ECLI:NL:RBZWB:2024:6452

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
C/02/426538 / JE RK 24-1658
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing en gesloten jeugdhulp voor minderjarige

Op 18 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008. De kinderrechter heeft een nadere beschikking gegeven over de verzoeken van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling optreedt in deze zaak. De kinderrechter heeft de verzoeken om (spoed)machtigingen tot uithuisplaatsing en gesloten jeugdhulp beoordeeld, waarbij de minderjarige op dat moment in een gesloten groep verbleef. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over het gedrag van [minderjarige], die zelfbepalend en agressief gedrag vertoont, en suïcidale uitspraken heeft gedaan. De kinderrechter heeft de eerder verleende spoedmachtigingen tot uithuisplaatsing en gesloten jeugdhulp in stand gelaten, maar heeft ook geoordeeld dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn, zoals plaatsing bij haar broer [naam 2]. De kinderrechter heeft daarom besloten dat [minderjarige] met ingang van 19 september 2024 bij haar broer geplaatst dient te worden, met de mogelijkheid om de huidige gesloten plaatsing te schorsen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze per direct van kracht is. De kinderrechter heeft de resterende verzoeken van de GI aangehouden tot een volgende mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer(s) : C/02/426436 / JE RK 24-1638 (spoedmachtiging uithuisplaatsing)
: C/02/426437 / JE RK 24-1639 (reguliere machtiging uithuisplaatsing)
: C/02/426538 / JE RK 24-1658 (spoedmachtiging gesloten jeugdhulp)
: C/02/426539 / JE RK 24-1659 (reguliere machtiging gesloten jeugdhulp)
Datum uitspraak: 18 september 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over (spoed)machtiging uithuisplaatsing en (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Tilburg , hierna te noemen: de GI,
over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [plaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. B.J.P. van Gils te Tilburg,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[minderjarige], voornoemd,
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat: mr. P.B.J. Dekker te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats 1] .

1.Het verdere verloop van de procedures

1.1.
Het procesdossier bevat de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 10 september 2024 en alle daarin genoemde stukken (C/02/426436 / JE RK 24-1638 en C/02/426437 / JE RK 24-1639);
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 13 september 2024 en alle daarin genoemde stukken (C/02/426538 / JE RK 24-1658 en C/02/426539 / JE RK 24-1659);
  • het op 17 september 2024 ontvangen bericht van mr. Van Gils, met bijlage;
  • het op 17 september 2024 ontvangen bericht van de GI, met als bijlage de instemmende verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper waarbij [minderjarige] feitelijk is onderzocht;
  • het op 17 september 2024 ontvangen bericht van de GI, met als bijlage een bericht van de ambulant begeleider van de vader d.d. 17 september 2024.
1.2.
Op 18 september 2024 heeft de kinderrechter de verzoeken in deze zaken, met gesloten deuren, gelijktijdig mondeling behandeld. Hierbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] , bijgestaan door mr. Van Gils;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Dekker;
  • twee vertegenwoordigsters namens de GI.
1.3.
De vader heeft zijn mening schriftelijk kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder, maar verbleef feitelijk laatst bij de vader.
2.3.
Bij nadere beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 29 augustus 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de duur van zes maanden, met ingang van 1 september 2024 tot 1 maart 2025, uitvoerbaar bij voorraad. Bij diezelfde beschikking is het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling pro forma aangehouden in afwachting van nader bericht van de GI.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 10 september 2024 is met spoed, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van twee weken, tot 24 september 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling op 18 september 2024.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 13 september 2024 is, zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verleend tot 27 september 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling op 18 september 2024.

