ECLI:NL:RBZWB:2024:6419

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
10290484 \ CV EXPL 23-154 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en wanprestatie in de productie van private label limoncello

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [B.V. 1] en [B.V. 2], over de uitvoering van een overeenkomst van aanneming van werk. [B.V. 1] had [B.V. 2] ingehuurd om een private label limoncello te brouwen, waarbij [B.V. 1] verantwoordelijk was voor de levering van de benodigde citroenschillen. Na de eerste vier batches, die goed bevonden werden, ontstonden er problemen met de daaropvolgende batches, die door [B.V. 1] werden afgekeurd. [B.V. 1] vorderde schadevergoeding van [B.V. 2] wegens wanprestatie, terwijl [B.V. 2] zich verweerde door te stellen dat de problemen het gevolg waren van het gebruik van bevroren in plaats van verse citroenschillen door [B.V. 1]. De kantonrechter oordeelde dat [B.V. 2] aan haar waarschuwingsplicht had voldaan en dat de gebreken aan de limoncello te wijten waren aan de ondeugdelijke aanlevering van ingrediënten door [B.V. 1]. Hierdoor werd de vordering van [B.V. 1] afgewezen en werd [B.V. 1] veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderde [B.V. 2] betaling van onbetaalde facturen, maar de kantonrechter oordeelde dat [B.V. 2] onvoldoende bewijs had geleverd voor de gevorderde kosten, met uitzondering van de elektriciteitskosten voor de vrieskist, die wel werden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10290484 \ CV EXPL 23-154
Vonnis van 11 september 2024
in de zaak van
[B.V. 1] B.V.,
te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [B.V. 1] ,
gemachtigde: mr. L.P.J. Krijgsman,
tegen
[B.V. 2] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: [B.V. 2] ,
gemachtigde: mr. A.C.F. Berkhof.

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis van 17 mei 2023 en de daarin genoemde processtukken. In dit vonnis is een beslissing genomen over de absolute bevoegdheid van de kantonrechter en vervolgens is een mondelinge behandeling gelast.
1.2.
[B.V. 1] heeft ten behoeve van de mondelinge behandeling de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overlegging aanvullende producties ingediend.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 17 november 2023 plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen door partijen is aangevoerd. Na het sluiten van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de procedure verwezen naar de rol voor het wijzen van vonnis.

2.De feiten

2.1.
[B.V. 2] is onder andere een brouwerij en maakt alcoholische dranken.
2.2.
Op 15 april 2021 zijn partijen een overeenkomst aangegaan waarbij [B.V. 2] een private label limoncello voor [B.V. 1] brouwt.
2.3.
Bij brief van 14 september 2022 heeft de gemachtigde van [B.V. 1] [B.V. 2] wegens wanprestatie aansprakelijk gesteld voor de geleden en de te lijden schade.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[B.V. 1] vordert – na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [B.V. 2] tot betaling van € 25.000,- ter zake de betaalde facturen, citroenschillen, etiketten, gederfde omzet, gewerkte uren en buitengerechtelijke kosten vanaf 14 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij betaling van dit bedrag gedeeltelijk za plaatsvinden door het ten gunste van [B.V. 1] vrijgeven van het bedrag van € 5.565,61 dat is gestort op de derdengeldenrekening van BVD advocaten, en waarbij [B.V. 1] uitdrukkelijk afstand doet van haar recht op het meerdere boven € 25.000,00. Daarnaast vordert [B.V. 1] [B.V. 2] in de proceskosten te veroordelen.
3.2.
[B.V. 1] heeft – samengevat – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. Tussen partijen is een overeenkomst van aanneming van werk (artikel 7:750 BW) tot stand gekomen. De limoncello werd gemaakt volgens het recept van [B.V. 1] en [B.V. 1] leverde ook de benodigde citroenschillen. [B.V. 2] heeft op grond hiervan acht batches limoncello voor [B.V. 1] geproduceerd. De eerste vier batches waren in beginsel goed. Echter in maart 2022 kreeg [B.V. 1] het vermoeden dat de limoncello een te laag alcoholpercentage bevatte, omdat de limoncello bevroor in de vriezer. In de laatste vier batches heeft [B.V. 1] gebreken geconstateerd. Deze batches 2021/05, 2021/06 en 2021/07 hadden een te laag alcoholpercentage, het ouzo-effect ontbrak en er zat een afwijking in de kleur en in de smaak. Batch 2022/02 was uitzonderlijk bitter van smaak.
[B.V. 1] heeft [B.V. 2] hiervoor op 4 mei 2022 in gebreke gesteld. Op 29 augustus 2022 wilde [B.V. 2] de batches niet langer herstellen, tenzij [B.V. 1] de meerprijs voor de grondstoffen zou betalen. [B.V. 2] heeft het gebrek in de limoncello niet hersteld en is daardoor in verzuim komen te verkeren. Op grond van artikel 6:74 jo 7:760 BW is [B.V. 2] aansprakelijk voor de ondeugdelijke uitvoering van het werk en om die reden dient [B.V. 2] de schade van [B.V. 1] te vergoeden.
[B.V. 1] heeft de facturen voor de batches 2021/05, 2021/06 en 2021/07 betaald. De door [B.V. 2] geproduceerde limoncello is echter onverkoopbaar en voldoet niet aan de eisen van [B.V. 1] . [B.V. 1] heeft gelet hierop de facturen voor een totaalbedrag van € 8.944,56 onverschuldigd betaald. Indien de kantonrechter deze post niet als onverschuldigde betaling kwalificeert, vordert [B.V. 1] het bedrag als schade die het gevolg is van de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [B.V. 2] .
Verder heeft [B.V. 1] schade geleden bestaande uit € 667,00 wegens ingekochte citroenschillen, € 500,42 wegens onbruikbare etiketten, € 14.116,16 wegens gederfde winst, € 7.000 wegens 200 extra gemaakte werkuren en € 998,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[B.V. 2] voert – samengevat – het volgende verweer. Tussen partijen is een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 BW) gesloten. De dienst die [B.V. 2] heeft verricht is het samenvoegen van de opgedragen ingrediënten en het opslaan/bewaren van het mengsel om vervolgens een bepaald drankje en smaak te creëren. Uiteindelijk heeft [B.V. 1] de receptuur gewijzigd door bevroren citroenschillen in plaats van verse citroenschillen te leveren. Dit verklaart het verschil in smaak en alcohol. [B.V. 2] heeft [B.V. 1] gewezen op het verschil in gewicht van de bevroren citroenschillen en het aantal liters sap en ook dat bevroren citroenschillen de smaak kan beïnvloeden. [B.V. 2] heeft de opdracht en de daarbij behorende instructies van [B.V. 1] uitgevoerd met het thans bestaande drankje als resultaat.
[B.V. 1] heeft niet ingestemd met het voorstel van [B.V. 2] om tegen betaling extra ingrediënten toe te voegen. Daardoor verkeert [B.V. 1] in schuldeisersverzuim. Daarnaast heeft [B.V. 1] de algemene voorwaarden van [B.V. 2] aanvaard. De aansprakelijkheid van [B.V. 2] is daarin beperkt. [B.V. 2] doet voorts een beroep op verrekening, indien [B.V. 2] wordt veroordeeld tot betaling van een geldsom aan [B.V. 1] . [B.V. 1] heeft facturen voor in totaal € 6.120,40 onbetaald gelaten.
In reconventie
3.4.
[B.V. 2] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [B.V. 1] tot betaling van € 6.1240,40, te vermeerderen met handelsrente, en € 681,02 wegens buitengerechtelijke incassokosten. Ook vordert [B.V. 2] de veroordeling van [B.V. 1] in de proceskosten.
3.5.
[B.V. 2] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij voor [B.V. 1] werkzaamheden heeft verricht en dat zij recht heeft op vergoeding voor het bewaren/opslaan van zaken en op vergoeding van de elektrakosten voor de vrieskist ten behoeve van de bevroren citroenschillen. Voorts is [B.V. 1] huurgeld verschuldigd met betrekking tot een ton die is gebruikt om de batches limoncello in te bewaren. [B.V. 1] heeft facturen van in totaal € 6.1240,40 onbetaald gelaten. [B.V. 2] maakt om die reden ook aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten.
3.6.
[B.V. 1] heeft als verweer gevoerd dat slechts een vergoeding voor elektra voor de vrieskist is overeengekomen. Voor de overige gestelde kosten zijn geen afspraken gemaakt en die zijn om die reden niet toewijsbaar. Voor zover [B.V. 1] een bedrag verschuldigd is, doet zij een beroep op opschorting.

