ECLI:NL:RBZWB:2024:6391

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
10878597 \ CV EXPL 24-231 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens gebrekkige plaatsing van binnendeuren

In deze civiele zaak vordert de opdrachtgever, [eisers], schadevergoeding van de opdrachtnemer, [gedaagde], wegens ontevredenheid over de plaatsing van binnendeuren in zijn woning. De opdrachtgever stelt dat de deuren niet goed zijn geïnstalleerd en dat er sprake is van gebreken. De kantonrechter moet eerst beoordelen of de opdrachtgever ontvankelijk is in zijn vordering, gezien er eerder een procedure bij de geschillencommissie van [bedrijf 1] heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelt dat de opdrachtgever ontvankelijk is, omdat het bindend advies van de geschillencommissie niet specifiek over de klachten over de deuren gaat.

Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen. De opdrachtgever stelt dat de opdrachtnemer tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de deuren onjuist te installeren en onjuist materiaal te gebruiken. De opdrachtnemer betwist dit en stelt dat de klachten door de deskundige van [bedrijf 1] als gering zijn beoordeeld. De kantonrechter oordeelt dat de opdrachtgever onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er sprake is van een tekortkoming van de opdrachtnemer. De kantonrechter wijst daarom de vorderingen van de opdrachtgever af en veroordeelt hem in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. M. van 't Nedereind op 11 september 2024, waarbij de opdrachtgever in het ongelijk is gesteld en de proceskosten van de opdrachtnemer zijn toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10878597 \ CV EXPL 24-231
Vonnis van 11 september 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats] ,
eisers,
hierna samen te noemen (in enkelvoud): [eisers] ,
gemachtigde: mr. M.G. Poorterman, Klaverblad Rechtsbijstand Stichting,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. L.N.J.B. van Osch, advocaat te Tilburg

1.De zaak in het kort

[eisers] is niet tevreden over de deuren die [gedaagde] in zijn woning heeft geplaatst en vordert vergoeding van schade. De eerste vraag is of [eisers] ontvankelijk is om zijn vordering aan de kantonrechter voor te leggen. Er is tussen partijen namelijk al een procedure gevoerd bij de geschillencommissie van [bedrijf 1] . De kantonrechter beantwoordt deze vraag positief. Weliswaar wordt in het bindend advies wel gesproken over de deuren, maar uit eerdere correspondentie van [bedrijf 1] blijkt dat hierover geen bindend advies wordt gegeven. De tweede vraag is of sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] . Deze vraag beantwoordt de kantonrechter negatief. [eisers] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat sprake is van een gebrek, laat staan een tekortkoming van [gedaagde] . De kantonrechter wijst daarom de vorderingen van [eisers] af.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 maart 2024
- de mondelinge behandeling van 30 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de akte van [eisers]
- de antwoordakte van [gedaagde] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
- Partijen sloten een overeenkomst op grond waarvan [gedaagde] verschillende werkzaamheden heeft verricht en materialen heeft geleverd aan [eisers] ten behoeve van hun nieuwe woning. De hiervoor overeengekomen en door [eisers] betaalde prijs bedroeg € 45.704,39.
- [eisers] heeft diverse gebreken geconstateerd en gemeld bij [gedaagde] .
- [eisers] heeft zijn klachten rond 1 juni 2022 ter beoordeling voorgelegd aan de geschillencommissie [bedrijf 1] .
- In oktober 2022 heeft [eisers] een offerte laten opstellen door [bedrijf 2] voor het verrichten van diverse werkzaamheden. In de offerte is ook een post opgenomen voor werkzaamheden in verband met de door [gedaagde] geleverde en geplaatste deuren. Deze post is begroot op een bedrag van € 416,00 exclusief btw.
- Op 21 december 2022 heeft een deskundige van [bedrijf 1] , de heer [deskundige] , een onderzoek uitgevoerd naar de klachten. In zijn onderzoeksrapport van 22 december 2022 is onder meer opgenomen:

