ECLI:NL:RBZWB:2024:6502

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
10868649 CV EXPL 24-99 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding in verband met gebrekkig schilderwerk en proceskosten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 21 augustus 2024 een eindvonnis uitgesproken in de civiele procedure tussen eisers, vertegenwoordigd door Stichting Rechtsbijstand ZLM, en gedaagde, vertegenwoordigd door Anker Rechtshulp B.V. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding van eisers in verband met gebrekkig uitgevoerd schilderwerk door gedaagde. In het tussenvonnis van 26 juni 2024 werd vastgesteld dat het schilderwerk opnieuw uitgevoerd moest worden, en dat beide partijen gespecificeerde offertes moesten overleggen. Eisers hebben echter geen gespecificeerde offerte van het eerder genoemde bedrijf overgelegd, maar een aangepaste offerte van een ander bedrijf, wat door gedaagde werd betwist. De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van eis door eisers niet was toegestaan, omdat dit in strijd was met de goede procesorde. De kantonrechter heeft de schade begroot op € 4.510,00, na aftrek van een bedrag voor niet-onderbouwde schadeposten. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 576,00 toegewezen, evenals proceskosten van € 1.364,15, die gedaagde dient te betalen. De wettelijke rente over de toegewezen bedragen is vanaf 4 augustus 2023 verschuldigd tot aan de dag van volledige betaling.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10868649 \ CV EXPL 24-99
Vonnis van 21 augustus 2024
in de zaak van

