ECLI:NL:RBZWB:2024:6343

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
C/02/426050 / JE RK 24-1564
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in verband met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

Op 3 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen sinds 9 september 2021 onder toezicht staan van de Gecertificeerde Instelling (GI) en dat de ondertoezichtstelling herhaaldelijk is verlengd. De huidige procedure is gestart op verzoek van de GI, die ernstige zorgen heeft over de sociaal-emotionele, seksuele en identiteitsontwikkeling van de minderjarigen, vooral na onveilige situaties die zich hebben voorgedaan tijdens een verblijf in Antwerpen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 september 2024 zijn de ouders, de GI en de minderjarigen zelf gehoord. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de moeder niet in staat is om de minderjarigen adequaat te beschermen tegen onveilige situaties en dat er nog steeds onvoldoende positieve resultaten zijn behaald in de hulpverlening. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen tot haar meerderjarigheid en de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] voor een jaar. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor beide minderjarigen, gezien de ernstige zorgen over hun veiligheid en ontwikkeling.

De kinderrechter heeft de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de noodzakelijke maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ondanks mogelijke hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een stabiel en veilig netwerk voor de minderjarigen, en de kinderrechter heeft aangegeven dat er stappen moeten worden gezet om het contact met de vader te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers:
-C/02/425167 / JE RK 24-1405
(verlenging van de ondertoezichtstelling)
-C/02/425825 / JE RK 24-1529
(restant spoedmachtiging tot uithuisplaatsing)
-C/02/426050 / JE RK 24-1564
(machtiging tot uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 3 september 2024
(Nadere) beschikking verlenging ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E. Sijnesael te Middelburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

1.Het (nadere) verloop van de procedures

1.1.
Het (nadere) verloop van de procedures blijkt uit:
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1405:
-het verzoekschrift van de GI tot verlenging ondertoezichtstelling van 23 juli 2024, met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 24 juli 2024.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1529:
-de spoedbeschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 21 augustus 2024 en alle daarin vermelde en genoemde stukken.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1564:
-het verzoekschrift van de GI tot machtiging uithuisplaatsing van 26 augustus 2024, met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 27 augustus 2024.
1.2.
Op 3 september 2024 heeft de kinderrechter de bovengenoemde zaken gelet op de nauwe samenhang gelijktijdig tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren (nader) behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI.
Voorts was aanwezig, met bijzondere toestemming van de kinderrechter:
- een begeleider van de moeder vanuit [thuiszorg] , als toehoorder van de moeder.
1.3.
De kinderrechter heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 9 september 2021 zijn de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 9 september 2021 en tot 9 september 2022. De ondertoezichtstelling is vervolgens steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 31 augustus 2023 tot 9 september 2024.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 21 augustus 2024 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 21 augustus 2024 en tot 4 september 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het spoedverzoek.
2.4.
De minderjarigen verblijven op basis van voornoemde beschikking op de [crisisopvang] te [plaats] .