1.Onderzochte producten en/of diensten

Producten: complete inrichting: wanden, plafonds schilderwerk, vloer, raamdecoratie,
gordijnen en rails, horren, binnendeuren en kozijnen, kast op maat
[…]

3. Vaktechnische beoordeling producten en of dienst van de klachten

[…]
Over woninginrichting klachten als waar mogelijk bouwkundige klachten wordt er door
deskundige een vakinhoudelijk oordeel gegeven.
De bindend adviseur van [bedrijf 1] zal, indien nodig, bepalen over welke
onderdelen hij/zij een bindend advies zal/kan uitspreken.
[…]
Binnendeuren en kozijnen
In algemene zin voldoen de door de ondernemer na de bouwoplevering geplaatste kozijnen
met opdekdeuren aan hun doel.
Specifiek is door deskundige vastgesteld dat de deur tussen de woonkamer en hal circa 1 cm
te laag in het kozijn is gemonteerd. De door de ondernemer geplaatste paumelles zijn hier
circa 1 cm lager geplaatst dan gewenst.
Bij een aantal deuren zitten de deurkrukken los. De oorzaak daarvan is dat de rozetten niet
optimaal met passend patentbouten zijn verankerd. De verankering is doormiddel van
reguliere schroeven in de deur aangebracht. Door gebruik zullen deze schroeven langzaam
maar zeker loskomen en ontstaat er speling in de handgrepen. Dit is een onjuiste montage
van dit sluitwerk.
Als oplossing dienen er daar waar dat nodig is (nog) passende patentbouten worden
aangebracht.
Ook dienen de paumelles van deze deur nog op de juiste hoogte te worden geplaatst.
De deuren zijn (een keer) afgelakt vanaf fabriek afgeleverd. Dit is een juiste wijze om de
deuren op te leveren. Indien de gebruikers op de deuren een extra verflaag wil aanbrengen
of een andere kleur willen dan standaard wordt geleverd, dient hij daar in eigen beheer na
de oplevering voor te zorgen. De ondernemer is daar niet op aan te spreken.
De paumelle die zijn toegepast dienen, om eventueel licht piepen of scheef hangen van de
deuren, nog een keer na een tijdje gebruik te worden fijn afgestemd. Of daar door partijen
afspraken over zijn gemaakt is bij deskundige niet bekend.
De waargenomen ruimte aan de bovenzijde van het kamerdeurkozijn aan de hal kant heeft
een kier. Deze kier is staand op de vloer niet zichtbaar en heeft geen effect op de technische
kwaliteit van het kozijn.
De kier boven de deur van het toilet aan de toiletzijde is een niet te vorkomen effect bij
kozijnen die zo goed als dezelfde hoogte hebben als de ruimte die ze afsluiten.
Er kan hier worden gekozen voor een kit rand in deze kier. Dit is een vrije keuze van de
gebruiker en technisch niet noodzakelijk.
- Op 27 juni 2023 heeft [bedrijf 1] een bindend advies uitgebracht.
- Op 7 juli 2023 heeft de gemachtigde van [eisers] aan [gedaagde] gemeld dat [eisers] de volgende gebreken heeft geconstateerd:
  • Deuken en beschadigingen in de posten en deuren
  • Scheef/krom/openstaan van de deuren
  • Scharnieren krom en scheef gemonteerd
  • Loszittend beslag
  • Niet goed sluitende deuren (rammelen)
  • Verkeerde kleur hang- en sluitwerk (dit is gedeeltelijk gewijzigd, de slotplaten zijn niet vervangen)
Met verwijzing naar het rapport van de deskundige van [bedrijf 1] verzoekt hij [gedaagde] om de gebreken te herstellen.
- Op 30 augustus 2023 is [gedaagde] bij [eisers] geweest voor een inspectie. [gedaagde] heeft geen verdere werkzaamheden uitgevoerd.
- Op 9 oktober 2023 is op verzoek van [eisers] een nieuwe offerte opgesteld door [bedrijf 2] . Daarin is een bedrag van € 6.904,79 exclusief btw, zijnde € 8.128,20 inclusief btw, begroot voor het volledig vervangen van de binnendeuren.
