ECLI:NL:RBZWB:2024:6469

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
10661489 \ CV EXPL 23-2418 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • P. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake huur van woonruimte

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.G. Evers, had verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 15 maart 2023, waarin VKL International B.V. als gedaagde partij was opgetreden. De procedure betrof de vraag of er een huurovereenkomst voor woonruimte bestond tussen de eiser en VKL. Tijdens de bewijslevering is gebleken dat de eiser nooit bij de woning is geweest en geen sleutel heeft ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de overeenkomst per 1 januari 2023 was beëindigd. De getuigenverklaringen van de eiser en een derde partij, [naam 1], werden als onvoldoende bewijs beschouwd, maar de kantonrechter oordeelde dat de eiser wel voldoende bewijs had geleverd om de stelling van VKL dat er sprake was van een huurovereenkomst te ontzenuwen. De kantonrechter heeft het verzet gegrond verklaard, het verstekvonnis vernietigd en de vorderingen van VKL afgewezen. VKL is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de eiser vergoeden, die zijn begroot op € 839,00.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10661489 \ CV EXPL 23-2418
Vonnis van 18 september 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij in het verzet,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.G. Evers,
tegen
VKL INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Oudenbosch,
gedaagde partij in het verzet,
hierna te noemen: VKL,
gemachtigde: mr. J.B. Bogaart.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 december 2023 en de daarin genoemde stukken,
- de akte uitlaten bewijslevering van [eiser] , met producties,
- het getuigenverhoor van 22 april 2024, waarvan een proces-verbaal is gemaakt,
- de akte na getuigenverhoor van VKL, met productie,
- de antwoordakte van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 20 december 2023 is [eiser] toegelaten om tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen stelling dat sprake is van een overeenkomst voor de huur van woonruimte aan [adres] . Ook is [eiser] toegelaten om te bewijzen dat de tussen partijen gesloten overeenkomst door hem is beëindigd per 1 januari 2023.
2.2.
Op 22 april 2024 heeft een getuigenverhoor plaatsgevonden. [eiser] is gehoord. Hij heeft – samengevat – het volgende verklaard en daarbij WhatsApp-berichten en een advertentie op zijn telefoon getoond:
[eiser] woonde in Zwitserland en wilde terug naar Nederland. Daarvoor had hij een inschrijfadres nodig. [eiser] werd door de heer [naam 1] op een advertentie voor een inschrijfadres gewezen, waarna hij telefonisch contact heeft opgenomen met een man genaamd [naam 2] of [naam 3] . In een Whatsapp-bericht van 14 augustus 2020 aan [eiser] is de afspraak door [naam 2] bevestigd. Het telefoonnummer waarvan het bericht afkomstig is, komt overeen met het nummer uit de advertentie. Het telefoonnummer staat als [naam 3] in de telefoon van [eiser] . [eiser] heeft met deze man in Dordrecht afgesproken. Tijdens het gesprek is een formulier getekend, waarop staat dat [eiser] € 150,00 aan huur, € 150,00 aan borg en € 100,00 voor het gesprek heeft betaald. Het formulier is ondertekend door [naam 3] . De man met wie [eiser] het gesprek in Dordrecht had, is ook met [eiser] naar de gemeente geweest voor de inschrijving. [eiser] is nooit bij de woning geweest en heeft nooit een sleutel ontvangen. De bedragen voor het briefadres zijn zowel contant als een paar keer via bankoverschrijving betaald. [eiser] heeft de overeenkomst telefonisch beëindigd. Hij heeft daarvoor gesproken met [naam 2] of [naam 3] .
2.3.
Na zijn verhoor, maar nog tijdens de zitting, werd [eiser] op zijn mobiele telefoon gebeld. [eiser] heeft zijn telefoon op de luidspreker gezet. De man die belde deelde mee dat hij gebeld was door dit telefoonnummer. Op vragen van de kantonrechter gaf hij aan [naam 2] te heten. De man gaf verder aan [eiser] niet te kennen en geen pand in Dordrecht te hebben. Ook zei de naam [naam 3] hem niets. Na het gesprek is de telefoon van [eiser] met zijn instemming bekeken. Gebleken is dat de man belde met het telefoonnummer dat in de advertentie is genoemd.
2.4.
Vervolgens is de heer P. [naam 1] gehoord. Hij heeft – samengevat – het volgende verklaard:
[eiser] verbleef bij [naam 1] als hij vanuit Zwitserland naar Nederland kwam. [naam 1] heeft [eiser] op de advertentie gewezen. Hij had verder geen bemoeienis met het briefadres. [naam 1] wist dat [eiser] € 150,00 per maand moest betalen. Hij wist niet of en wanneer de overeenkomst was beëindigd. De dochter van [naam 1] heeft één keer per bankoverschrijving € 300,00 betaald voor twee maanden huur. [naam 1] is zzp’er en heeft de hele dag vrij genomen om bij het verhoor aanwezig te zijn.
2.5.
Bij akte heeft VKL aangevoerd dat zowel [eiser] als [naam 1] tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd. [eiser] heeft tijdens het verhoor erkend dat hij de huurovereenkomst heeft getekend. Bij gebrek aan wetenschap betwist VKL dat de dochter van [naam 1] weleens de huur heeft betaald. [eiser] geldt als partijgetuige. Ook [naam 1] moet als partijgetuige worden aangemerkt, nu hij een zeer goede vriend van [eiser] is. De verklaringen kunnen daarom enkel voordeel voor [eiser] opleveren, indien deze strekken ter aanvulling van onvolledig bewijs.