3.De resterende verzoeken

3.1.
De kinderrechter dient, na het horen van partijen, te beoordelen of zich feiten en/of omstandigheden voordoen waardoor de spoedbeslissingen van 10 september 2024 en/of 13 september 2024 met ingang van heden dienen te worden herroepen (in de zaken C/02/426436 / JE RK 24-1638 en C/02/426538 / JE RK 24-1658).
3.2.
Daarnaast zijn nog aan de orde de resterende verzoeken van de GI (in de zaken C/02/426436 / JE RK 24-1638, C/02/426437 / JE RK 24-1639):
  • om met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van twee weken;
  • om (aansluitend) een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 1 maart 2025;
  • de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.3.
Daarnaast zijn nog aan de orde de resterende verzoeken van de GI (in de zaken C/02/426538 / JE RK 24-1658 en C/02/426539 / JE RK 24-1659):
  • om een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van twee weken;
  • om (aansluitend) een reguliere machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van zes maanden.
De GI heeft een afschrift van de verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper drs. [naam 1] van 17 september 2024 overgelegd, waaruit blijkt dat [minderjarige] feitelijk is onderzocht en dat de gedragswetenschapper instemt met de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp alsmede de reguliere machtiging gesloten jeugdhulp voor de verzochte duur.
3.4.
De GI heeft ter onderbouwing van de verzoeken, samengevat, aangegeven dat [minderjarige] zelfbepalend en agressief gedrag vertoont, dat zij suïcidale uitspraken heeft gedaan en dat zij meermaals is weggelopen. In verband hiermee is haar verblijf bij de moeder en vervolgens bij de vader onhoudbaar geworden. Gelet hierop heeft de GI met spoed verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen, welke machtiging op 10 september 2024 is verleend. Op basis daarvan is [minderjarige] vervolgens geplaatst op een open groep van [zorgorganisatie 1] te [plaats 2] ( [locatie] ). Echter, omdat zij daar zelfbepalend gedrag bleef vertonen, zij haar kamer en spullen heeft vernield en zij wederom suïcidale uitingen heeft gedaan en meermaals is weggelopen, kon zij ook daar niet langer verblijven. Gelet hierop zag de GI zich genoodzaakt om een verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp in te dienen, welke machtiging op 13 september 2024 is verleend. Op basis daarvan is [minderjarige] geplaatst op een gesloten groep bij [zorgorganisatie 2] te [plaats 3] , waar zij nu nog steeds verblijft.
3.5.
De GI is thans van mening dat de samenwerking met de moeder en [minderjarige] beter moet. Hoewel de vertegenwoordigster van de GI die tijdens de mondelinge behandeling aanwezig was niet kan ingaan op de namens [minderjarige] betwiste onderdelen in het verzoekschrift, is naar haar mening over het algemeen wel duidelijk dat de zorgen groot zijn. Vooral zorgelijk is dat het [minderjarige] soms zwart voor haar ogen wordt. De GI vindt het vervelend om te horen hoe [minderjarige] de gesloten plaatsing in [plaats 3] ervaart, maar de onveiligheid daar komt ook deels voort uit haar eigen gedrag. Gebleken is dat de ambulante hulpverlening vanuit [zorgorganisatie 3] in de vorm van 1-op-1 begeleiding niet toereikend is geweest voor het wegnemen van de zorgen. Daarnaast is zij bij [zorgorganisatie 1] meermaals weggelopen. Daarom heeft [zorgorganisatie 1] formeel aangegeven dat [minderjarige] daar nu niet kan terugkeren. Gelet hierop ziet de GI op dit moment geen andere mogelijkheden dan plaatsing van [minderjarige] op een gesloten groep. Daar zal zij eerst moeten stabiliseren en laten zien dat zij zich aan de regels kan houden. Aangezien wel wordt gezien dat de huidige groep in [plaats 3] niet de meest passende is, zal de GI in de komende periode zoeken naar een meer passende gesloten groep.