3.De verzoeken

In de zaak met kenmerk JE RK 24-1405:
3.1.
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid, te weten tot [geboortedag 1] 2025, en de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1529:
3.2.
De GI heeft ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mondeling een spoedmachtiging verzocht in accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken, waarbij werd verzocht de te geven beschikking onverwijld af te geven zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de bespreking van het verzoek op 21 augustus 2024 werd deze datum gewijzigd naar einddatum ondertoezichtstelling, te weten 9 september 2024, nu het niet mogelijk is om een spoeduithuisplaatsing voor de duur van vier weken te verzoeken, aangezien deze termijn dan langer zou zijn dan de termijn van de huidige ondertoezichtstelling. In de nagekomen schriftelijke bevestiging staat nog wel opgenomen dat wordt verzocht om een spoeduithuisplaatsing voor de duur van vier weken, met daarbij aansluitend een verzoek om ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de (verlenging van de) ondertoezichtstelling. Het mondelinge verzoek is in deze echter leidend.
3.3.
Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter beoordelen of zich feiten en/of omstandigheden voordoen die er toe leiden dat de spoedbeslissing van 21 augustus 2024 met ingang van heden dient te worden herroepen. Verder zal de kinderrechter een beoordeling moeten geven over het resterende deel van het verzoek tot spoedmachtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de huidige ondertoezichtstelling, te weten met ingang van 4 september 2024 en tot 9 september 2024.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1564:
3.4.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat zij sinds kort op de [crisisopvang] in [plaats] verblijven. Beide meiden hebben aangegeven te begrijpen waarom zij daar nu zijn, maar zij willen het liefst weer thuis zijn bij de moeder. Daar zijn zij veilig. Dat waren zij niet helemaal toen zij in juli samen naar Antwerpen waren gegaan, en daar met en bij meerdere mensen verbleven. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vertellen dat hun moeder wel wist dat zij naar Antwerpen waren vertrokken, maar niet precies wist waar zij in Antwerpen waren, omdat zij daar niet altijd bereikbaar waren. [minderjarige 1] benoemt ook dat zij hiervan heeft geleerd en dit niet nog eens zal doen. Er hoeft voor haar dan ook geen hulpverlening te worden ingezet. Zij is wel bereid om, gelet op haar naderende achttiende verjaardag, een traject te volgen om straks op zichzelf te gaan wonen. Een begeleide woonvorm lijkt [minderjarige 1] echter niet nodig. Daarbij benoemt zij dat zij nu een betrouwbare vriend heeft uit Antwerpen. Verder hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aangegeven dat zij er voor openstaan om af en toe (telefonisch) contact te hebben met hun vader. Het lijkt hen ook wel leuk als hij hen eens komt opzoeken. Tot slot benoemen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat hun moeder, [naam] , de vriend van [minderjarige 1] en hun oma aan de kant van hun vader de volwassen personen in hun leven zijn die zij vertrouwen.
4.2.
De GI handhaaft de verzoeken. De ondertoezichtstelling moet worden verlengd, omdat er nog steeds erg veel zorgen zijn over met name de sociaal-emotionele, seksuele en identiteitsontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Beide meiden zijn sociaal en seksueel onvoldoende weerbaar. Ook hebben zij allebei een zeer belast verleden waarin zij mogelijk diverse trauma’s hebben opgelopen. Daarnaast wordt gezien dat [minderjarige 1] een leidende rol heeft binnen het gezin en is sprake van schoolverzuim bij beide minderjarigen. Er is de afgelopen tijd verschillende hulpverlening ingezet, maar dit is tot op heden moeizaam en nog onvoldoende van de grond gekomen. Ook zijn de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet behaald.
