ECLI:NL:RBZWB:2024:6480

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
C/02/395242 / FA RK 22-951
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezag en omgangsregeling in een familiezakenprocedure met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag en de omgangsregeling van twee minderjarigen, geboren in 2011. De vrouw, verzoekster, heeft verzocht om een wijziging van het gezag over de kinderen, terwijl de man, verweerder, zijn verzoek tot vaststelling van een zorgregeling heeft ingetrokken. De rechtbank heeft geconstateerd dat de man de minderjarigen al geruime tijd niet heeft gezien en dat er onvoldoende communicatie tussen de ouders is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de beslissing omtrent het gezag aan te houden, maar de rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vrouw alleen het gezag over de kinderen zal uitoefenen, gezien de omstandigheden en de instemming van de man.

Daarnaast heeft de rechtbank een informatieregeling vastgesteld, waarbij de vrouw de man elk kwartaal zal informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen, zoals school, gezondheid en hobby's. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van een hoger beroep. De rechtbank heeft de overige verzoeken van partijen afgewezen, maar heeft de omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen in onderling overleg vastgelegd, rekening houdend met de wensen van de kinderen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Middelburg
Zaaknummer: C/02/395242 / FA RK 22-951
Datum uitspraak: 17 september 2024
(nadere) beschikking betreffende wijziging gezag en wijziging verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg,
tegen
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerder,
advocaat: mr. M.C.M.E. Schijvenaars te Vlissingen,
over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2011, hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2011, hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het verdere procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 11 mei 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- de op 4 september 2023 ontvangen rapportage van de zorgaanbieder en Kind in Scheiding Zeeland van 8 augustus 2023;
- de brief van de Raad van 4 oktober 2023;
- het rapport van de Raad van 23 februari 2024;
- het F9-formulier van 26 maart 2024 van mr. Kouijzer;
- het F9-formulier van 2 april 2024 van mr. Schijvenaars;
- de brief van mr. Schijvenaars van 5 augustus 2024;
- het F9-formulier van mr. Kouijzer van 6 augustus 2024;
- het F9-formulier van mr. Schijvenaars van 6 augustus 2024.