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige] heeft, samengevat, het volgende aangegeven. Normaal gesproken typeert zij zichzelf als behulpzaam en sociaal. Maar op de gesloten groep voelt zij zich vooral angstig, onveilig en eenzaam. Zij wordt gepest en buitengesloten, zij sluit zich af van de buitenwereld en kan moeilijk eten. Zij doet niets anders dan huilen en het liefste trekt zij zich volledig terug. De jongeren op de groep gebruiken volgens [minderjarige] allerlei soorten drugs. Zij is bang dat zij door hen wordt gedwongen om ook drugs te gebruiken. Daarnaast is zij bang dat zij geen toekomst meer heeft. Gisteren is zij bovendien voor haar eigen veiligheid opgesloten in een kamer, omdat een andere jongere haar iets wilde aandoen. Ook zetten de jongens op de groep alleen maar porno op. Wanneer zij daar wat van zegt, wordt zij uitgemaakt voor hoer. [minderjarige] wil graag terugkeren naar school en omgaan met leeftijdsgenoten. Maar de jeugdbeschermer zit [minderjarige] hierbij dwars. [minderjarige] vindt het ook vervelend dat zij alleen maar te horen krijgt wat zij allemaal fout doet. Op de vraag waar zij nu naartoe moet, stelt [minderjarige] dat zij bij haar broer [naam 2] kan verblijven. Afgelopen zomer is zij bij hem verbleven en dat ging goed.
4.2.
Namens [minderjarige] heeft mr. Van Gils, samengevat, het volgende aangevoerd. Allereerst complimenteert de advocaat [minderjarige] dat zij goed in gesprek is gegaan met de rechter. Belangrijk is ook om de positieve punten te benoemen. Met betrekking tot de zorgen stelt de advocaat dat het verzoekschrift veel onwaarheden bevat. Vermeld wordt dat [minderjarige] de arm van haar moeder opzettelijk heeft gebroken, maar dat is een ongeluk geweest. [minderjarige] zou betrokken zijn geweest bij een steekincident, maar zij is enkel gehoord als getuige. Omdat [minderjarige] zichzelf had opgesloten in de kamer toen haar tantes langskwamen en de deur was gebarricadeerd, heeft zij gezegd dat zij dan maar via het raam naar buiten moet gaan. Dit was dan ook geen suïcidale uitspraak. Het zelfbepalende gedrag dat [minderjarige] bij [zorgorganisatie 3] zou hebben vertoond, is niet nader geconcretiseerd. Althans daaruit kan niet worden afgeleid dat dit gedrag een gesloten plaatsing rechtvaardigt. Ten slotte heeft [minderjarige] geen geld van haar moeder gestolen. Het geld dat zij gepakt heeft, was namelijk van haarzelf. Afgezien hiervan erkent de advocaat dat er zorgen zijn en dat er hulp nodig is. Maar die hulp kan, naar de mening van de advocaat, in een open setting worden ingezet. Terugplaatsing bij de moeder is op dit moment niet mogelijk. Maar [minderjarige] kan bij haar broer [naam 2] dan wel op een open groep verblijven. De advocaat heeft een afschrift van een schrijven van [naam 2] overgelegd, waaruit blijkt dat hij de gestelde zorgen over [minderjarige] niet herkent, dat [minderjarige] zich in de zomervakantie goed heeft gedragen en dat zij thans bij hem kan verblijven mits er duidelijke voorwaarden worden opgesteld.
4.3.
Namens en door de moeder is, samengevat, het volgende aangevoerd. Het valt niet goed te praten dat [minderjarige] thuis alles kapotgemaakt heeft. De moeder vindt dat [minderjarige] hulp nodig heeft. Hier wordt al jaren om gevraagd, maar dit komt niet van de grond en beloften worden niet nagekomen. Vanwege een eerdere uithuisplaatsing kampt [minderjarige] met trauma’s. De kinderrechter heeft daarom tijdens de eerdere mondelinge behandeling in augustus 2024 duidelijk aangegeven dat met een eventuele nieuwe uithuisplaatsing voorzichtig moet worden omgegaan. De moeder begrijpt daarom niet dat de GI, nadat [minderjarige] bij [zorgorganisatie 1] was weggelopen, direct heeft ingezet op een gesloten plaatsing. In tegenstelling tot wat er in het verzoekschrift wordt vermeld, stemt de moeder overigens niet in met een gesloten plaatsing. Hoewel de moeder erkent dat [minderjarige] op dit moment niet bij haar kan worden teruggeplaatst, zijn er naar haar mening mogelijkheden om haar op een open groep te plaatsen dan wel bij haar broer [naam 2] .
4.4.
De vader heeft via een schrijven van zijn begeleider, samengevat, aangegeven dat hij instemt met het verzoek, hoewel het naar zijn mening niet zo ver had hoeven komen als er eerder naar hem zou zijn geluisterd en de afspraken zouden zijn nagekomen.