1.[eiser] ,

te [plaats 1] ,
2.
[eiseres],
te [plaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: Stichting Rechtsbijstand ZLM,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijf van gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: Anker Rechtshulp B.V.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 juni 2024
- de akte uitlaten herstelkosten tevens wijziging van eis van [eisers] met één productie
- de akte uitlaten van [gedaagde] met één productie
- de antwoordakte van [eisers] met twee producties
- de antwoordakte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 26 juni 2024 heeft de kantonrechter onder 4.5 geconcludeerd dat door [eisers] voldoende is onderbouwd dat het voor het herstel van de gebreken noodzakelijk is dat het door [gedaagde] uitgevoerde schilderwerk opnieuw wordt uitgevoerd en dat niet kan worden volstaan met plaatselijk herstel. In het kader van de begroting van de schade heeft de kantonrechter verder bepaald dat beide partijen gelijktijdig een akte dienden te nemen waarbij [eisers] een gespecificeerde offerte van [bedrijf 1] dienden te overleggen, voorzien van een toelichting, en dat [gedaagde] haar eigen offerte diende te specificeren en voorzien van een nadere toelichting. Vervolgens dienden beide partijen gelijktijdig een antwoordakte te nemen om op elkaars akte te reageren.
2.2.
Door [eisers] is geen gespecificeerde offerte van [bedrijf 1] overgelegd, maar een specificatie bij de al eerder (en opnieuw) overgelegde offerte van [bedrijf 2] . Ook heeft zij een vermeerdering van eis gedaan. Zij vordert nu een bedrag van € 5.785,00 aan schadevergoeding in plaats van het bij dagvaarding gevorderde bedrag van € 4.810,00, wat zij baseert op de hoogte van de geoffreerde herstelkosten van [bedrijf 2] . Die zijn aanzienlijk hoger dan de herstelkosten die [bedrijf 1] heeft geoffreerd.
2.3.
[gedaagde] maakt bezwaar tegen de vermeerdering van eis, omdat [eisers] tijdens de mondelinge behandeling expliciet kenbaar hebben gemaakt de offerte van [bedrijf 1] als uitgangspunt te nemen en hun eis niet te vermeerderen. [gedaagde] voert ook inhoudelijk verweer tegen de offerte van [bedrijf 2] en heeft zelf een gespecificeerde offerte van [bedrijf 3] overgelegd.
Vermeerdering van eis
2.4.
De kantonrechter overweegt dat een wijziging van eis in beginsel is toegestaan. [eisers] baseren hun vermeerdering van eis echter op een offerte van [bedrijf 2] , die zij ook al voor de mondelinge behandeling hebben ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling hebben zij verklaard dat zij hun eis ondanks die hogere offerte niet zullen wijzigen. Dat zij nu, zonder toelichting, de eis alsnog wijzigen, acht de kantonrechter in strijd met de goede procesorde omdat vanwege hun eerdere proceskeuze op de mondelinge behandeling over dit onderwerp geen debat heeft plaatsgevonden. Daarom staat de kantonrechter deze wijziging van eis niet toe.
Omvang van de schade en de hoogte van de schadevergoeding
2.5.
De kantonrechter komt nu toe aan de begroting van de schade. In de wet [1] staat dat de schade moet worden begroot op de wijze die het best past bij de aard van de schade en dat zij wordt geschat als de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. De rechter heeft hierbij een grote mate van vrijheid.
De kantonrechter merkt allereerst op dat beide partijen niet hebben voldaan aan wat in het tussenvonnis van hen werd gevraagd. Zo hebben [eisers] geen gespecificeerde offerte van [bedrijf 1] overgelegd en heeft [gedaagde] haar eigen offerte niet gespecificeerd.
2.6.
Voor zover [gedaagde] bij akte heeft aangevoerd dat kan worden volstaan met plaatselijk herstel van de gebreken en dat niet al het schilderwerk opnieuw hoeft te worden uitgevoerd, wordt dit door de kantonrechter gepasseerd. In het tussenvonnis van 26 juni 2024 is in overweging 4.5 namelijk al geoordeeld dat het gehele schilderwerk opnieuw moet worden gedaan. Voor zover haar argumenten anders of specifieker zijn dan eerder door haar is aangevoerd, is dit te laat: het debat hierover heeft al plaatsgevonden en er is al over geoordeeld.
2.7.
Hoewel zowel door [eisers] als door [gedaagde] niet de gevraagde gespecificeerde offerte is overgelegd, geeft de door [eisers] overgelegde toelichting wel inzicht in materiaalkosten, te werken uren en uurloon. [gedaagde] heeft slechts een onderbouwing van een, kennelijk aangepaste, offerte van [bedrijf 3] overgelegd, wat niet was gevraagd. [gedaagde] heeft nagelaten kenbaar te maken wat haar eigen uurtarief was, hoeveel uren zij had begroot en welke materiaalkosten zij had begroot. Weliswaar volgt uit de gespecificeerde offerte van [bedrijf 3] wat zijn uurtarief is, hoeveel uren hij inschat en wat aan materiaalkosten wordt gerekend, echter [bedrijf 3] gaat uit van gedeeltelijk herstel van het schilderwerk en niet van volledig herstel. Daarmee is deze nadere onderbouwing dan ook zeer beperkt relevant.
2.8.
[eisers] hebben met de overgelegde factuur voldoende onderbouwd hoeveel uren nodig zijn voor volledig herstel, namelijk zestig uren. [gedaagde] heeft dat aantal niet betwist. Ook voor de materiaalkosten geldt dat [gedaagde] hiertegen onvoldoende specifiek verweer heeft gevoerd. Ten aanzien van het uurtarief voert [gedaagde] aan dat het uurtarief van [bedrijf 2] (€ 64,50) aanzienlijk hoger is dan het uurtarief van [gedaagde] zelf (zonder dit te specificeren) en [bedrijf 3] (€ 40,00), en dit tarief daarmee in een geheel andere prijsklasse ligt. Daarover oordeelt de kantonrechter het volgende.
2.9.
De kantonrechter neem de offerte van [bedrijf 1] als vertrekpunt voor de begroting van de schade, nu de wijziging van eis is afgewezen en de offerte van [bedrijf 1] aan de ongewijzigde eis ten grondslag lag. Dit betreft een totaalbedrag van € 4.810,00 (incl. btw). Uit de offerte van [bedrijf 2] volgt zij een bedrag van € 1.566,70 incl. btw aan diverse materiaalkosten, opname kosten en onvoorzien rekent. Indien dit bedrag van het offertebedrag van [bedrijf 1] wordt afgetrokken, resteert een bedrag van € 3.243,30. Omdat door [eisers] voldoende is onderbouwd en door [gedaagde] onvoldoende is betwist, dat zestig uur voor de werkzaamheden redelijk is, neemt de kantonrechter dit aantal uur als uitgangspunt. Het laatstgenoemde bedrag van € 3.243,30 ziet dan op de arbeidskosten, wat met een tijdsbesteding van 60 uren resulteert in een uurtarief van € 54,06 inclusief btw. De kantonrechter acht dit een niet onredelijk hoog uurtarief. Daarbij is van belang dat [gedaagde] geen inzicht in haar eigen uurtarief heeft gegeven. Dit betekent dat de kantonrechter de schade vooralsnog begroot op een bedrag van € 4.810,00, behoudens het navolgende.
Hemelwaterafvoer en neuslatten/glaslatten
2.10.
[gedaagde] heeft ten aanzien van het rapport van [bedrijf 4] inhoudelijk verweer gevoerd over de hemelwaterafvoer en de neuslatten/glaslatten. In het tussenvonnis van 26 juni 2024 is daarover nog geen oordeel gegeven. Met [eisers] is de kantonrechter van oordeel dat het ter voorkoming van kleurverschil van belang is dat ook de hemelwaterafvoer opnieuw wordt geschilderd. De vraag of dit al dan niet onderdeel was van de oorspronkelijke overeenkomst kan daarbij in het midden blijven omdat vast staat dat het door de tekortkoming aan het schilderwerk opnieuw uitgevoerd moet worden.
2.11.
De kantonrechter is wel met [gedaagde] van oordeel dat niet is gebleken dat het verwijderen van glaslatten en het plaatsen van neuslatten onderdeel was van de overeenkomst tussen partijen. [gedaagde] zou alleen de “niet intakte beglazing kit verwijderen en vervangen”. Door [eisers] is bovendien onvoldoende onderbouwd dat er een gebrek is ten aanzien van de glaslatten/neuslatten. Het rapport van [bedrijf 4] stelt weliswaar dat de glaslatten ondeugdeljik zijn, maar wat eraan mankeert en of dit te maken heeft met het uitgevoerde schilderwerk is niet toegelicht. Deze werkzaamheden komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Gelet op het aantal ramen schat de kantonrechter de kosten voor dit onderdeel op € 300,00. Dit bedrag dient dan ook in mindering te strekken op het bedrag van € 4.810,00.
Conclusie
2.12.
Al het voorgaande betekent dat een bedrag van € 4.510,00 incl. btw zal worden toegewezen aan schadevergoeding. De gevorderde rente zal over dit bedrag worden toegewezen vanaf 4 augustus 2023 tot aan de dag van volledige betaling, zoals is gevorderd en niet is betwist.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.13.
[eisers] vorderen ook een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten dient te worden aangepast aan het toe te wijzen bedrag van € 4.510,00. Dit betekent dat een bedrag van € 576,00 wordt toegewezen.
Proceskosten
2.14.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
133,65
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
847,50
(2,50 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.364,15

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van
€ 4.510,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 augustus 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van
€ 576,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.364,15, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot en met de dag van volledige betaling en de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek