In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag en de omgangsregeling van twee minderjarigen, geboren in 2011. De vrouw, verzoekster, heeft verzocht om een wijziging van het gezag over de kinderen, terwijl de man, verweerder, zijn verzoek tot vaststelling van een zorgregeling heeft ingetrokken. De rechtbank heeft geconstateerd dat de man de minderjarigen al geruime tijd niet heeft gezien en dat er onvoldoende communicatie tussen de ouders is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de beslissing omtrent het gezag aan te houden, maar de rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vrouw alleen het gezag over de kinderen zal uitoefenen, gezien de omstandigheden en de instemming van de man.
Daarnaast heeft de rechtbank een informatieregeling vastgesteld, waarbij de vrouw de man elk kwartaal zal informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen, zoals school, gezondheid en hobby's. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van een hoger beroep. De rechtbank heeft de overige verzoeken van partijen afgewezen, maar heeft de omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen in onderling overleg vastgelegd, rekening houdend met de wensen van de kinderen.