In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag en de vaststelling van een omgangsregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008. De man, vertegenwoordigd door mr. P.H. Kramer, heeft verzocht om het eenhoofdig gezag over [minderjarige] en om een omgangsregeling met de vrouw, die wordt vertegenwoordigd door mr. J. Schuttkowski. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw al geruime tijd geen contact heeft gehad met [minderjarige] en dat er onvoldoende communicatie is tussen de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de man met het eenhoofdig gezag te belasten, gezien de huidige situatie waarin [minderjarige] al meer dan anderhalf jaar bij de man verblijft en de vrouw geen invulling geeft aan haar gezag. De rechtbank heeft het verzoek van de man toegewezen en de vrouw het gezag over [minderjarige] ontnomen. Tevens is er een omgangsregeling vastgesteld waarbij de vrouw en [minderjarige] recht hebben op omgang met elkaar, met de nadruk op contactherstel onder begeleiding van hulpverlening. De overige verzoeken van de man zijn afgewezen, aangezien hij geen belang meer heeft bij deze verzoeken nu het gezag aan hem is toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.