ECLI:NL:RBZWB:2024:6500

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
10820704 CV EXPL 23-4881 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake non-conformiteit bij aankoop tweedehands auto

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een verstekvonnis dat is uitgesproken in een geschil over de aankoop van een tweedehands auto. De opposant, vertegenwoordigd door mr. M.C.A.M. van der Meer, heeft een Opel Corsa gekocht van de geopposeerde, die werd vertegenwoordigd door mr. T.M. ten Velde. Na de aankoop bleek de auto non-conform te zijn, wat leidde tot een buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst door de geopposeerde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de geopposeerde recht had op kosteloos herstel van de auto, maar dat de opposant dit niet heeft aangeboden. De kantonrechter oordeelde dat de geopposeerde de overeenkomst terecht heeft ontbonden en dat de opposant de koopprijs van € 5.000,00 moet terugbetalen. De wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 januari 2023 tot aan de dag van volledige voldoening is ook toegewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de opposant, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 4 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10820704 \ CV EXPL 23-4881
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
[opposant],
te [plaats 1] ,
opposant,
hierna te noemen: [opposant] ,
gemachtigde: mr. M.C.A.M. van der Meer,
tegen
[geopposeerde],
te [plaats 2] ,
geopposeerde,
hierna te noemen: [geopposeerde] ,
gemachtigde: mr. T.M. ten Velde.

1.Waar de zaak over gaat

Deze zaak gaat over of de vraag of [geopposeerde] de koopovereenkomst voor de auto die zij heeft gekocht van [opposant] buitengerechtelijk mocht ontbinden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 februari 2024;
- de mondelinge behandeling van 7 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

Tussen partijen staan de volgende relevante feiten vast:
a. [geopposeerde] heeft een Opel Corsa met [kenteken] gekocht van [opposant] . De onderhandelingen over de (prijs van de) auto zijn gestart op
12 februari 2022. Op 12 maart 2022 heeft een wijziging in de tenaamstelling plaatsgevonden;
enkele dagen na aankoop van de auto brandde een controlelamp in de auto en moest de auto naar de garage. [opposant] heeft daarop de motor vervangen;
enige tijd later was er opnieuw een probleem met de auto en heeft [geopposeerde] de auto naar [opposant] gebracht. [geopposeerde] heeft dit in augustus aan [opposant] gemeld;
[opposant] wilde het gebrek verhelpen tegen betaling van een bedrag van tussen de
€ 170,00 en € 200,00 voor onderdelen die vervangen moesten worden;
per 3 oktober 2022 is het (voormalig) autobedrijf van [opposant] , [bedrijf van opposant] , uitgeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel
bij brief van 20 december 2022 heeft [geopposeerde] de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en het aankoopbedrag teruggevorderd;
[geopposeerde] heeft geen reactie op haar brief ontvangen.

4.Waar de kantonrechter over moet oordelen

4.1.
Bij de op 11 januari 2023 uitgebrachte dagvaarding heeft [geopposeerde] in de verstekzaak, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd [opposant] te veroordelen tot betaling van € 5.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van [opposant] in de proceskosten.
4.2.
[opposant] is niet verschenen, waarna bij verstekvonnis van 10 mei 2023 de vorderingen van [geopposeerde] zijn toegewezen.
4.3.
Bij dagvaarding van 20 november 2023 is [opposant] in verzet gekomen van dat verstekvonnis. [opposant] vordert primair voor recht te verklaren dat de bij verstek toegewezen vorderingen alsnog als zijnde ongegrond en/of onbewezen worden afgewezen, of dat [geopposeerde] niet-ontvankelijk wordt verklaard. Subsidiair vordert hij dat het verstekvonnis van 10 mei 2023 buiten effect te stellen en meer subsidiair voor zover [opposant] wordt veroordeeld enig bedrag aan [geopposeerde] te betalen, [geopposeerde] te veroordelen om de auto aan [opposant] terug te leveren, met veroordeling van [geopposeerde] in de proceskosten.