4.De beoordeling

4.1.
Aangezien de vordering in conventie en de vordering in reconventie nauw met elkaar samenhangen, zal de kantonrechter deze hierna gezamenlijk behandelen.
In conventie en in reconventie
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de overeenkomst tussen partijen dient te worden gekwalificeerd als aanneming van werk (artikel 7:750 BW). Met het brouwen van een limoncello in opdracht van [B.V. 1] is namelijk een werk van stoffelijke aard tot stand gebracht.
4.3.
De kantonrechter volgt de stelling van [B.V. 1] niet dat [B.V. 2] het werk ondeugdelijk heeft uitgevoerd om redenen als volgt.
[B.V. 2] heeft na het sluiten van de overeenkomst conform het recept van [B.V. 1] voor [B.V. 1] de batches 2021/01, 2021/02, 2021/03 en 2021/04 geproduceerd. Deze batches zijn door [B.V. 1] goed bevonden. Vervolgens zijn de batches 2021/05, 2021/06, 2021/07 en 2022/02 door [B.V. 2] geproduceerd. Kort samengevat heeft [B.V. 1] deze batches afgekeurd vanwege de kleur, de smaak, het te lage alcoholpercentage en het ontbreken van het ouzo-effect. [B.V. 1] stelt dat [B.V. 2] daardoor tekort is gekomen in de nakoming van de overeenkomst. [B.V. 2] heeft als verweer gevoerd dat deze batches niet aan de gestelde eisen voldoen, omdat [B.V. 1] voor deze batches bevroren citroenschillen heeft aangeleverd in plaats van verse citroenschillen zoals voorgeschreven in het aangeleverde recept van [B.V. 1] . [B.V. 2] voert aan dat zij [B.V. 1] hiervoor heeft gewaarschuwd. Dit verweer slaagt. Conform artikel 7:754 BW is de aannemer bij het uitvoeren van de overeenkomst verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Hetzelfde geldt in geval van gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, zoals de door [B.V. 1] geleverde citroenschillen. Op 7 april 2022 deelt [B.V. 2] in een e-mail het volgende mee: “
Hou er wel rekening mee dat de diepvries ook de smaak beïnvloed, daar de celstructuur bevriest en daarna ontdooit. Maar het is mogelijk.”. Volgens artikel 7:760, leden 2 en 3, BW komen de gevolgen van de ondeugdelijke uitvoering van het werk die is te wijten aan gebreken of ongeschiktheid van de in artikel 7:754 BW bedoelde zaken voor rekening van de opdrachtgever, voor zover de aannemer niet zijn waarschuwingsplicht heeft geschonden of anderszins met betrekking tot deze gebreken in deskundigheid of zorgvuldigheid tekort is geschoten.
Voldoende is vast komen te staan dat [B.V. 2] aan haar waarschuwingsplicht heeft voldaan.
Gelet op de door [B.V. 1] doorgevoerde wijziging in de receptuur lag het op de weg van [B.V. 1] om nader te onderbouwen dat de gebreken aan de limoncello te wijten waren aan [B.V. 2] , aangezien er verder niets in de werkwijze en receptuur is gewijzigd. Hoewel [B.V. 1] heeft gesteld dat zij het vermoeden had dat de eerste vier batches ook een te laag alcoholpercentage bevatte, heeft zij dit verder onvoldoende onderbouwd. Dat er een probleem was met de eerste vier batches, is dus niet vast komen te staan. Samengevat kan niet worden vastgesteld dat [B.V. 2] is tekortgeschoten. Dat brengt met zich dat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van [B.V. 2] jegens [B.V. 1] . [B.V. 1] heeft per brief van 14 september 2022 [B.V. 2] wegens wanprestatie aansprakelijk gesteld voor de schade. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [B.V. 1] de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden en vervangende schadevergoeding heeft gevorderd. Aangezien [B.V. 2] niet tekort is gekomen in de nakoming van de verplichtingen, was [B.V. 1] niet gerechtigd om de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. [B.V. 1] heeft om die reden ook geen recht op vergoeding van de door [B.V. 1] geleden schade en evenmin op terugbetaling van de betaalde facturen zoals gevorderd. De vordering in conventie zal dan ook worden afgewezen.
4.4.
[B.V. 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in conventie (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [B.V. 2] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2,00 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.221,00
4.5.
[B.V. 2] vordert in reconventie betaling van een viertal facturen. [B.V. 1] heeft gemotiveerd betwist dat, met uitzondering van een verbruiksvergoeding voor de elektra van de vrieskist, partijen nadere afspraken hebben gemaakt over de door [B.V. 2] gestelde gemaakte kosten. Gelet hierop lag het op de weg van [B.V. 2] om haar stelling nader te onderbouwen. Dit heeft zij onvoldoende gedaan. Uit de stukken volgt niet dat partijen over de gestelde kosten nadere afspraken hebben gemaakt, noch dat [B.V. 2] [B.V. 1] heeft gewaarschuwd voor extra kosten. Voorts heeft [B.V. 1] afstand gedaan van de laatste batch. Van bewaarneming kan om die reden geen sprake zijn. De kosten voor de elektra van de vrieskist in de facturen zijn bij elkaar opgeteld € 113,22 inclusief btw. De buitengerechtelijke incassokosten bedragen in dat geval € 40,00. [B.V. 1] komt geen beroep op opschorting toe, omdat [B.V. 2] niet tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De kantonrechter zal [B.V. 1] veroordelen tot betaling van voormelde bedragen, waarbij de veroordeling in de kosten voor de elektra wordt vermeerderd met de wettelijke handelsrente.
4.6.
Aangezien beide partijen over en weer deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in reconventie te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [B.V. 1] in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [B.V. 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
veroordeelt [B.V. 1] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [B.V. 2] een bedrag van € 113,22 inclusief btw wegens elektrakosten voor de vrieskist, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 6 september 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [B.V. 1] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [B.V. 2] een bedrag van € 40,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024.