- Op 23 oktober 2023 heeft [eisers] [gedaagde] verzocht dit bedrag aan herstelkosten aan hem te betalen. [gedaagde] heeft dit bedrag niet betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 8.128,20, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[eisers] voert daarvoor aan dat de deuren en kozijnen onjuist zijn geïnstalleerd door [gedaagde] en dat sprake is van onjuist materiaalgebruik, waardoor deze niet goed (aan)sluiten en steeds meer scheef hangen en krom trekken. Daardoor is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Hij is van mening dat [gedaagde] de herstelkosten à € 8.128,20 aan hem moet vergoeden.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] .
4.4.
[gedaagde] is van mening dat [eisers] niet ontvankelijk is, omdat de bindend adviseur van [bedrijf 1] al over de gebreken aan de deuren en kozijnen heeft geoordeeld. [eisers] is hiertegen niet in beroep gegaan en [gedaagde] heeft aan het oordeel van de bindend adviseur voldaan.
Daarnaast betwist [gedaagde] de gebreken. Toen zij op 30 augustus 2023 bij [eisers] thuis was hingen de deuren niet scheef, trokken ze niet krom en sloten ze perfect. [gedaagde] is van mening dat zij met het door de bindend adviseur vastgestelde bedrag van € 250,00 voor alle restpunten voldaan heeft aan al haar verplichtingen.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Ontvankelijkheid
[eisers] zijn ontvankelijk
5.1.
Allereerst moet beoordeeld worden of [eisers] ontvankelijk is in zijn vordering. De kantonrechter is van oordeel dat hij ontvankelijk is en overweegt in verband daarmee het volgende.
[gedaagde] stelt dat klachten over de deuren en kozijnen zich volgens de voorwaarden van [bedrijf 1] weliswaar niet lenen voor behandeling door de bindend adviseur, maar dat het onderwerp feitelijk wel door de bindend adviseur is beoordeeld. Op verzoek van [eisers] zelf heeft de deskundige een oordeel gegeven over de status van de deuren en kozijnen en dit in zijn rapport opgenomen. Dit oordeel is ook met zoveel woorden in het bindend advies genoemd. De bindend adviseur heeft vervolgens een splitsing gemaakt tussen het gordijn en de duetten enerzijds en alle andere restpunten anderzijds. Volgens [gedaagde] moet onder ‘alle andere restpunten’ ook worden begrepen de deuren. Ten aanzien van ‘alle andere restpunten’ heeft de bindend adviseur van [bedrijf 1] bepaald dat de ondernemer die niet langer hoeft uit te voeren, maar in plaats daarvan een bedrag van € 250,00 moet betalen. [gedaagde] heeft dit bedrag betaald.
[eisers] is van mening dat de bindend adviseur geen oordeel heeft uitgesproken over de klachten over de deuren. Dat mocht niet onder de betreffende voorwaarden van [bedrijf 1] . Daaraan heeft [eisers] tijdens de mondelinge behandeling toegevoegd dat de bindend adviseur zelf had aangegeven dat hij niet bevoegd was om daarover te beslissen. Desgevraagd heeft [eisers] dit nader onderbouwd door bij akte de communicatie met [bedrijf 1] in het digitale dossier in te brengen. In een bericht van 23 april 2023 dat aan beide partijen is gericht, staat een reactie van de deskundige waarin hij onder meer schrijft dat de opmerkingen van [eisers] op zijn rapport
“in hoofdzaak [gaan] over de bouwkundige uitgevoerde zaken die in principe niet door [bedrijf 1] worden meegenomen in een bindend advies. Ik heb die zaken die de consument mij tijdens het onderzoek heeft aangewezen in de rapportage wel kort behandeld en benoemd in de rapportage. Dit om aan te geven en dat dit bedoeld is om eventueel door partijen een standpunt te kunnen bepalen om eventueel andere (juridische ) stappen te gaan nemen. […] Ik laat dan ook graag de bindend adviseur zijn werk doen en over de zaken die betrekking hebben op de woninginrichting, een bindend advies te geven. De bouwkundige zaken kunnen hier mijns inziens niet in worden meegenomen.”De bindend adviseur heeft naar aanleiding hiervan een bericht geplaatst gericht aan beide partijen met onder andere de tekst: “
