ECLI:NL:RBZWB:2024:6448
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de invoering van kansspelbelasting en de gevolgen voor exploitanten van kansspelautomaten
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 september 2024, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die kansspelautomaten exploiteert. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die de bezwaren van de belanghebbende tegen de heffing van kansspelbelasting ongegrond heeft verklaard. De belanghebbende heeft in totaal € 1.625.258 aan kansspelbelasting voldaan voor de periode van 1 juli 2008 tot en met 28 februari 2011. De rechtbank concludeert dat de invoering van de kansspelbelasting geen individuele en buitensporige last voor de belanghebbende met zich heeft gebracht, aangezien de daling van het resultaat niet sterker is dan bij andere exploitanten van kansspelautomaten. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, maar constateert dat de redelijke termijn is overschreden in de procedures, wat leidt tot een toekenning van immateriële schadevergoeding in een andere procedure van een zusteronderneming. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht en proceskosten moet vergoeden.