2.6.
In artikel 163 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat een getuigenverklaring slechts als bewijs kan dienen, voor zover zij betrekking heeft op aan de getuige uit eigen waarneming bekende feiten. Partijen kunnen zelf als getuige optreden. Daarover is echter in artikel 164 Rv bepaald dat een partijverklaring over de door deze partij te bewijzen feiten geen bewijs in diens voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs.
2.7.
[eiser] is een partijgetuige. Zijn verklaring kan daarom alleen bewijs in zijn voordeel opleveren, als de verklaring ter aanvulling is van onvolledig bewijs. De kantonrechter oordeelt dat daar in dit geval sprake van is. Eerder zijn al het formulier waarop de betalingen van € 150,00 staan, de betaalbewijzen en de inschrijving in de BRP overgelegd. Deze bewijzen zijn zodanig sterk en betreffen zodanig essentiële punten, dat zij de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken. In geschil is namelijk of sprake is van een huurovereenkomst dan wel een overeenkomst voor het aanhouden van een briefadres en welk bedrag daarvoor maandelijks moest worden betaald. Dit maakt dat de verklaring van [eiser] strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs.
2.8.
Anders dan door VKL betoogd, is [naam 1] niet als partijgetuige in de zin van artikel 164 Rv aan te merken. [naam 1] is immers geen partij in deze procedure. De waardering van de verklaring van [naam 1] is daarom aan het oordeel van de kantonrechter overgelaten. Datzelfde geldt voor de eerdere schriftelijke verklaring van [naam 1] .
2.9.
Hoewel VKL terecht heeft gewezen op enkele tegenstrijdigheden in de verklaringen, maakt dit voor de waardering daarvan in dit geval niet uit. Het gaat namelijk om tegenstrijdigheden die niet of in mindere mate van belang zijn voor de bewijsopdracht. Zo is het irrelevant of [eiser] de huurovereenkomst wel of niet aan de Belastingdienst moest laten zien, op welke site de betreffende advertentie stond en hoe vaak [eiser] bij [naam 1] verbleef. De kantonrechter neemt de verklaringen daarom mee in de verdere beoordeling van de zaak.
2.10.
De getuigenverklaringen van [eiser] en [naam 1] sluiten aan bij de eerdere schriftelijke verklaring van [naam 1] en de afgelegde verklaring van de mondelinge behandeling van de zaak op 10 oktober 2023 en het eerder overgelegde bewijs: het formulier waarop de betalingen van € 150,00 staan, de betaalbewijzen en de inschrijving in de BRP. De verklaring van [eiser] sluit ook aan bij de getoonde advertentie en het Whatsapp-bericht. Daar komt bij dat [eiser] tijdens de zitting werd gebeld door een persoon die [eiser] niet stelt te kennen en niets weet van een pand in Dordrecht, wat haaks staat op de inhoud van het getoonde Whatsapp-bericht. Verder weegt de kantonrechter mee dat [eiser] onweersproken heeft gesteld dat de instemming van de verhuurder vereist is voor het inschrijven in de BRP op een briefadres en dat [naam 2] of [naam 3] met hem naar de gemeente is geweest voor de inschrijving. Aangezien [eiser] in de BRP met een briefadres op het adres stond ingeschreven, leidt de kantonrechter daaruit af dat VKL aan die inschrijving heeft meegewerkt.
2.11.
Met het door [eiser] geleverde tegenbewijs, bestaande uit de eerder overgelegde stukken, het getuigenverhoor, de getoonde advertentie en het Whatsapp-bericht heeft hij de stelling van VKL dat sprake is van een huurovereenkomst voor een woning voldoende ontzenuwd. Op dit punt is [eiser] dan ook geslaagd in de bewijsopdracht.
2.12.
[eiser] is niet geslaagd in zijn bewijsopdracht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst is beëindigd per 1 januari 2023.
[naam 1] heeft tijdens het getuigenverhoor verklaard dat hij niet weet of en wanneer de overeenkomst is opgezegd. Nu aan de verklaring van [eiser] geen aanvullend bewijs van zijn stelling ten grondslag ligt, kan zijn verklaring geen bewijs in zijn voordeel opleveren.
De kantonrechter herhaalt daarom dat zij ervan uitgaat dat de overeenkomst in ieder geval per 1 september 2023 is geëindigd, zoals in 4.11 van het vonnis van 20 december 2023 is overwogen.
2.13.
Gelet op het voornoemde en de omstandigheid dat VKL heeft afgezien van nadere bewijslevering, concludeert de kantonrechter dat niet vast is komen te staan dat sprake is van een overeenkomst voor de huur van woonruimte. Omdat VKL haar vordering heeft gebaseerd op de huurovereenkomst, zal de vordering van VKL als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. Dit heeft tot gevolg dat het verzet van [eiser] gegrond wordt verklaard en dat het eerder tussen partijen gewezen verstekvonnis wordt vernietigd.
2.14.
VKL is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kosten voor uitbrengen van de verzetdagvaarding blijven op grond van artikel 141 Rv voor rekening van [eiser] . De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
595,00
(2,5 punten × € 238,00)
- taxe getuige
125,00
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
839,00

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart het verzet gegrond,
3.2.
vernietigt het verstekvonnis van 15 maart 2023 van de kantonrechter te Bergen op Zoom, gewezen onder zaaknummer 1028580 CV EXPL 23-125,
en opnieuw rechtdoende:
3.3.
wijst de vorderingen van VKL af,
3.4.
veroordeelt VKL in de proceskosten van € 839,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als VKL niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.