2.De (verdere) beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar de beschikking van 11 mei 2023. Middels die beschikking is de beschikking van 8 mei 2020 van deze rechtbank en het daaraan gehechte en door de griffier gewaarmerkte ouderschapsplan gewijzigd en bepaald dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen dient te voldoen van € 25,- per kind per maand. De beslissing op de verzoeken omtrent het ouderlijk gezag en de zorgregeling is aangehouden tot 5 september 2023 PRO FORMA in afwachting van de afsluitende rapportage in het kader van het Uniform Hulpaanbod.
2.2
Uit de rapportage van de zorgaanbieder en Kind in Scheiding Zeeland van 8 augustus 2023 blijkt dat de gestelde doelen niet zijn behaald. Kind in Scheiding Zeeland heeft een terugmelding van een niet geslaagd traject aan de Raad gedaan.
2.3
Uit het rapport van 23 februari 2024 van de Raad blijkt dat de Raad adviseert de beslissing op de verzoeken omtrent het gezag en de verdeling van de verzorgings- en opvoedtaken aan te houden voor de duur van 12 maanden, in afwachting van de inzet van hulpverlening.
2.4
Bij brief van 5 augustus 2024 heeft de man zijn verzoek tot vaststelling van een zorgregeling ingetrokken. Eveneens heeft de man door middel van deze brief kenbaar gemaakt dat hij niet langer verweer voert tegen het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag, in die zin dat zij voortaan eenhoofdig het gezag over de minderjarigen uitoefent.
2.5
Uit het F9-formulier van 6 augustus 2024 van mr. Kouijzer blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat de vrouw de man elk kwartaal zal informeren over de kinderen (school, gezondheid en hobby’s) en van hen een recente foto zal overleggen. De vrouw verzoekt de rechtbank deze informatieregeling in de beschikking vast te leggen en zonder het houden van een mondelinge behandeling op de verzoeken te beslissen. Uit het F9-formulier van 6 augustus 2024 van mr. Schijvenaars blijkt dat ook de man verzoekt voornoemde informatieregeling in de beschikking vast te leggen en zonder het houden van een mondelinge behandeling op de verzoeken te beslissen.
Wijziging gezag
2.6
In artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de rechter op verzoek van de ouders die niet met elkaar zijn getrouwd of een van hen het gezamenlijk gezag kan beëindigen. Dan kan als de omstandigheden zijn veranderd sinds de ouders samen het gezag hebben gekregen of als de rechtbank van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan toen hij het gezamenlijk gezag heeft vastgesteld. In dat geval beslist de rechtbank wie van de ouders voortaan alleen het gezag over het kind krijgt. In artikel 1:253n lid 1 BW staat dat artikel 1:251a lid 1 BW van toepassing is. In dat artikel staat dat de rechter kan beslissen dat het gezag over een kind naar één ouder gaat als er een onacceptabel risico is dat, als allebei de ouders het gezag houden, dit kind erg klem komt te zitten tussen die ouders en het er niet naar uitziet dat dit binnen korte tijd verbetert of als een verandering van het gezag op een andere manier in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.7
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een situatie waarin partijen niet in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. Uit het door de Raad overgelegde rapport en de rapportage van Kind in Scheiding Zeeland blijkt dat partijen er nog niet in zijn geslaagd om adequaat met elkaar te communiceren en samen beslissingen te nemen over de minderjarigen. Het minimale vermogen van ouders tot positieve communicatie ontbreekt. Gebleken is dat het door de Raad geadviseerde hulpverleningstraject niet is ingezet. Daarnaast constateert de rechtbank dat de man de minderjarigen al geruime tijd niet meer heeft gezien. Dit maakt dat de man onvoldoende op de hoogte is van de ontwikkeling van de minderjarigen om (samen met de vrouw) beslissingen te nemen in het belang van de minderjarigen. Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank noodzaak tot aanpassing van de gezagsregeling. De man wenst, gezien zijn instemming met het verzoek, ook geen verweer te voeren tegen de door de vrouw verzochte wijziging van het gezag. In dit verband benoemt hij dat hij ziet dat de vrouw op adequate wijze het gezag over de kinderen uitoefent. Dit mede in acht nemende zal de rechtbank het verzoek van de vrouw dan ook toewijzen.
Omgang
2.8
Bij brief van 5 augustus 2024 heeft de man zijn verzoek tot vaststelling van een zorgregeling ingetrokken. Gelet op deze intrekking hoeft dit verzoek niet meer te worden beoordeeld. De rechtbank zal dit verzoek dan ook afwijzen.
Het verzoek van de vrouw om, naar de rechtbank begrijpt onder wijziging van de beschikking van 8 mei 2020 en artikel 3.1 van het daarvan deelmakende ouderschapsplan, te bepalen dat partijen in onderling overleg contactmomenten kunnen plannen, waarbij in sterke mate rekening wordt gehouden met de wensen van de minderjarigen, zal de rechtbank toewijzen. Deze regeling acht de rechtbank gezien het advies van de Raad om de minderjarigen niet te dwingen het contact met de man aan te gaan op dit moment passend.
Informatieregeling
2.9
In artikel 1:377b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) staat dat de ouder met gezag over een kind informatie moet geven aan de ouder zonder gezag over het kind over hoe het met het kind gaat. Het gaat om informatie over belangrijke zaken over de persoon en het vermogen van het kind. Ook moet de ouder die het gezag over een kind heeft de ouder die geen gezag heeft, raadplegen bij beslissingen die hij of zij over het kind neemt. Dat kan ook met de hulp van een tussenpersoon. De rechtbank kan op verzoek van een ouder over dit onderwerp een regeling vaststellen.
2.1
Uit de door partijen overgelegde F9-formulieren blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een informatieregeling. Partijen zijn overeengekomen dat de vrouw de man elk kwartaal zal informeren over de minderjarigen (school, gezondheid en hobby’s) en van hen een recente foto zal overleggen. De rechtbank is van oordeel dat deze regeling in het belang van de minderjarigen is en zal de tussen partijen overeengekomen informatieregeling op onderstaande wijze vastleggen.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.11
De rechtbank zal de beslissing voor wat betreft het gezag, de omgangs- en informatieregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1
bepaalt dat de vrouw voortaan alleen het gezag heeft over [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2011 en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2011;
3.2
bepaalt, onder wijziging van de beschikking van 8 mei 2020 en artikel 3.1 van het daarvan deelmakende ouderschapsplan, ten aanzien van de omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen, dat partijen in onderling overleg contactmomenten kunnen plannen, waarbij in sterke mate rekening wordt gehouden met de wensen van de minderjarigen;
3.3
bepaalt dat de vrouw de man uiterlijk eenmaal per kwartaal schriftelijk informeert over belangrijke gebeurtenissen rondom de minderjarigen, waarbij informatie wordt gegeven over hun schoolprestaties, gezondheid, hobby’s en activiteiten en waarbij ook een goed lijkende foto van de minderjarigen wordt overgelegd;
3.4
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.