Op grond van artikel 1 in combinatie met bijlage 1 van het reglement geschillenregeling Wonen van [bedrijf 1] kan ik alleen oordelen over de elementen, die onder de definitie van ‘woninginrichting’ vallen. Dat zijn de hoofdstukken; Vloer, Raamdecoratie, Gordijnen + rails en horren, als genoemd in de opdrachtbevestiging van 1 november 2021. Voor zover de klachten van de consument de andere elementen van de opdracht betreffen (die zien op bouwkundige werkzaamheden) ben ik niet bevoegd te beslissen en zal ik mij dus niet-ontvankelijke moeten verklaren.
Wat betreft de elementen die betrekking hebben op ‘woninginrichting’ zie ik aanleiding u uit te nodigen deel te nemen aan een digitale hoorzitting op maandag 1 mei 2023, om 10:00 uur.”
Beoordeeld moet worden of in het bindend advies al is geoordeeld over de klachten aan de deuren en daarvoor moet het bindend advies worden uitgelegd. Hoewel in het bindend advies niet is gespecificeerd welke klachten precies onder ‘alle andere restpunten’ vallen, volgt naar het oordeel van de kantonrechter uit het rapport in combinatie met de overgelegde berichten van [bedrijf 1] voldoende dat daaronder niet de klachten over de deuren vallen. De deskundige van [bedrijf 1] geeft immers expliciet aan dat deze klachten enkel zijn beoordeeld om een standpunt te kunnen bepalen om eventueel andere (juridische ) stappen te gaan nemen. Daarnaast geeft de bindend adviseur expliciet aan dat hij ten aanzien van de punten die zien op de bouwkundige werkzaamheden, waartoe de deuren behoren, niet bevoegd is en zich niet-ontvankelijk moet verklaren. Ook merkt de bindend adviseur uitdrukkelijk op dat de hoorzitting ziet op de ‘woninginrichting’ en dus niet op de bouwkundige onderdelen. Op grond daarvan moet ervan worden uitgegaan dat de bindend adviseur over de deuren geen bindend oordeel heeft gegeven. Dat de bindend adviseur zich in het bindend advies zelf niet expliciet onbevoegd heeft verklaard ten aanzien van de bouwkundige werkzaamheden, maakt dat oordeel niet anders, omdat evenmin een expliciet oordeel wordt gegeven over de deuren. Dat betekent dat [eisers] ontvankelijk is in deze procedure.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Daarmee komt de kantonrechter toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [eisers] . [eisers] stelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Er is sprake van onjuist installeren van de deuren en kozijnen en onjuist materiaalgebruik, waardoor deze niet goed (aan)sluiten en steeds meer scheef hangen en krom trekken. Deze klachten zijn volgens [eisers] in de loop van de tijd verergerd. Inmiddels is, volgens [eisers] , volledige vervanging nodig. De kosten daarvan zijn volgens de offerte van [bedrijf 2] van 9 oktober 2023 begroot op een bedrag € 8.128,20.
[gedaagde] betwist dat zij tekort is geschoten. Ten eerste heeft de deskundige van [bedrijf 1] de klachten ‘als gering’ beoordeeld. Bovendien heeft [gedaagde] bij haar bezoek in augustus 2023 aan de woning van [eisers] geen gebreken geconstateerd. Tot slot betwist [gedaagde] ook dat het noodzakelijk is dat alle deuren vervangen moeten worden. [gedaagde] betwijfelt namelijk of op de juiste manier is gemeten door [bedrijf 2] en of rekening is gehouden met de toegestane marge. Uit de door [eisers] overgelegde foto’s blijkt duidelijk dat niet op de juiste wijze is gemeten, zodat daaraan geen waarde kan worden gehecht.
Niet blijkt van een tekortkoming van [gedaagde]
5.3.
