ECLI:NL:RBZWB:2024:6403

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
C/02/421989/ FA RK 24-2064
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezamenlijk ouderlijk gezag en kinderalimentatie in een familiezakenprocedure

In de zaak tussen de man en de vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag en de kinderalimentatie. De man, vertegenwoordigd door mr. J. Schuttkowski, en de vrouw, vertegenwoordigd door mr. L.A.E. Bregonje-Voermans, hebben overeenstemming bereikt over de wijziging van het gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor hun twee minderjarige kinderen, geboren in 2018 en 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de minderjarigen heeft erkend en dat de vrouw het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. De minderjarigen verblijven bij de vrouw.

De rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken, waaronder een gewijzigd verzoekschrift en een referteverklaring van de vrouw, geoordeeld dat de belangen van de minderjarigen niet in de weg staan van de toewijzing van het verzoek van de man. De man heeft zijn verzoek om gezamenlijk ouderlijk gezag ingetrokken, aangezien dit reeds was vastgelegd in het gezagsregister. De rechtbank heeft de door beide partijen ondertekende gewijzigde ouderschapsplan als onderdeel van de beschikking opgenomen en de man verplicht om met ingang van 1 maart 2024 een maandelijkse bijdrage van € 88,15 per kind aan de vrouw te betalen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. Voorn en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. De Haas.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/421989/ FA RK 24-2064
Beschikking d.d. 17 september 2024
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. Schuttkowski te Hulst,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. L.A.E. Bregonje-Voermans te Terneuzen.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 30 juli 2024 ontvangen verzoekschrift tot vaststelling gezamenlijk ouderlijk gezag, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Schuttkowski van 2 september 2024, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Bregonje-Voermans van 10 september 2024, met als bijlage onder meer de referteverklaring van 9 september 2024.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie de navolgende thans nog minderjarige kinderen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2018;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2020.
2.2
De man heeft de minderjarigen erkend. De vrouw oefent van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarigen uit.
2.3
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.

3.Het verzoek en de beoordeling

3.1
Bij brief van 2 september 2024 heeft mr. Schuttkowski namens de man de rechtbank geïnformeerd dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de wijziging in het gezag, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de bijdrage van de man in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Partijen hebben het gezamenlijk gezag over beide minderjarigen reeds laten aantekenen in het gezagsregister op 17 juni 2024. Het verzoek van de man om te bepalen dat hij samen met de vrouw wordt belast met het ouderlijk gezag over de voornoemde minderjarigen wordt derhalve ingetrokken. Voorts wordt verzocht om de verdere overeenstemming van partijen bij beschikking vast te leggen. De man heeft in dat kader zijn verzoek gewijzigd en aangevuld, zodat deze als volgt komt te luiden:
I. Te bepalen dat het door beide partijen ondertekende gewijzigde/aanvullende ouderschapsplan van 28 augustus 2024 onderdeel is van de door de rechtbank te wijzen beschikking en deze te hechten aan de door de rechtbank af te geven beschikking;
II. Te bepalen dat de man met ingang van 1 maart 2024 als bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , telkens bij vooruitbetaling, aan de vrouw dient te voldoen een bedrag van € 88,15 per kind per maand.
De reeds geplande mondelinge behandeling hoeft niet door te gaan, aldus mr. Schuttkowski.
3.2
Op 9 september 2024 heeft mr. Bregonje-Voermans namens de vrouw een referte-verklaring in het geding gebracht, waaruit blijkt dat zij zich niet verzet tegen het gewijzigde verzoek van de man.
3.3
De rechtbank zal gelet op de overeenstemming van partijen en nu niet is gebleken dat de belangen van de minderjarigen zich verzetten tegen een toewijzing van het verzoek van de man zoals opgenomen in het gewijzigde verzoek, dit verzoek dienovereenkomstig toewijzen.
3.4
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van de minderjarigen is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1
bepaalt dat de onderlinge regelingen uit het aangehechte en door de griffier gewaarmerkte ouderschapsplan deel uitmaken van deze beschikking;
4.2
bepaalt de door de man telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen op een bedrag van € 88,15,- per kind per maand, zulks met ingang van 1 maart 2024;
4.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.