De (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing is verzocht, omdat er vele zorgen waren over in eerste instantie het verblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in Antwerpen en vervolgens de diverse bezoeken van het hele gezin aan Antwerpen. In Antwerpen is meermaals sprake geweest van seksueel misbruik en uitbuiting van beide dochters en hun moeder, met onveilige situaties gelegen in mensenhandel en prostitutie tot gevolg. De moeder zag de gevaren daarvan niet in en is niet in staat geweest om de minderjarigen daartegen te beschermen of grenzen te stellen. In plaats daarvan is zij meegegaan in het gedrag van de minderjarigen en heeft zij hen blootgesteld aan onveilige situaties en contacten. Met name de diverse (seksuele) contacten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met meerdere vreemde mannen vindt de GI ontzettend zorgwekkend. De GI maakt zich grote zorgen over het netwerk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in Antwerpen hebben opgedaan. Naast hun telefoonnummers gaan er mogelijk ook foto’s en filmpjes van hen rond. Zij worden nu constant gebeld en er wordt erg aan hen getrokken. Er lijkt sprake te zijn van mensenhandel. Hierover is de GI in contact met de politie en de Raad voor de Kinderbescherming. Gelet op deze ernstige situatie en de forse zorgen over beide minderjarigen, is de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk tot het einde van de duur van de ondertoezichtstelling. Ten aanzien van de mogelijkheid van een gezinsopname benoemt de GI dat de problematiek van de minderjarigen momenteel zo fors en ernstig is dat een gezinsopname met een nazorgtraject niet passend is. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben allebei intensieve behandeling nodig voor de mensenhandel en uitbuiting van de afgelopen tijd. Daar kan met een gezinsopname niet in worden voorzien.
4.3.
De moeder stemt in met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij vindt de betrokkenheid van de jeugdbeschermer prettig en is van mening dat de hulpverlening moet worden voortgezet.
Ten aanzien van de afgegeven spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] refereert de moeder zich aan het oordeel van de kinderrechter. Het resterende deel van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing en de aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dienen te worden afgewezen. Volgens de moeder zijn de minderjarigen veilig bij haar. De moeder heeft goede contacten met de hulpverlening en zet zich daarvoor in. Ook heeft de moeder vertrouwen in de huidige contacten en vriendjes van de minderjarigen. Er zijn daarnaast nog alternatieven voorhanden. Zo staat de moeder open voor een gezinsopname, mits hiertoe wordt overgegaan vanuit de thuissituatie. Het lijkt de moeder niet goed als de minderjarigen vanuit hun verblijf in de crisisopvang direct met de moeder worden herenigd bij de gezinsopname. Subsidiair verzoekt de moeder daarom om in te zetten op een gezinsopname en de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen voor drie maanden. In de tussentijd dient dan te worden bekeken waar het perspectief van de minderjarigen ligt. Het resterende deel van het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing dient te worden afgewezen of kan eventueel worden aangehouden. Tot slot wordt door en namens de moeder naar voren gebracht dat zij het passend vindt voor [minderjarige 1] als zij op de wachtlijst wordt geplaatst voor kamertraining, zodat zij kan leren om op zichzelf te gaan wonen. De moeder erkent dat [minderjarige 1] thuis af en toe de baas wil spelen, maar de moeder is dan prima in staat om als ouder op te treden.
4.4.
De vader stemt in met de voorliggende verzoeken. Hij is ontzettend geschrokken van hetgeen er is gebeurd in Antwerpen en vindt het noodzakelijk dat er passende begeleiding en hulpverlening voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt ingezet. De vader kan vanwege zijn betrokkenheid op afstand lastig inschatten of dat in de thuissituatie kan worden verleend. Tot slot benoemt de vader dat hij ervoor openstaat om weer contact op te nemen met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en bij hen langs te gaan.

