen positief effect heeft op de familiebanden. Daarom is er nu een pleeggezin in Middelburg voor [minderjarige] gevonden, zodat [minderjarige] in de buurt van de moeder kan verblijven en naar haar eigen school kan gaan. Dit vindt de GI ook gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige] en de grote impact van de uithuisplaatsing erg belangrijk. [minderjarige] kan vanaf morgen in dit pleeggezin terecht.
4.2.
De moeder stemt in met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Zij vindt de betrokkenheid van de jeugdbeschermer prettig en is van mening dat de hulpverlening moet worden voortgezet.
Ten aanzien van de afgegeven spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] refereert de moeder zich aan het oordeel van de kinderrechter. Het resterende deel van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing en de aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] dienen te worden afgewezen. Volgens de moeder zijn er geen zorgen over [minderjarige] en is [minderjarige] veilig bij haar. De moeder heeft immers goede contacten met de hulpverlening en zet zich daarvoor in. Daarbij komt dat er volgens de moeder geen sprake was van onveilige situaties voor [minderjarige] in Antwerpen. De moeder heeft [minderjarige] niet bij vreemde mensen achtergelaten, want er was niemand bij [minderjarige] aanwezig op de momenten dat de moeder even weg was. Een uithuisplaatsing is daarnaast een zeer traumatische ervaring voor [minderjarige] en verbreekt de hechte band tussen de moeder en [minderjarige] . De periode van uithuisplaatsing dient daarom zo kort mogelijk te zijn. Er zijn daarnaast nog alternatieven voorhanden. Zo staat de moeder open voor een gezinsopname, mits hiertoe wordt overgegaan vanuit de thuissituatie. Het lijkt de moeder niet goed als [minderjarige] en haar halfzussen voor het eerst weer met de moeder worden herenigd bij de gezinsopname. Subsidiair verzoekt de moeder daarom om in te zetten op een gezinsopname en de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen voor drie maanden. In de tussentijd dient dan te worden bekeken waar het perspectief van [minderjarige] ligt. Het resterende deel van het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing dient te worden afgewezen of kan eventueel worden aangehouden.

5.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de verzochte duur, te weten met ingang van 9 september 2024 en tot 9 september 2025. De kinderrechter legt hierna uit waarom hij deze beslissing neemt.
5.2.
De kinderrechter is op grond van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Hij vindt het allereerst zorgwekkend dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] inmiddels al meerdere jaren voortduurt, terwijl er – ondanks de inzet van hulpverlening –nog onvoldoende positieve resultaten zijn behaald. Zo is er nog steeds weinig zicht op de thuissituatie en de gezagsstructuren binnen het gezin en bestaat er nog veel onduidelijkheid over de mate waarin [minderjarige] zich vrij en onbelast kan ontwikkelen. Daarnaast zijn de zorgen over met name de veiligheid van [minderjarige] , de thuissituatie en de opvoedingsomgeving waarin [minderjarige] opgroeit de afgelopen tijd alleen maar verder toegenomen. Dat werd nog eens uitdrukkelijk bevestigd door de recente gebeurtenissen in Antwerpen. Het is de kinderrechter voldoende duidelijk geworden dat de situatie aldaar volledig uit de hand is gelopen. [minderjarige] heeft daar in forse onveiligheid verkeerd nu haar halfzussen en de moeder in de nabijheid van [minderjarige] zijn blootgesteld aan seksueel misbruik en uitbuiting, met situaties gelegen in mensenhandel en prostitutie tot gevolg. Dit vindt de kinderrechter buitengewoon verontrustend.
5.3.
De kinderrechter vindt het daarnaast zorgwekkend dat de moeder niet in staat is gebleken om [minderjarige] buiten dergelijke situaties te houden of haar daartegen te beschermen. Het is de kinderrechter ook tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de moeder de ernst en de gevaren van dergelijke situaties onvoldoende inziet. Zo heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat [minderjarige] in Antwerpen geen gevaar heeft gelopen. De kinderrechter heeft gelet daarop grote vragen bij het vermogen van de moeder om gevaarsituaties in te schatten. Ook is de kinderrechter voldoende duidelijk geworden dat de moeder weinig zicht heeft op wat [minderjarige] nodig heeft en daar onvoldoende bij kan aansluiten. Gezien deze omstandigheden acht de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] noodzakelijk. Hij zal deze vanwege de aard en de ernst van de situatie en de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] toewijzen voor de verzochte duur.
Restant spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
5.4.
Bij voornoemde beschikking van 21 augustus 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van twee weken, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden en onder aanhouding van het restant. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen kenbaar te maken. Naar aanleiding daarvan is de kinderrechter van oordeel dat er geen sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven tot een ander oordeel. De kinderrechter handhaaft derhalve de beschikking van 21 augustus 2024.
5.5.
Ook ziet de kinderrechter gelet op de grote zorgen die er nog steeds zijn over [minderjarige] en haar acute veiligheid in de thuissituatie van de moeder zoals hierboven beschreven aanleiding om het resterende deel van het spoedverzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg toe te wijzen tot het einde van de huidige ondertoezichtstelling, te weten tot 9 september 2024.
Machtiging tot uithuisplaatsing
5.6.
De kinderrechter is daarnaast van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:265b lid 1 BW. Dat betekent dat de kinderrechter ook de aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing (artikel 1:265c lid 2 BW) van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg zal verlenen. Dit zal de kinderrechter doen voor de duur van zes maanden, met ingang van 9 september 2024 en tot 9 maart 2025, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
5.7.
De kinderrechter overweegt daartoe dat de moeder de zorg voor [minderjarige] in de thuissituatie op dit moment niet kan dragen. Er is de afgelopen periode sprake geweest van ontzettend veel onrust en forse onveiligheid in de opvoedingsomgeving waarin [minderjarige] opgroeit. Zoals hierboven reeds is overwogen, ziet de moeder de ernst en de gevaren daarvan onvoldoende in en lukt het de moeder op dit moment niet om [minderjarige] daartegen te beschermen of aan te sluiten bij hetgeen [minderjarige] nodig heeft. Het is daardoor onvoldoende veilig voor [minderjarige] bij de moeder.
5.8.
Het bovenstaande maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk is om een aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter ziet aanleiding om deze machtiging te verlenen voor de duur van zes maanden onder aanhouding van het restant, in verband met de nog zeer jonge leeftijd van [minderjarige] en omdat de afwezigheid van de halfzussen van [minderjarige] in de thuissituatie mogelijk een positief effect heeft op de veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie. Het is nu in ieder geval eerst aan de moeder om te laten zien dat zij ertoe bereid is om alles op alles te zetten om de zorgen over de veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie weg te nemen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.9.
De kinderrechter zal voornoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissingen ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kunnen worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1410:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met ingang van 9 september 2024 en tot 9 september 2025.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1530:
6.2.
verleent het resterende deel van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 4 september 2024 en tot 9 september 2024.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-24-1562:
6.3.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 9 september 2024 en tot 9 maart 2025;
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] voor het overige aan tot een nader te bepalen mondelinge behandeling
in de [maand] 2025, welke wordt gehouden in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, ten overstaan van mr. Duinhof, kinderrechter, voor de duur van 45 minuten;
6.5.
verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de nadere mondelinge behandeling de rechtbank en de belanghebbenden schriftelijk te informeren over de laatste stand van zaken en of het verzoek voor het overige wordt gehandhaafd;
6.6.
behoudt zich iedere nadere beslissing voor.
In de zaken met kenmerken JE RK 24-1410, 24-1530 en 24-1562:
6.7.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 12 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.