5.De standpunten van partijen

5.1.
[geopposeerde] heeft aan de inleidende dagvaarding ten grondslag gelegd dat zij een tweedehands auto heeft gekocht van het voormalige autobedrijf van [opposant] voor een bedrag van € 5.000,00 en verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar de aankoopnota. Na enkele dagen was de motor defect van de auto en is zij teruggegaan naar [opposant] . Vervolgens is het defect gerepareerd en heeft zij de auto weer meegenomen. Enkele weken later vertoonde de auto opnieuw een defect. [opposant] was niet bereid om de auto kosteloos te herstellen waarna [geopposeerde] de auto door een derde na heeft laten kijken. Uit onderzoek door deze derde kwam naar voren dat het lampje van het motormanagementsysteem op het dashboard was uitgeschakeld. Ook zijn er talloze fouten waargenomen. [geopposeerde] betwist doelbewust de motor te hebben vernield. [opposant] was weliswaar bereid om het gebrek te verhelpen, maar niet kosteloos. [geopposeerde] zou de kosten van de te vervangen onderdelen moeten betalen, een bedrag van rond de € 170,00 of € 200,00. Naar het oordeel van [geopposeerde] heeft zij het gebrek ontdekt binnen zes maanden na aankoop van de auto en heeft zij om die reden recht op kosteloos herstel van het gebrek. Omdat [opposant] hier niet toe over is gegaan is sprake van een zogenoemde ‘non-conforme’ auto en heeft [geopposeerde] in de brief van 20 december 2022 de koopovereenkomst ontbonden en het aankoopbedrag teruggevorderd.
5.2.
[opposant] voert verweer. Zo betwist hij allereerst dat een bedrag van € 5.000,00 voor de auto is betaald. Er is slechts € 2.500,00 betaald en er was geen sprake van een inruilbedrag dat op het aankoopbedrag in mindering strekte. [opposant] erkent dat er problemen waren met de motor van de auto en die heeft hij vervolgens ook weer in orde gemaakt. Vervolgens heeft [opposant] maandenlang niets gehoord van [geopposeerde] , tot hij een filmpje ontving van de ronkende motor terwijl alle waarschuwingslampen op het dashboard brandden. [opposant] stelt dat [geopposeerde] de motor is blijven starten, nadat de waarschuwingslampen brandden en het overduidelijk was dat de motor vloeistoffen miste. Zij heeft dan ook bewust de motor vernield en daarom komen de gevolgen daarvan voor haar rekening en risico. Van [opposant] kan om die reden niet verwacht worden dat hij kosteloos overgaat tot herstel van het gebrek. Bovendien is een garantietermijn van drie maanden afgesproken en heeft het tweede gebrek zich pas na de drie maanden voorgedaan of heeft [geopposeerde] dat gebrek pas na drie maanden aan [opposant] kenbaar gemaakt. [opposant] concludeert dan ook dat geen sprake is van ‘non-conformiteit’. Tot slot maakt [opposant] kenbaar dat hij in een financieel slechte situatie verkeert en hij ook niet draagkrachtig genoeg is om bij een eventuele veroordeling een bedrag van € 5.000,00 te betalen aan [geopposeerde] .
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

