In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 12 september 2024, wordt een verzoek behandeld van ouders die namens hun minderjarige kind een machtiging aanvragen om de nalatenschap van een overleden persoon in België te verwerpen. De procedure startte met een verzoekschrift dat op 30 juli 2024 bij de rechtbank werd ingediend. De erflater, die in België woonde en op [datum] 2024 overleed, had zijn laatste woonplaats in België. De minderjarige woont in Nederland, wat de Nederlandse rechter bevoegd maakt om het verzoek te behandelen op basis van de EU-verordening Brussel II.
De kantonrechter overweegt dat het verzoek niet als een maatregel inzake erfopvolging moet worden gezien, maar als een maatregel betreffende de uitoefening van ouderlijke verantwoordelijkheid. De beoordeling van het verzoek vindt plaats naar Nederlands recht, aangezien de minderjarige in Nederland woont. De kantonrechter stelt vast dat de nalatenschap negatief is en dat het in het belang van de minderjarige is om deze te verwerpen. De machtiging wordt verleend voor een periode van twee maanden, waarin de ouders de nalatenschap kunnen verwerpen. Na deze termijn kan de nalatenschap alleen nog beneficiair worden aanvaard.
De beschikking benadrukt dat de verklaring van verwerping kan worden afgelegd bij een notaris in België of bij de rechtbank van de woonplaats van de minderjarige, mits de Belgische autoriteiten hiervan op de hoogte worden gesteld. De ouders worden aangeraden om juridisch advies in te winnen over de wijze van verwerping van de nalatenschap.