Uitspraak
1.De procedure
- het getuigenverhoor van 22 april 2024, waarvan een proces-verbaal is gemaakt,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.G. Evers, had verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 15 maart 2023, waarin VKL International B.V. als gedaagde partij was opgetreden. De procedure betrof de vraag of er een huurovereenkomst voor woonruimte bestond tussen de eiser en VKL. Tijdens de bewijslevering is gebleken dat de eiser nooit bij de woning is geweest en geen sleutel heeft ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de overeenkomst per 1 januari 2023 was beëindigd. De getuigenverklaringen van de eiser en een derde partij, [naam 1], werden als onvoldoende bewijs beschouwd, maar de kantonrechter oordeelde dat de eiser wel voldoende bewijs had geleverd om de stelling van VKL dat er sprake was van een huurovereenkomst te ontzenuwen. De kantonrechter heeft het verzet gegrond verklaard, het verstekvonnis vernietigd en de vorderingen van VKL afgewezen. VKL is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de eiser vergoeden, die zijn begroot op € 839,00.