Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft Aegon Levensverzekering N.V. (hierna: Aegon) een vordering ingesteld tegen twee gedaagden wegens huurachterstand en ontruiming van een gehuurde woning. De procedure begon met een tussenvonnis op 10 juli 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 augustus 2024. Aegon vorderde ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huur, die inmiddels was opgelopen tot € 11.184,72. Gedaagde sub 1 is niet verschenen, terwijl gedaagde sub 2 wel verweer heeft gevoerd, waarbij zij stelde dat zij de woning al in februari 2023 had verlaten en dat de huurachterstand voornamelijk de verantwoordelijkheid van gedaagde sub 1 was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst inmiddels was opgezegd en dat Aegon deze opzegging had geaccepteerd. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van drie dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter oordeelde dat beide gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de huurachterstand, ondanks de argumenten van gedaagde sub 2. De vordering tot ontruiming door een gerechtsdeurwaarder met hulp van politie werd afgewezen, omdat de wet dit niet toestaat zonder rechterlijke machtiging.
Daarnaast werd Aegon een bedrag van € 880,40 aan buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, evenals de gevorderde rente en proceskosten. De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten, die in totaal € 1.609,80 bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 11 september 2024 door mr. Van 't Nedereind.