5.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] verlengen voor de verzochte duur. Dat betekent dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] zal worden verlengd met ingang van 9 september 2024 en tot [geboortedag 1] 2025 en de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] zal worden verlengd met ingang van 9 september 2024 en tot 9 september 2025. De kinderrechter legt hierna uit waarom hij deze beslissing neemt.
5.2.
De kinderrechter is op grond van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderrechter is enorm geschrokken van de situatie waarin [minderjarige 1] en [minderjarige 2] momenteel verkeren. Hij vindt het allereerst zorgwekkend dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] inmiddels al meerdere jaren voortduurt, terwijl er nog steeds onvoldoende positieve resultaten zijn behaald. Ondanks dat er de afgelopen jaren van alles is geprobeerd, lukt het maar niet om zicht te krijgen op de ontwikkeling van de minderjarigen en hun thuissituatie. Ook is het nog niet gelukt om passende hulpverlening in te zetten en te werken aan het verminderen van de forse zorgen die er al lange tijd over met name de sociaal-emotionele, seksuele en identiteitsontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bestaan. In plaats daarvan zijn de zorgen over hen de afgelopen tijd alleen maar toegenomen, hetgeen nog eens uitdrukkelijk werd bevestigd door de gebeurtenissen in Antwerpen. Het is de kinderrechter voldoende duidelijk geworden dat de situatie aldaar volledig uit de hand is gelopen. De minderjarigen hebben in forse onveiligheid verkeerd nu zij zijn blootgesteld aan seksueel misbruik en uitbuiting, met situaties gelegen in mensenhandel en prostitutie tot gevolg. Dit vindt de kinderrechter buitengewoon verontrustend.
5.3.
Daarnaast vindt de kinderrechter het zorgwekkend dat de moeder niet in staat is om de minderjarigen in hun gedrag te begrenzen of tegen dergelijke situaties te beschermen. Het is de kinderrechter ook tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de moeder de ernst en de gevaren van dergelijke situaties onvoldoende inziet. Uit het gesprek met de minderjarigen is het de kinderrechter voorts gebleken dat de minderjarigen op dit moment niet de ruimte voelen om vrijuit te spreken over wat er de afgelopen tijd met hen is gebeurd. Ook dit vindt de kinderrechter ontzettend zorgelijk en vormt naar het oordeel van de kinderrechter eveneens een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
5.4.
De kinderrechter vindt het mede gelet daarop belangrijk om te benoemen dat de minderjarigen tijdens het kindgesprek hebben aangegeven dat zij ervoor openstaan om het contact met hun vader te herstellen. Het lijkt hen wel fijn als zij de vader af en toe kunnen spreken en hij hen eens komt opzoeken. De vader is daartoe bereid en vindt dat een goed idee. Dit vindt de kinderrechter positief. Hij acht het voor beide minderjarigen van groot belang dat daar op korte termijn stappen voor worden gezet. Het is namelijk ontzettend belangrijk voor de minderjarigen dat zij een stabiel en betrouwbaar netwerk om zich heen kunnen opbouwen met volwassenen die er voor hen zijn en die zij kunnen vertrouwen. Het is in dat kader wellicht ook passend om een buddy-traject bij OpenDoor voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te starten.
5.5.
De kinderrechter acht een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gelet op al het voorgaande noodzakelijk. Hij zal deze vanwege de aard en de ernst van de ontwikkelingsbedreiging van beide minderjarigen toewijzen voor de verzochte duur.
Restant spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
5.6.
Bij voornoemde beschikking van 21 augustus 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van twee weken, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden en onder aanhouding van het restant. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen kenbaar te maken. Naar aanleiding daarvan is de kinderrechter van oordeel dat er geen sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven tot een ander oordeel. De kinderrechter handhaaft derhalve de beschikking van 21 augustus 2024.
5.7.
Ook ziet de kinderrechter gelet op de grote zorgen die er nog steeds zijn over de minderjarigen en hun acute veiligheid in de thuissituatie van de moeder zoals hierboven beschreven aanleiding om het resterende deel van het spoedverzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder toe te wijzen tot het einde van de huidige ondertoezichtstelling, te weten tot 9 september 2024.
Machtiging tot uithuisplaatsing
5.8.
De kinderrechter is daarnaast van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:265b lid 1 BW. Dat betekent dat de kinderrechter ook de aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing (artikel 1:265c lid 2 BW) van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal verlenen voor de verzochte duur, te weten tot [geboortedag 1] 2025 voor [minderjarige 1] en tot 9 september 2025 voor [minderjarige 2] .
5.9.
De kinderrechter overweegt daartoe dat de moeder de zorg voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de thuissituatie op dit moment niet kan dragen. Het lukt de moeder niet om adequaat op te treden tegen het gedrag van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en om hen duidelijke grenzen en kaders te bieden. Daarnaast is het de kinderrechter gebleken dat de moeder onvoldoende zicht heeft op wat de minderjarigen nu nodig hebben op het gebied van schoolgang, begeleiding en behandeling, maar ook voor wat betreft hun fysieke en mentale gezondheid, het aangaan van relaties en het inschatten van onveilige situaties. Het lukt de moeder niet om de minderjarigen daarin op passende wijze te ondersteunen en te beschermen. Het is daardoor onvoldoende veilig voor de minderjarigen bij de moeder.
5.10.
Het bovenstaande maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is om voor de verzochte duur een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter zal, anders dan de GI heeft verzocht, een brede machtiging tot uithuisplaatsing verlenen. Dit betekent dat de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing niet zal clausuleren. Wellicht blijkt in de komende periode dat er een andere, beter passende oplossing voorhanden is voor de minderjarigen dan een plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Daar biedt deze machtiging de mogelijkheid toe, zolang daarmee hetzelfde doel wordt nagestreefd als met de huidige plaatsing.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.11.
De kinderrechter zal voornoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat deze beslissingen ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kunnen worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1405:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] tot aan haar meerderjarigheid, te weten met ingang van 9 september 2024 en tot [geboortedag 1] 2025;
6.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met ingang van 9 september 2024 en tot 9 september 2025.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1529:
6.3.
verleent het resterende deel van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 4 september 2024 en tot 9 september 2024.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1564:
6.4.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] met ingang van 9 september 2024 en tot [geboortedag 1] 2025;
6.5.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] met ingang van 9 september 2024 en tot 9 september 2025.
In de zaken met kenmerken JE RK 24-1405, 24-1529, en 24-1564:
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 12 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.