In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 11 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een consument, [naam 1], en een advocatenkantoor, [maatschap], vertegenwoordigd door mr. [naam 3]. De consument had het advocatenkantoor opdracht gegeven om hem bij te staan in een geschil met een andere advocaat, mr. [naam 2]. De consument betwistte de duidelijkheid en eerlijkheid van het kostenbeding dat was overeengekomen, waarin een uurtarief van € 205,- werd gehanteerd zonder verdere specificatie van kosten. De kantonrechter oordeelde dat het kostenbeding niet duidelijk en begrijpelijk was, en daarom vernietigd werd op grond van artikel 6:233 BW. Dit leidde tot de conclusie dat de gehele opdracht verviel, waardoor de consument niet verplicht was om de facturen te betalen. Desondanks oordeelde de kantonrechter dat de consument een deel van de facturen redelijkerwijs moest betalen, en veroordeelde hem tot betaling van € 7.000,- aan het advocatenkantoor. In reconventie werd het advocatenkantoor veroordeeld tot terugbetaling van € 1.190,64 aan de consument, omdat deze factuur onverschuldigd was betaald. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.