5.De nadere beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat ook als niet alles wat in het verzoekschrift wordt vermeld één op één zou kloppen, duidelijk is dat de zorgen over [minderjarige] groot zijn en dat er hulp nodig is om die zorgen weg te nemen. Dit wordt door de belanghebbenden ook niet betwist. Echter, naar het oordeel van de kinderrechter zit [minderjarige] totaal niet op haar plek bij [zorgorganisatie 2] in [plaats 3] . De GI heeft ook erkend dat [minderjarige] op dit moment niet op een passende plek zit.
5.2.
De kinderrechter overweegt daarom als volgt.
5.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 13 september 2024 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verleend voor de duur van twee weken, tot 27 september 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden. Deze beslissing is gegeven zonder dat partijen daaraan voorafgaand zijn gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen kenbaar te maken. Naar aanleiding daarvan is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat er sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden waardoor de spoedbeslissing van 13 september 2024 met ingang van heden zou moeten worden herroepen. De kinderrechter laat deze spoedmachtiging gesloten jeugdhulp dus in stand. De kinderrechter ziet evenmin aanleiding om de spoedbeslissing van 10 september 2024 - waarbij met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] op een open groep is verleend - te herroepen.
5.4.
Echter, nu [naam 2] (de broer van [minderjarige] ) heeft aangegeven dat [minderjarige] in de afgelopen zomer bij hem is verbleven, dat dit verblijf positief is verlopen en dat [minderjarige] op dit moment tijdelijk bij hem kan verblijven mits er duidelijke voorwaarden worden gesteld, zijn er naar het oordeel van de kinderrechter op dit moment minder ingrijpende mogelijkheden dan een gesloten plaatsing om voormelde zorgen weg te nemen. [minderjarige] dient daarom met ingang van morgen (donderdag 19 september 2024) bij broer [naam 2] te worden geplaatst. De huidige spoedmachtiging gesloten jeugdhulp zal dan worden geschorst. Op basis van de voorliggende verzoeken ziet de kinderrechter voldoende aanknopingspunten om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (bij broer [naam 2] ) te verlenen tot 27 september 2024, ook al is daar niet om verzocht. Van daaruit dient de GI te zoeken naar een meer passende plaats waar [minderjarige] langere tijd kan verblijven. Hoewel de kinderrechter op basis van de hem beschikbare informatie weinig zicht heeft op de opvoedsituatie van [naam 2] en die plaatsing in die zin dus een risico is, weegt dit, naar het oordeel van de kinderrechter, niet op tegen de nadelen van de huidige plaatsing bij [zorgorganisatie 2] .
5.5.
De beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij haar broer zal, gelet op het spoedeisende karakter daarvan, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dit betekent dat die beslissing per direct uitvoerbaar is en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst.
5.6.
Van belang is wel dat de plaatsing van [minderjarige] bij [naam 2] goed wordt geborgd. Aan de GI wordt daarom verzocht om (met spoed) in te zetten op een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Deze voorbereiding zal enige tijd in beslag nemen. De kinderrechter zal de in deze zaak nog voorliggende verzoeken (over spoedmachtiging uithuisplaatsing, reguliere machtiging uithuisplaatsing, spoedmachtiging gesloten jeugdhulp en reguliere machtiging gesloten jeugdhulp) daarom aanhouden tot hierna te noemen dag en tijdstip waarop de mondelinge behandeling zal worden voortgezet. Gelet op de korte termijn totdat de huidige spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afloopt, te weten 27 september 2024, is dit de enige mogelijkheid gebleken. Het door de GI nog in te dienen verzoek voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp zal dan gelijktijdig mondeling worden behandeld. Indien het de GI onverhoopt niet zal lukken om voor die datum een dergelijk verzoek in te dienen, zal de kinderrechter tijdens de volgende mondelinge behandeling beslissen over de resterende nog voorliggende verzoeken in deze zaak.
5.7.
Om deze ingeslagen weg te laten slagen, is het van groot belang dat [minderjarige] deze kans met beide handen aanpakt en dat zij zich zal houden aan de regels en voorwaarden, dat zij niet zal weglopen en dat zij zich niet anderszins aan de noodzakelijk geachte zorg zal onttrekken. Indien de plaatsing bij [naam 2] onverhoopt onhoudbaar blijkt of wordt, dan kan de GI beslissen om [minderjarige] op basis van de huidige (geschorste) spoedmachtiging gesloten jeugdhulp wederom te plaatsen op een gesloten groep. Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent, uitvoerbaar bij voorraad, met onmiddellijke ingang een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (bij broer [naam 2] ), tot 27 september 2024; de overwegingen van 5.3 en 5.7 zijn hierop ook van toepassing;
6.2.
houdt de beslissing op de resterende verzoeken over spoedmachtiging uithuisplaatsing, reguliere machtiging uithuisplaatsing, spoedmachtiging gesloten jeugdhulp en reguliere machtiging gesloten jeugdhulp aan tot de mondelinge behandeling op
[datum] 2024 om [tijd], bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
6.3.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor [minderjarige] en haar advocaat, de moeder en haar advocaat, de vader en de GI;
6.4.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier, en schriftelijk vastgesteld op 19 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.