Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De feiten
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2020.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de zaak tussen de man en de vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag en de kinderalimentatie. De man, vertegenwoordigd door mr. J. Schuttkowski, en de vrouw, vertegenwoordigd door mr. L.A.E. Bregonje-Voermans, hebben overeenstemming bereikt over de wijziging van het gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor hun twee minderjarige kinderen, geboren in 2018 en 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de minderjarigen heeft erkend en dat de vrouw het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
De rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken, waaronder een gewijzigd verzoekschrift en een referteverklaring van de vrouw, geoordeeld dat de belangen van de minderjarigen niet in de weg staan van de toewijzing van het verzoek van de man. De man heeft zijn verzoek om gezamenlijk ouderlijk gezag ingetrokken, aangezien dit reeds was vastgelegd in het gezagsregister. De rechtbank heeft de door beide partijen ondertekende gewijzigde ouderschapsplan als onderdeel van de beschikking opgenomen en de man verplicht om met ingang van 1 maart 2024 een maandelijkse bijdrage van € 88,15 per kind aan de vrouw te betalen.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. Voorn en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. De Haas.