Het is op grond van artikel 150 Rv aan [eisers] om voldoende te stellen – en zo nodig te bewijzen – dat sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] . De kantonrechter is van oordeel dat hij daarin niet is geslaagd.
5.4.
Het gebrek waar [eisers] zijn stelling dat sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] op baseert, betreft het kromtrekken dan wel scheefhangen van de deuren. Hij heeft ter onderbouwing hiervan allereerst de offerte van [bedrijf 2] van oktober 2022 overgelegd. Daarin worden weliswaar werkzaamheden genoemd in verband met de deuren, maar daaruit volgt nog niet dat sprake is van tekortkomingen van [gedaagde] die hersteld moeten worden. Daarover zegt de offerte niets.
Daarnaast heeft [eisers] diverse foto’s van de deuren en kozijnen overgelegd. Deze zijn echter niet voorzien van een toelichting. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers] aangegeven dat de foto’s bedoeld zijn voor de beeldvorming. [gedaagde] heeft echter betwist dat dit de situatie was zoals hij deze in augustus 2023 heeft gezien. Ook heeft [gedaagde] aangevoerd dat de deuren op deze manier niet juist beoordeeld kunnen worden. Dit zou volgens [gedaagde] al door de deskundige van [bedrijf 1] zijn uitgelegd aan [eisers] tijdens zijn bezoek aan hun woning. [gedaagde] heeft daarnaast het publicatieblad van Stichting keuringsbureau Hout ‘visuele beoordeling van een deurblad’ overgelegd. [eisers] heeft niet weersproken dat deze instructie een juiste meetmethode is. Niet blijkt dat hij de juiste meetmethode heeft gebruikt en [eisers] heeft de stellingen van [gedaagde] op dit punt niet weersproken. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de foto’s niet kunnen bijdragen als deugdelijke onderbouwing dat sprake is van een gebrek.
Tot slot beroept [eisers] zich op de offerte van [bedrijf 2] van 9 oktober 2023.
[gedaagde] heeft gemotiveerd aangegeven dat niet inzichtelijk is of [bedrijf 2] de juiste visuele beoordeling heeft gehanteerd. De kantonrechter stelt vast dat in de offerte de bevindingen niet worden onderbouwd, zodat enkel op basis van de offerte hier niet over geoordeeld kan worden. Het had daarom op de weg van [eisers] gelegen om op dat punt zijn stellingen nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van een deskundigenrapport. Dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft weliswaar eerder in zijn correspondentie met [gedaagde] verwezen naar het rapport van de deskundige van [bedrijf 1] , maar uit dat rapport blijkt niet dat sprake is van kromming of scheefstand van de deuren. De deskundige heeft wel aangegeven dat de paumellen nog een keer fijn moeten worden afgestemd, maar enkel daarmee is nog niet onderbouwd dat [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van een van haar verplichtingen en bovendien is dat van een heel andere orde dan het gebrek waarvan [eisers] nu stelt dat sprake is. Meer specifiek heeft [eisers] zijn stelling dat de deuren krom zijn en vervangen moeten worden onvoldoende onderbouwd.
Dat leidt tot de conclusie dat [eisers] , gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] . Daardoor wordt ook niet toegekomen aan verdere bewijslevering en wijst de kantonrechter de vorderingen van [eisers] tot vergoeding van schade of herstel van de schade af. De daaraan gekoppelde vorderingen worden om die reden ook afgewezen.
[eisers] moet de proceskosten betalen
5.5.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
847,50
(2,50 punten × € 339,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
915,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
6.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 915,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024.