Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 1 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de pleitnota van mr. Houweling.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vordert Stichting Zeeuwland de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van gedaagde, omdat deze niet haar hoofdverblijf in de woning heeft en er sprake is van achterstallig onderhoud aan de tuin. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde sinds november 2023 niet meer haar hoofdverblijf in de woning heeft en dat de tuin slecht wordt onderhouden. Zeeuwland heeft gedaagde in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst op te zeggen, maar gedaagde heeft hier niet op gereageerd. Gedaagde voert aan dat haar situatie te maken heeft met persoonlijke omstandigheden, waaronder een dwangneurose en zorg voor haar moeder, en betwist dat de tekortkomingen zodanig zijn dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is.
De kantonrechter oordeelt dat de tekortkomingen van gedaagde in de nakoming van de huurovereenkomst voldoende zijn om de vordering van Zeeuwland toe te wijzen. De rechter benadrukt dat het belang van Zeeuwland bij het behouden van een huurder die aan de verplichtingen voldoet zwaarder weegt dan de belangen van gedaagde. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor ontruiming. Gedaagde wordt ook veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.