6.Hoe de kantonrechter oordeelt

Tijdig in verzet
6.1.
Niet is gebleken dat [opposant] te laat in verzet is gekomen, zodat de kantonrechter [opposant] ontvankelijk acht in het verzet.
Aankoopbedrag van de auto
6.2.
Tussen partijen is in geschil wat het aankoopbedrag van de auto was die [geopposeerde] van [opposant] heeft gekocht. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende vast komen te staan dat tussen partijen een bedrag van € 5.000,00 is afgesproken en dat dit bedrag ook door [geopposeerde] is betaald op basis van de door partijen overgelegde stukken en uit wat ter zitting is besproken. Zo heeft [geopposeerde] op de zitting onweersproken gesteld dat zij voor het inruilen van haar oude auto een bedrag van € 800,00 kreeg. Uit de door [geopposeerde] overgelegde productie 1 bij inleidende dagvaarding volgt dat door haar een bedrag van € 500,00 is betaald aan voorschot en dat daardoor een bedrag van € 3.700,00 resteerde. Op deze nota staat zowel een stempel als handtekening van [bedrijf van opposant] vermeld. [opposant] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de auto niet voor een bedrag van € 5.000,00 is verkocht aan [geopposeerde] en dat dit bedrag niet (volledig) door haar is betaald.
Non-conformiteit
6.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de koop van de auto door [geopposeerde] een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW betreft. Op grond van artikel 7:17 BW geldt dat de zaak op het moment van levering de eigenschappen dient te bezitten die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. In het geval dat een (tweedehands) auto wordt gekocht om daarmee, naar verkoper bekend is, aan het verkeer deel te nemen, beantwoordt de auto niet aan de overeenkomst, indien gebruik van de auto een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert en het gebrek niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld. Verder heeft in geval van een consumentenovereenkomst op grond van artikel 7:18 lid 2 (oud) BW te gelden dat als de afwijking van wat is overeengekomen zich binnen een termijn van zes maanden openbaart, wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord.
6.4.
[opposant] was op de hoogte dat [geopposeerde] met de auto aan het verkeer zou deelnemen. Vast is komen te staan dat [geopposeerde] op de derde dag tijdens het rijden een rode lamp zag branden op het dashboard en rook uit de achterkant van de auto zag komen. De pechhulp is gebeld, de auto is weggetakeld en naar de garage gebracht. [opposant] heeft het gebrek verholpen door een nieuwe motor in de auto te plaatsen. Vervolgens is tussen partijen in geschil wanneer het tweede gebrek zich heeft voorgedaan. [geopposeerde] stelt dat dit binnen drie maanden na aankoop van de auto was en zij dit ook direct heeft gemeld bij [opposant] . De zoon van [opposant] , die naar het gebrek zou kijken was op dat moment op vakantie en zou enkele weken later weer aanwezig zijn. [geopposeerde] stelt dat de garage vervolgens dicht bleek te zijn. Het voorgaande is door [opposant] onvoldoende gemotiveerd weersproken.
6.5.
Weliswaar heeft [opposant] gesteld dat er slechts een garantie van drie maanden gold voor de auto, maar dit blijkt nergens uit en is ook niet nader met stukken onderbouwd. Omdat vast is komen te staan dat het tweede gebrek zich binnen zes maanden na levering heeft geopenbaard, wordt vermoed dat het gebrek bij de koop van de auto al aanwezig was.
[opposant] heeft ter zitting ook erkend dat een tweede gebrek aan de auto is ontstaan. Hij was bereid om ook dit gebrek aan de auto te herstellen, echter niet kosteloos omdat [geopposeerde] naar het oordeel van [opposant] is blijven rijden met de auto ondanks brandende waarschuwingslampen op het dashboard. Zij heeft hierdoor zelf het gebrek veroorzaakt of verergerd. [geopposeerde] zou daarom een bedrag van rond de € 170,00 of € 200,00 moeten betalen voor het te vervangen onderdeel waarna [opposant] dit verder kosteloos zou monteren/vervangen.
6.6.
Gelet op wat hiervoor is overwogen concludeert de kantonrechter dat sprake is van ‘non-conformiteit’ van de auto. Dit betekent dat de auto bij aflevering niet beantwoordde aan de overeenkomst. Het verweer van [opposant] dat de auto met een garantie van drie maanden is verkocht, wat daar ook van zij, maakt dit niet anders. Ook als er voor slechts een korte periode garantie zou zijn gegeven mag [geopposeerde] verwachten dat zij met de auto kan rijden en geldt dat [opposant] op grond van de wet een auto moet leveren die aan de overeenkomst beantwoordt. Daaraan heeft [opposant] niet voldaan. Weliswaar heeft [geopposeerde] een onderzoeksplicht, maar zij mocht ervan uitgaan dat de auto voor normaal gebruik geschikt was, dus dat ze met de auto veilig de weg op kan. Mede gelet op de prijs die zij heeft betaald en op het feit dat [opposant] een professionele handelaar was in tweedehands auto’s en reparaties van personenauto’s, hoefde zij niet te verwachten dat de auto niet zou voldoen aan deze eis.
Buitengerechtelijke ontbinding
6.7.
Omdat hiervoor is vastgesteld dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst, had [geopposeerde] op grond van artikel 7:21 BW in beginsel recht op kosteloos herstel van de auto. [geopposeerde] heeft [opposant] voldoende in de gelegenheid gesteld om tot herstel over te gaan. Zij heeft onweersproken gesteld dat de zoon van [opposant] , die naar het gebrek zou kijken enkele weken op vakantie was en dat het haar vervolgens niet meer lukte om met [opposant] in contact te komen. Bovendien staat vast dat het bedrijf per 3 oktober 2022 is opgeheven waardoor [opposant] ook feitelijk niet meer over kon gaan tot herstel van de auto. Omdat [opposant] geen kosteloos herstel heeft aangeboden is hij daarmee in verzuim komen te verkeren. Dit gaf [geopposeerde] op grond van artikel 7:22 BW het recht om de overeenkomst te ontbinden, zoals zij bij brief van 20 december 2022 heeft gedaan.
6.8.
Als gevolg van de ontbinding bestaat voor partijen de verplichting tot ongedaanmaking van de door hen ontvangen prestaties. Dit betekent dat [geopposeerde] de auto dient terug te geven aan [opposant] en dat [opposant] de koopprijs aan [geopposeerde] dient terug te betalen. Het door [geopposeerde] gevorderde bedrag van € 5.000,00 wordt dan ook toegewezen.
6.9.
Het voorgaande betekent dat het verstekvonnis van 10 mei 2024 met zaaknummer 10449761 CV EXPL 23-1372 wordt bekrachtigd.
Wettelijke rente
6.10.
De gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 5.000,00 vanaf 3 januari 2023 tot aan de dag van volledige voldoening wordt als op de wet gegrond ook toegewezen.
Proceskosten
6.11.
[opposant] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in de verzetzaak betalen. De proceskosten van [geopposeerde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
542,00
(2,00 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
677,00

7.De beslissing

De kantonrechter
7.1.
bekrachtigt het vonnis van 10 mei 2023 van de kantonrechter te Tilburg, gewezen onder zaaknummer 10449761 CV EXPL 23-1372.
7.2.
veroordeelt [opposant] in de proceskosten in de verzetzaak van € 677,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [opposant] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
7.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.